ADe 51 155, Leiden, 3 Augustus 1877. Wij hebben de eer uwe vergadering mede te deelen dat bij ons college geen bezwaar bestaat tegen de goedkeuring van de door Burg. en Wetli. voorgedragen ontheffing, sedert 1 Januari 1877, van het te Leiden betaald wordend padgeld ten behoeve van de op deze gemeente varende schippers Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz. N®. 150. Leiden, 31 Juli 1877. Reeds meermalen is de wenschelijkheid betoogd dat voor de kinderen uit andere gemeenten die de openbare lagere scholen alhier bezoekendoor de betrokken gemeenten eene bijdrage zoude worden geleverd in verhoudin« tot de kosten van het onderwijs. Wij hebben deze zaak in gezette overweging genomen, en zijn dan ook met comroissien uit de collegiën van Dagelijksch Bestuur van de drie onl iggende gemeenten LeiderdorpZoeterwoude en Oegstgeest ter zake in over leg getreden. Allen waren met ons overtuigd dat de billijkheid vordert dat naar evenredigheid van het aantal schoolgaande kinderen uit die gemeenten in de kosten van liet onderwijs worde bijgedragenzoodat de zaak in de gemeenteraden van de genoemde gemeenten is aanhangig gemaakt. Wij hebben gemeend dat eene dergelijke bijdrage alleen zoude moeten worden gevorderd voor de kinderen die de scholen voor on- en minvermo genden bezoeken, vermits de scholen voor voorbereidend en meer uitgebreid lager onderwijs slechts door een zeer gering getal kinderen uit andere ge meenten worden bezocht, zoodat ten aanzien van deze laatste scholen de kosten daardoor niet worden verhoogd. Mocht evenwel in deze de toestand veranderen dan zoude een voorstel moeten worden ingediend om den maatregel ook op deze scholen toe te passen. Blijkens eene door ons gemaakte berekening bedragen de kosten van eene school voor 600 kinderen, ongeveer f 15000, na aftrek van de schoolgel- den en daaronder is begrepen eene som van 2000 voor rente van de aanlegkostenberekend ad f 40000. Voor elk schoolgaand kind zoude der- halve moeten worden voldaan f 25 per jaar. De gemeenteraden van Zoeterwoude en Leiderdorp zijn evenwel slechts bereid tot eene bijdrage van 10 per kind, terwijl de gemeenteraad van Oegstgeest heeft besloten met te treden in bet door ons gedaan voorstel op grond dat de openbare school dier gemeente bijna het middelpunt is' de wegen die van de verschillende deelen tot haar voeren, kunstwegen zijn het verste punt van haar verwijderd, ruim een half uur gaans is, en weldra een nieuw schoollokaal zal verrijzenwaarin plaats is voor allen en er bovendien kinderen uit die gemeenten de scholen voor minvermogenden al- "èrekend en0uders n'et tot de minvermogenden kunnen worden Wat de vaststelling van het bedrag betreft, meenen wij, dat. wanneer wordt besloten dat van de betrokken gemeenten eene bijdrage zal worden gevorderddie bijdrage dan ook moet worden vastgesteld op het bedrag van de werkelijke kosten en dat bezwaarlijk met eene mindere som genoegen kan worden genomen, gelijk door de gemeenteraden van Zoeter woude en Leiderdorp wordt voorgesteld. Wij geven uwe vergadering alsnu in overweging om te bepalen dat, met ingang van 1 Januari 1878, geene kinderen uit de gemeenten Oegstgeest, Leiderdorp en Zoeterwoude op de openbare scholen voor on- en minvermo genden zullen worden toegelaten, tenzij de besturen van genoemde gemeen ten zich bereid verklaren aan de gemeente uit te betalen eene som van 25 per jaar en per schoolgaand kind. De gevoerde correspondentie ligt met de berekening der kosten in de leeskamer ter inzage van de leden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°w"ft7' Leiden, 6 Augustus 1877. