50 derwijs juist dezelfde indeeling der leerlingen plaats had, als bij de klassen der hoogere burgerschoolhet zou kunnen gebeuren dat voor leerlingen in verschillende klassen der school geplaatstop hetzelfde uur godsdienstig onderwijs wordt verlangd; daarom zou het wellicht overweging verdienen het vrije uur voor de beide parallel-aideelingen eener klasse op hetzelfde uur te stellendaar die leerlingen het minst in leeftijd verschillen en er dus inder daad kans is, dat voor sommigen van hen hetzelfde uur voor godsdienstig onderwijs wordt verlangd. In allen gevalle zou het wenschelijk zijn dat de directeur door uwe ver gadering werd uitgenoodigd in den loop van den winter een onderzoek in te stellenhoeveel en welke leerlingen inderdaad op het daarvoor bestemde uur godsdienstig onderwijs ontvangenen den uitslag daarvan aan u mede te deelenalsdan zal blijken of inderdaad de maatregel aan het doel be antwoordt. Wat betreft de wijziging, die hierdoor in het programma zou moeten worden gemaakt, zoo heb ik er geen bedenking tegen dat in de 1ste klasse één uur handteekenenin de 2de klasse één uur lijnteekenen en in de 3de één uur boekhouden zou wegvallen. Het wegvallen van de beide laatst- gemelde uren, ja zelts van het geheele lijnteekeaen in de 2de klasse zou, afgescheiden vau deze zaak, mijns inziens eene verbetering in het programma zijnwaaropeven als op enkele andere wijzigingenreeds meermalendoch steeds te vergeefs, door mij is aangedrongen. Eindelijk zie ik er geen noodzakelijkheid toe, dat reeds nu in het regle ment zelf eene bepaling wordt opgenomen zooals de adressanten wenschen eene proefneming komt ook mij het best voor. In hoeverre de zaak door de Commissie van toezicht zelve huishoudelijk kan worden geregeld durf ik niet beslissen; dit zou, als ik mij niet bedrieg, alleen dan kunnen geschie den, indien zij werd beschouwd als behoorenile tot het «-vaststellen van het programma," hetwelk door art. 8 van het reglement van 25 Aug. 1864, hoewel geen daad van toezicht maar van beheer zijnde, aan de Commissie wordt opgedragen. Het geldt hier een beginsel dat, zooals adressanten terecht hebben ingezien, door den Gemeenteraad moet worden uitgemaakt, en waarvan derhalve de uitvoering aan het Dagelijksch Bestuur behoort. De Inspecteur van het middelbaar onderwijs, Steyn Parvé. Aan lleeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Leiden 16 Juli 1877. Aangaande het bij den Gemeenteraad ingediende adres van eenige ouders en voogden ten einde in de verordening op de instellingen voor hoogcr en middelbaar onderwijs op te nemen de bepaling, «-dat door den rector van het gymnasium en den directeur der hoogere burgerschool voor elke klasse en paralelklasse één uur uit den schooltijd in de week worde aangewezen, ter beschikking van het godsdienstonderwijs, heeft de Commissie van toe zicht op de scholen voor middelbaar onderwijs alhier, de eer u mede te deelendat zij van oordeel isdatin aanmerking nemende de wensche- lijkheid dat alle jongelieden in de gelegenheid worden gesteld degelijk godsdienst onderwijs te ontvangenaan het verzoek der adressanten zoo mogelijk moet worden te gemoet gekomen. De Commissie heeft dan ookwat de hoogere burgerschool betreft onderzocht in hoeverre aan het verzoek der adressanten uitvoering zoude kunnen worden gegeven en is tot het resultaat gekomen dat het bij de beide hoogste klassen niet wel doenlijk is ééu uur per week van den schooltijd af te nemenzoodat door de leerlingen dezer klassen de vrije Woensdag en Zaterdag namiddag uren voor het godsdienst onderwijs zullen moeten worden gebruikt; wat de drie laagste klassen betreft, bij dezen meent de Commissie dat aan het verzoek zoude kunnen worden voldaandaar voor de leerlingen in die klassen één uurthans voor het hand- of rechtlijnigteekenen of voor het boekhouden bestemd betrekkelijk met dc minste schade voor het onder wijs zoude kunnen worden gemist. Echter komt het de Commissie niet wenschelijk voor, voorloopig nog, een zoodanige bepaling in de verordening op de scholen voor middelbaar onderwijs op te nemen, daar zij liever, bij wijze van proefneming, voor eerst nog de zaak door de Commissie zelve huishoudelijk geregeld zag. Namens de Commissie voornoemd, P. L. Rijke, Voorzitter. N. L. J. Van Buttingha Wichers, Secretaris. Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Leiden, 18 Juli 1877. Curatoren van het gymnasium te Leiden hebben de eer u te berichten dat bij hen geene bedenkingen beslaan tegen de inwilliging van bijgaand verzoek, voor zoover betreft de Ie, 2e en 8e klasse van het gymnasium. Curatoren van het gymnasium V. d. Brandeler Voorzitter. Aan Heeren Burg. en Weth. alhier. F. YVas Secretaris. wij u verzoeken in de verordening op die beide inrichtingen voor onderwijs deze bepaling op te nemen: Door den rector van het gymnasium en den directeur van de hoogere burgerschool wordt voor elke klasse en paralelklasse een uur uit den school tijd in de week aangewezen, ter beschikking voor het godsdienstonderwijs. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 153. Leiden, 1 Augustus 1877. Wij hebben de eer uwe vergadering voor te stellen aan Mejuffrouw S. H. W. Van Goor den Oosterlinghingevolge haar hierbij gevoegd ver zoek, met ingang van 16 Augustus e. k. eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres 2de klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der lsle klasse voor meisjes. Het desbetreffend advies van de betrokken hoofdonderwijzeres wordt hierbij overgelegJ. