42
slist dat de winstberekening bij de gasfabriek wel goed was en heeft mij
dus niet in bel ongelijk gesteldmaar hij heeft eenvoudig door hel aan
nemen der gewijzigde nieuwe verordening verklaard dat hij geene zuivere
winstberekeniug verlangt. De Raad heei't den knoop doorgehakt door de
onzuivere toestand te wettigen en nu is daardoor de administratie nog
veel erger geworden dan ze was.
Met mijne vernieuwde poging om verbetering wensch ik den zachtst
mogeiijken weg te bewandelen. De eerste slap is hel schiijven van
deze memorie.
Tol het vorige jaar rustte de administratie op een bepaald stelsel of
beginsel, al liet de toepassing daarvan te wenschen over. Zooals men
weet betrof de quaestiedie in het vorige jaar tusschen HU Commis
sarissen en mij bestond, in het algemeen boekhouding en in het bijzonder
hoofdzakelijk de winst- en verliesrekening maar over de wijze van be
heer of administratie bestond geen verschil. Up dal punt was er tus
schen HH. Commissarissen en mij volkomen eenstemmigheid. Zij evenals
ik wenschten de bestaande wijze van administratie te behouden. Die
wijze was privaatrechtelijk en over het algemeen (ik kom nu niet in
de details) als van eene gewone fabriekszaak met hare koopmansboek
houding, kapitaalrekening, balans, fabriekrekening, winst- en verlies
rekening enz. en de gemeente trok van hare fabriek de winst.
Onder de winst is bijna 30 jaren lang niet anders verstaan dan de
winst van de gansche fabriekzaak en wat ieder koopman of fabriekant
daaronder verslaat. Ik ben overtuigd dat vóór Nov. 1876 niemand ooit
aan iets anders gedacht heeft. En zoo men de winst wil noemen het
saldo van eene rekening, dan is de eenige rekening, die alle winst- en
alle verliesposten verzamelt, en welker saldo dus de winst, zoo er in
een jaar winst behaald is of het verlies, zoo er verlies geleden is, aan
toont, de winst- en verliesrekening. Nimmer kan onder de winst van de
fabriek verslaan, bedoeld, of kan als zoodanig aangemerkt worden, het
«batig saldo of overschot" van deze of geene andere rekening. In het begin
van hel vorige jaar stelden HH. Commissarissen van de gasfabriek voor
om de verordening te herzien, lu om de tractementen van den directeur
en den boekhouder te wijzigen, en 2° om «hel begrip van zuivere winst
duidelijker te omschrijven." Hieronder kan wel niet anders verstaan en
bedoeld zijn dan de winst en wel de zuivere winst van de gasfabriek.
En geheel in overeenstemming met dat alles zeide de voorzitter van I1H.
Commissarissen nog in de vergadering van den Raad van 16 Nov des
vorigen jaars, «dat door de goedkeuring der rekening over 1875 beslist
is dat door de fabriek in dat jaar, werkelijk eene zuivere winst van
ruim 65000 behaald is
Tot in hel vorige jaar heeft dus bij de gasfabriek beslaan en gegolden
het beginsel: dat de winst van de fabriek zuiver wordt berekend, en dat
de zuivere winst van de fabriek in de gemeentekas wordt gestort.
En toch, terwijl de voorzitter van HH. Commissarissen in diezelfde
vergadering ook nog zeide: waarom zullen wij veranderen wal 28 jaren
zoo goed heeft gewerkt, neemt de Raad in de eerstvolgende vergadering,
die van 30 Nov., op voorstel van HH. Commissarissen een besluit dat
omverwerpt wal 28 jaren lang bestaan heeft, en dezellde concept veror
dening, die eerst dienen moest om het begrip van zuivere winst te ver
duidelijken, wordt op voorstel van HH. Commissarissen zelve dusdanig
veranderd aangenomen dat daardoor het beginsel van zuivere winstbereke
ning geheel over boord wordt geworpen.
Nu wordt dus niet meer de winst, nog minder de zuivere winst van
de gasfabriek berekend en in de gemeentekas gestort. De nieuwe ver
ordening laat volle vrijheid om van de gasfabriek te trekken en in de
gemeentekas te storten zoo veel als HH. Commissarissen voorstellen De
verordening zegt daaromtrent niets. Het bedrag dat de gasfabriek jaar
lijks in de gemeentekas stort mag nu voortaan dat van de werkelijke winst
overschrijden. In de laatste jaren geschiedde dit wel is waar reeds,
maar toen was het een gevolg van gebrekkige boekhouding en onjuiste
winstberekening; toen geschiedde het in strijd met den geest der veror
dening, terwijl daarentegen de nieuwe verordening het toelaat. Hierop
komt facto het verschil neêr tusschen den toestand vóór en dien na 30
November 1876.
Of nu de gasfabriek dat bedrag, als het de winst overschrijdtzal kun
nen uilkeeren, dit is een punt dat voor mij een groot bezwaar zou op
leveren, want als er meer wordt uitgekeerd dan de winst bedraagt, dan
vermindert het kapitaal. Dit staat m. i. zoo vast als een paal boven wa
ter. Ook zal de kas misschien een jaar toereikende zijnmaar zeker
niet veel langer. Er zal spoedig geen geld genoeg zijn en wal dan?