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen een rapport van de Commissie van Fabricage, houdende voorstel tot wijziging van het tarief voor het gebruik der Gehoorzaal, alsmede de concept-voor- waarden voor de verpachting van het bufiet, rnet voorstel om tot vaststelling van het tarief en van de voorwaarden van verpachting over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 1 Augustus 1877. Voo'r de aanstaande verpachting der Stads-Gehoorzaal is het noodzakelijk een,ge «Wig te brengen in het tarief, vastgesteld bij Raadsbesluit van 12 September 1872, ten aanzien van hetgeen voor verwarming en verpach ting aan den cot.cicrge wordt betaald. De vermindering der prijzen van het gas en van de steenkolen maakt het noodig, dat het tarief aldus worde veranderd of gewijzigd. Vir warming. Voor elke kachel per vergadering: in de zaal n°. 1f 1,50 2l._ "3l. in den corridor1, Den geheelen dag: in de zaal n°. 1f 2. «21.50 "81.50 in den corridori. bij gebruikmaking van één of meerdere kachels in de groote zaal n°. 1 is men verplicht ook een gelijk getal in den corridor mede te doen verwarmen. Verlichting. De prijs van het verbruikte gas wordt berekend naar de hoeveelheid vol gens de afzonderlijke gasmeters te bepalen. Voor het houden van partijen of diners, wanneer levering der benoodigd- heden geschiedt buiten den concierge, te diens beboeve: in de groote zaal n®. 1 30. bovenzaal 220. benedenzaal 315. Ino. stokken 1877. waaronder het gebruik van keuken en de levering van water, naar verkie- zing is begrepen. Tot toelichting van laatstbedoelde wijziging kan strekken dat daarmede wordt weggenomen een opgerezen twijfel of ook behalve aan particulieren het houden van buffet zou kunnen worden vergund aan koffiehuis- of loge menthouders, die den pachter in zijne betrekking mochten benadeelt!, terwijl al,een beuoeld wordt het geven van maaltijden door particulieren, met behulp van koks en bedienden. Voorwaarden der verpachting van het hujjel in de Stads-Gehoor- of Concertzaal te Leiden. Art. 1. De voordeden die onder de verpachting zijn bedoeld bestaan in a. bet kosteloos bewonen der vertrekken, voor den concierge en zijn gezin ingericht; J b. het gebruik van de koffiekamer als zoodanig, wanneer een of meer der zalen verhuurd zijn, alsmede van den kelder en de provisiekamer enz.; c. het leveren van ververschingen en verdere benoodigheden bij het ge- bruik der lokalen. J 6 Art. 2. De pachter is verplicht: het gebouw zelf te bewonen, tenzij hij in zijne plaats een ander stelt, mits onder goedkeuring van Burg. en Weth.welke persoon alsdan aan dezelide verplichtingen zal onderworpen zijn als de pachter; de koffiekamer van het noodige en in vorm en deugdelijkheid passend ameublement te voorzien, onder goedkeuring van Burg. en Weth.- c. steeds voorbanden te hebben de benoodigde ververschingen en zich in de berekening der prijzen stiptelijk te houden aan het daarvoor door Burg. en Weth. goedgekeurd tarief; d. zorg te dragen voor het behoorlijk bewaken, sluiten, luchten schoon- houden en in orde brengen der lokalen en van de portalen, gangen en trappen, zullende echter eenmaal 'sjaars het gebouw, met uitzondering van de door den pachter bewoonde vertrekken, voor rekening der gemeente worden schoongemaakt; e. te zorgen voor eene behoorlijke verlichting van het portaal bij den achteringangr J f. te vergoeden alle kosten van beschadiging der lokalen portalen gangen en trappen enz. voor zooverre zulks aan gebrek van voorzorgaan onacht zaamheid of nalatigheid van den pachter is te wijten, ter