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz. Lei-len, 16 Juli 1877. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Edel-Achtbare Heeren! De ondergeteekende S. H. W. Van Goor den Oosterlingh neemt bij dezen de vrijheid u, wegens hare benoeming tot hoofdonderwijzeres te Zwolle, tegen half Augustus eervol ontslag te vragen uit hare tegenwoordige betrekking van onderwijzeres 2de klasse aan de openbare meisjesschool lste klasse alhier. Met dringend verzoek haar het gevraagde ontslag tegen genoemden datum te verleenen. Uwe u dienstw. dienares, S. H. W. Van Goor den Oosterlingh. Leiden, 30 Juli 1877. De hoofdonderwijzeres der meisjesschool lste klasse, beeft de eer te be richten in antwoord op het bij apostille van 27 Juli 11. n°. 1535, in hare banden gesteld adres van Mejuffrouw S. H. W. Van Goor den Oosterlingh, om eervol ontslag tegen half Augustus als onderwijzeres 2de klasse aan bovengenoemde schooldat bij haar geene bezwaren bestaan tegen het ver leenen van het gevraagde ontslag tegen dén voorgestelden termijn. De hoofdonderwijzeres voornoemd Aan den Heer Burgemeester der gemeente Leiden. N°. 154. Leiden, 31 Juli 1877. In de raadszitting van 3 Mei jl. werd besloten aan den schipper op Utrecht, H. Nijkamp, ontheffing te verleenen van de betaling van het pad- geld ad f l per reis te Leiden voldaan wordende, en zulks naar aanleiding van het door genoemden schipper ingediend verzoekschrift. Volkomen dezelfde redenen bestaan er voor het nemen van eene gelijke beschikking ten aanzien van de overige schippers op Utrecht, die thans zich te dier zake mede tot uwe vergadering hebben gewendterwijl zij vroeger reeds meermalen diergelijk verzoekschrift hebben ingediend. In ons rapport van 3 April jl., n°. 59 van de Ingekomen Stukken, is dan ook bij de berekening van de vermindering der ontvangsten ter zake van de opheffing van het padgeld niet alleen in aanmerking genomen het geen door schipper Nijkamp werd betaaldmaar ook wat van de overige schippers werd geheven. Wij geven u daarom in overweging om in overeenstemming met de bovenaangehaalde beslissing ook aan deze echippers vrijstelling van de be taling van padgeld te verleenen, gerekend te zijn ingegaan met 1 Januari 1877 en alzoo het sedert dien tijd betaalde te reslitueeren. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Baad der Gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen de orulergeteekendenschip pers van Utrecht op Leiden. Dat zij zich met bescheiden aandrang tot UEd. Achtb. wenden met ver zoek om ontslagen te worden van het padgeld als een gulden per reis, even als schipper H. Nykamp ontslagen is in de zitting van den Gemeenteraad van 3 Mei 1877. Dat zij zich veroorlooven en in staat zijn om UEd. Achtb. de nadeelige ontvangsten tot op heden per nachtlijsten te kunnen toonen met een nadeelig tekort voor ruim twee honderd en vijftig gulden van af I Januari. Daar de ontvangsten in het oogloopend verminderen en de toekomst meer nadeelig voor ons zal worden door den spoorweg Woerden en Leiden. Dat zij het eigentlijk niet zijn die de onkosten van het jaagpad verhoo- gen maar wel de stoombooten die bet geheele jaagpad bederven. Dat zij zich veroorlooven op te merken van te mogen deelen in gelijke rechten als de schipper van Leiden, wijl zij toch ten allen tijden even nuttig zijn als de schipper te Leiden woonachtig. Dat zij steeds vertrouwen en steunen op het rechtschapen oordeel van den Gemeenteraad van Leiden, dringend verzoeken om ook van af l Januari 1877 ontslagen te zijn var, het jaagpadgeld. Hetwelk doende, J. H. Heyl. Utrecht, 5 Juni 1877. G. A. Maas. Wed. J. Heyl. Leiden, 39 Mei 187 7. De ondergeteekendenouders of voogden van leerlingen van het gym nasium en de hoogere burgerschool alhier, nemen de vrijheid het volgende aan uwe overweging aan te bevelen. De schooltijd aan die beide inrichtingen is zoo vastgesteld, dat er geen geschikte tijd voor het godsdienstonderwijs overblijft. Immers, tusschen 12 en 2 uren des namiddags hebben vele leerlingen muzieklessen, en zoo niet, dan mogen zij in dien tusschentijd vooral zich wel ontspannen, en zijn zij allerminst geschikt zicb met ijver en lust op het zoo belangrijk godsdienstonderwijs toe te leggen. Des avonds is de tijd evenmin gunstig te noemen. Dan moeten de leerlingen zich voorbereiden voor de lessen van den volgenden dag, en bet is niet gewenscht, dat zij een uur daar tusschen aan het godsdienstonderwijs moeten wijden. En in het algemeen komt ons het belang van dit onderwijs zoo overwegend voordat daaraan niet anders dan een der ipcer geschikte morgen- of middaguren mag toe gewijd worden. Evenmin kunnen wij on9 tevreden stellen met den Woensdag of Zaterdag namiddag. Het is immers onmogelijk in die enkele uren aan alle leerlingen godsdienstonderwijs te geven. Alleen een uur, voor elke klasse, des morgeus of namiddags door den rector van bet gymnasiumzoolang de tegenwoordige interimaire toestand duurten den directeur der hoogere burgerschool in overleg met de personen bij wie de leerlingen onderwijs ontvangen onder goedkeuring der Curatoren en der Commissie van Toezicht va9t te stellen, kan ons voldoen. Waarom Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 4