Bij HH. Commissarissen weegt dal bezwaar niet. Zij welen het te
overwinnen zooals gebleken is. In het vorige jaar was er reeds geen geld
om «de zuivere winst van ƒ65000" uit te keeren en toch kwam hel
bedrag in de gemeentekas. Maar hoe of op welke wijze zij dal bezwaar
overwonnen hebben, daarover zoo aanstonds nader.
Door de veranderde toestand van de administratie is ook verandering
gekomen in de inrichting van de rekening. Wie de laatste rekening (over
1876) vergelijkt met de voorlaatste (over 1875) zal een groot verschil
ontwaren. Op de voorlaatste komen voor een kapitaal-rekening en een
balans, waarop de gebouwen, werktuigen enz. gebracht zijn, al is hel
dan ook zonder inventaris (wat in mijn oog reeds zoo verkeerd was) en
voor een sedert 28 jaren onveranderd bedrag. Nu op de rekening over
1876 niets daarvan. Nu niet alleen ook geen inventaris, maar degebou
wenwerktuigenstraalpijpen enz. zijn niet eens vermeld. Volgens de
rekening zou men inderdaad wanen dat de gemeente Leiden gas fabri
ceert en door de geheele stad, op straat en aan de huizen, levert zon
der fabriek, zonder pijpennet, lantaarns enz. En nu natuurlijk ook geen
winst en verliesrekening (want de winst is afgeschaft, en verlies kan er
nu ook niet zijn) en daarvoor is in de plaats gekomen een Staat van
winst op de exploitatie rekening
Naar de rekening te oordeelen is de koopmansboekhouding vervangen
door eene andere. De rekening is nu niet veel meer dan eene kasreke
ning met eenige aanteekeningen, want het eenige wat daaraan toegevoegd
is, bestaat in dien staat (een woord dal beter op een bureau dan opeen
kantoor klinkt) die echter niet meer dan een kijkje in den gang der fa
briek geeft.
De rekening is onvolledig en niet duidelijk. De verordening, die waar
lijk zeer mild is in hare bepalingen omtrent de administratie, en daarin
de meeste vrijheid laat, schrijft ten minste nog voor dat bij de bereke
ning moeten worden aangeboden alle bescheiden die lol toelichting kun
nen dienen (en daaronder zou in de eerste plaats moeten behooren een
inventaris van de eigendommen); maar ook de beseheiden geven geen
voldoend licht.
De «staat van winst op de exploitatie-rekening" vermehlt een «over
schot" (zoo noemen HU. Commissarissen het saldo) van f 55.523.81. Op
voorstel van de Commissie van Financiën heeft do Raad besloten dat de
gasfabriek dat «overschot" in de gemeentekas zal storten. Is aan dat
besluit uilvoering gegeven kunnen worden? Ik betwijfel hel; althans
op 1 Jan. 1877 was dat «overschot" blijkens de rekening niet aanwezig
niet overgeschotenIk vermoed dat de kas van de gasfabriek evenmin
toereikend was om het «overschot" van ruim f 55000 in de gemeentekas
te storten als zij hel in het vorig jaar was om de «winst." van ruim ƒ65000
uit te koeren. Hll. Commissarissen vroegen toen aan de stad f 30000
omdat (volgens de toelichting die zij bij hunne aanvraag voegden) «de
kas van de fabriek niet toereikende was om de winst geheel uit te kee
ren en daaraan ruim f 20000 ontbrak." Daarop is dan ook een kapitaal
van 30000 van 'l grootboek genomen en aan de gasfabriek gegeven.
Toen kon ze de rwinst" uilkeeren. Van die f 30000 kapitaal van
'l gi ooi hoek kwam een bedrag van ruim 20000 in de gemeentekas als
«zuivere winst" van de gasfabriek. De wijze waarop HH. Commissaris
sen hel bezwaar waarop ik zoo even wees (van hel ontoereikende der
kas) weten Ie overwinnen is eenvoudig en gemakkelijk. Maar ik kan er
mij zeer slecht mede vereenigen en ik geloof ook niet dat er onder de
genen die eene liihriek onder hunne bezittingen hebben er één gevonden
zal worden die onder gewone omstandigheden met zulk eene aftekening
van «de zuivere winst" genoegen zou nemen. De gemeente Leiden was
in 1876 iu dat opzicht wel exceptioneel; althans naar mijn gevoelen
maar natuurlijk niet naar dal van de groole meerderheid van den Raad.
Het «overschot" van 1876 bedraagt ruim 55000. Op 31 December
1876 was in kas p.m. 25000. Waarin zit nu het van dal «overschot"
resteerend bediag van 30000 of. waaruil moet het gevonden worden?
Zal er nu alweer kapitaal van hel grootboek moeten komen, zoo er nog
iets over is, om dal «overschot" uit te keeren. Ik vrees van ja, alhoe
wel 11H Commissarissen nog geen geld gevraagd hebben.