beoordeeling der hersteldSle ^et beschadigde zal van gemeentewege worden Art. 3. Wanneer aan bet gebouw, hetzij van binnen, hetzij van buiten, eenige schade mocht worden toegebracht, of de gasinrichting of het ameu blement herstelling of onderzoek vorderen, geeft bij daarvan onmiddellijk kennis aan den Voorzitter der Commissie van Fabricage. Art. 4. Aan den pachter is de zorg en het toezicht opgedragen van het ameuMement aan de gemeente toebehoorende; wanneer daaraan iets be schadigd is of ontbreekt, geeft hij daarvan kennis aan den gemeente-architect. Art. 5. Bij het aanvaarden zijner betrekking wordt hem een inventaris gegeven, die door hem wordt onderteekend; bij verandering van meubilair zal de inventaris dienovereenkomstig worden gewijzigd. Art. 6. Het gebruik van de Stads-Gehoor- of Concertzaal wordt vergund alleen op schriftelijk bewijs van den Burgemeester of die hem vervangt, en met inachtneming van de voorschriften en bepalingen door Bur<*. en Weth. vastgesteld of nader vast te stellen. 'Zonder zoodanig bewijs mlg de pachter niemand het gebruik van eenig lokaal verleenen op verbeurte van eene boete ten bedrage van het dubbele van de verschuldigde zaalhuur. Art. 7. De pachter zal boven en behalve hetgeen bij de vastgestelde tarieven voor bediening, verwarming, verlichting en ververschingen is toe gelegd, niets anders in rekening mogen brengen, dan eene kleine vergoedin" voor het bewaren van kleedingstukken. B i ?°°l uu6t j1'01"!6" Va!' partijen het 8even tan dine«kan hij roet de belanghebbenden de noodige schikkingen maken, mits daardoor geen hinder of bemoeilijking worde toegebracht aan de gebruikers van andere lokalen Art. 8. Ue pachter neemt voor zijne rekening alle personeele lasten die door bet Rijk worden geheven, voor de bewoning der Stads-Gehoor- ot Loncertzaal en de uitoefening van zijn bedrijf. Art. 9 Hij is verplicht in het gebouw te zijn en te blijven, zoolang van een der lokalen wordt gebruik gemaakt. Art. 10. Hij zorgt voor het tijdig in orde brengen der lokalen, voor be aanleggen der kachels, het aansteken der lichten en verder voor de behoorlijke bediening van inrichtingen of personen aan wie het gebruik der lokalen is toegestaan. Voor de bediening kan hij, onder zijne verantwoor- delijkheid, personen in dienst stellen. Art. 11. Hij bewaart op een door Burg. en Weth. aangegeven plaals de sleutels van het gebouw en van alle vertrekken en geeft die aan niemand anders dan aan de rechthebbenden af. a e,0® ve,rPachtinK geschiedt voor den tijd van tien jareningaande den loden September 1877 en eindigende den l4den September 1887. Art. 13. De betaling der pacht moet plaats hebben bij vooruitbetaling op den eersten werkdag van elk kwartaal ten kantore van den gemeente- ontvanger. 6 Art. 14, De verpachting heeft plaats bij inschrijving, waartoe behoorlijk gezegelde inschri)vingsbiljettendoor de gegadigden geteekendmoeten worden ingediend en waarvan de opening geschiedt in tegenwoordigheid oer inschrijvers, die zulks verkiezen. Art. 15. De verpachters behouden zich het recht voor: 1° om de pacht te gunnen aan den inschrijver, die naar hun oordeel de meeste waarborgen bezitvoor eene behoorlijke bediening en eene gewenschte vervulling der plichten die hem zijn opgelegd, zonder rekenschap te geven van hunne keuze; 2-° .om de paebt te doen eindigenzoodra en wanneer hun mocht blijken dat de pachter in gebreke blijft met de stipte en getrouwe vervulling van' een of meer der voorwaarden van deze verpachting, ter hunner beoordeeling. Vastgesteld enz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 1