Hel Reservefonds zoo heette het nog in de eerste nieuwe concept
verordening door Hll. Commissarissen in 1876 voorgesteld) heeft een
anderen naam gekregen en heel nu (in de in Nov. II. veranderde nieuwe
verordening) vernieuwings- en uitbreidingsfonds, maar in weikelijkheid is
het gebleven wat hel was, namelijk noch hel een noch hel ander. In
dien ik hel een naam moest geven, dan zou ik niet welen welken.
Hel mist zelfs een van de voornaamste vereischten van een «Ibnds"
want, althans in de laatste jaien kwam het steeds tekort in plaats van
iets te bezitten.
Dat fonds ontvangt nu even als vroeger 6 pCt. van de (eerste) kosten
van aanleg der eigendommen als gebouwen, werktuigen enz. Die 6 pCt.
woidl dus g< nomen van een zeer verouderd bedrag aal vóór ongeveer
30 jaren goed kon zijn maar nu vervallen is en dat dan ook nu niet
meer op de rekening voorkomt- Voor de percentage moest m. i. geno
men worden een bediag dat thans beleekenis heelt, en een dusdanig be
drag is als van zelf aangewezen, liet ligt voor de hand, namelijk dat
van de waarde van de thans bestaande eigendommen. Het mist eiken
redelijken grond om die 6 pCt. te nemenb. v. van de kosten van een
werktuig nat versleten is of niet meer beslaat en ze niet te nemen van
een gebouw dal pas gezel en nog nieuw is. De inkomsten die het fonds
van de fabriek trekt (de 6 pCt.) zijn tegenwoordig niet toereikende om
hel fonds in staal Ie stellen aan de bestemming die er aan gegeven
wordt Ie beantwoorden. Dit is reeds in 1873 gebleken. Toen moest de
gemeente 21000 van het grootboek nemen om liet fonds te steunen.
Later nog meer. Hel fonds had die gelden moeten terug geven, maar
dit kon liet niet. Het heeft zijne schuld niet afgelost. In 1875 betaalde
het daarvan p in. ƒ1700 rente. Volgens de rekening over 1876 is die
schuld verdwenen en heeft het fonds in dat jiar ook geen rente meer
betaald. Wal is er van die schuld geworden? Niels blijkt daarvan uit
de tekening van hel fonds. En is er werkelijk in liet geheel geene
renie meer uitbel.tald Volgens de rekening van hel fonds niet; maar
hoogst waarschijnlijk schuilt die ergens in de rekening van de gasfabriek.
Doch in de rekening moesien geene schuilhoeken zijn. Het behoorde
m. i. duidelijk uil de rekening te blijken waardoor zulke belangrijke
pusten veranderd zijn
Het fonds is wel in staal de kosten van onderhoud en herstelling te
dragen, zooals hel trouwens dan ook doel hoewel het er eigenlijk niet
voor bestemd is; de gasfabriek moest die dragen, doch wal daarvan op
de rekening van de gasfabriek komt is een betrekkelijk onbeduidend
bedrag als men den omvang der fabriek met al hare gehouwen, werk
tuigen, pijpennet, lantaarns enz. in aanmerking neemt; maar om de
kosten van vernieuwing en uitbreiding dan nog bovendien te dragen
daartoe is het op verre na niet toereikende. Bij uitbreiding van eenig
belang zal dit opnieuw blijken.
Ik zal mij nu bij deze aanmerkingen bepalen, mij voorbehoudende
om later, doch vóór de behandeling der begrooting voor 1878 waarop
het bedrag dat de gasfabriek over dat jaar in de gemeentekas zal storten
wordt geraamd of zoo noodig vroeger, op deze zaak terug te komen.
Aan den Gemeenteraad. J. Schelteiu.
Om die quaestie uit te maken stelde ik toen voor bij de gasfahrick bet Itali-
aanscbe boekhouden in te voeren, omdat dit de beste en eenvoudigste wijze van
boekhouden is en vooral omdat het zijne eigene vaste regelen heeft, waardoor dus
het geven van voorschriften voor de inrichting der boekhouding door HH. Com
missarissen zou vervallen.
2) De gasfabriek betaalde over 1875 p. m. ƒ7050 aan rente en over 1876 p. m.
ƒ8475, dus over 1876 p. m. ƒ1425 meer. Hier schuilt waarschijnlijk de rente
van het fonds, want uit de rekening van de gasfabriek blijkt niet hoe het komt
dat de gasfabriek in 1876 zooveel meer rente heeft betaald dan in 1875. Evenmin
blijkt uit die rekening hoe groot het kapitaal is dat de gemeente Leiden in de
gasfabriek heeft; mij dunkt nog al een cardinaal punt.
Zoo kwamom nog iets te noemenhoewel het van niet veel beduidenis is
sedert jaren en ook nog in 1875 op de rekening van het fonds onder de inkomsten
een posije van huishuur voor. Dit komt niet meer voor op de rekening over 1876
en ook komt daarop niet voor de opbrengst of ontvangst wegens verkoop van het
huisje. Het moet dus gesloopt zijn of aan de fabriek getrokken. Was er een inven
taris dan zou dit opgehelderd zijn.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.