4
i
N'. lift Leiden, 25 Juni 1877.
Uit de door de gemeenten Utrecht, Woerden en Delft overgelegde reke
ningen der gemeenschappelijke trekvaarten en jaagpaden en uit die van
Haarlem blijkt, dat er een tekort bestaat van f 4-751.49^-, hetwelk gevonden
moet norden uit den post: «kosten van gemeenschappelijke zakenbelangen
en inrichtingen enz." die evenwel slechts tot een bedrag van f 3500 is
uitgetrokken op de begrooting dienst 1876, zoodat daarop f 1251.49 J te
kort komt.
Ten einde daarin te voorzien stellen wij uwe vergadering voor dat bedrag
af te schrijven van den post voor onvoorziene uitgaven, waarvoor wij de
eer hebben u een staat van af- en overschrijving ter vaststelling aan te
bieden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz.
Leiden, 26 Juni 1877.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de door
Burgemeester en Wethouders voorgestelde af- en overschrijving tot dekking
van het te kort der rekening van de gemeenschappelijke jaagpaden lusschen
Utrecht, Woerden en Delft en die van de Haarlemmertrekvaart, zoodat
zij de vrijheid neemt u te raden dien staat tot het aangegeven bedrag
goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz.
N°. 117. Leiden, 25 Juni 1877.
Op bijgaand verzoek van J. C. Meysing hebben wij de eer, na overleg
met den heer voorzitter der Commissie van Fabricage, uwe vergadering voor
te stellen vergunning te geven tot het leggen van een duiker uit de Singel-
gracht, vermits daardoor kans bestaat op verbetering van den toestand van
de Si gelsloot tegenover het kruithuis, zonder nadeel voor het singelaaterj
Wij geven u in overweging om de vergunning evenwel te verleenen bij
wijze van proefneming en onder voorwaarde dat de duiker gelegd worde
met goedvinden van het Hoogheemraadschap van Kijnland onder toezicht van
den gemeente-architect en tegen betaling van het recht, bepaald bij art. 3
n°. 10 van het tarief, vastgesteld den 5den Maart 1857 en dat op de eerste
aanmaning van wege ons college de duiker worde opgeruimd en de Singel
weder in den vorigen toestand worde gebracht.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan de Edel-Achtb. Heeren Burgemeester en Wethouders en verderen
gemeenteraad der stad Leiden.
Ik ondergeteekende J. C. Meysing, woonachtig alhier, verzoek aan
UEd.-Achth, Heeren om ten mijnen koste te mogen maken een duiker door
den S-ngel, gelegen buiten de voormalige Koepoort tegenover het kruithuis
om toevoer te bekomen van versch water uit de voornoemde Singelgracht,
tot veifrissching der bewoners in mijne woonhuizen onder de gemeente Zoe-
terwoude.
't Welk doende,
Leiden 30 April 1877. J. C. Meysing.
N°. 118. Leiden, 25 Juni 1877.
Wii hebben de eer uwe vergadering voor te stellen den hulponderwijzer
L. Heyboer, met ingang van 7 Augustus e. k.eervol ontslag te verleenen
uit zijne betrekking van onderwijzer 2de klasse aan de openbare school
n°. 1 voor onvermogenden en zulks naar aanleiding van het liierbijgaand
verzoek in verband met het daarbij gevoegd advies van den hoofdonderwijzer.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Lei-Jen, 23 Juni 1877.
Edel-Achtb. Heeren
Ingevolge mijner benoeming tot hoofdonderwijzer te Scherpenisse heb ik
de eer u bij dezen beleefjelijk te verzoeken eervol ontslag te willen verlee-
leenen uit mijne tegenwoordige betrekking van onderwijzer 2de klasse en
wel tegen 7 Augustus e. k.
Intusschen heb ik de eer te zijn met de meeste hoogachting
Edel-Achtb. Heeren
Den Edel-Achtb. Baad der Uw Dw. Dienaar,
gemeente Leiden. L. Heyboer.
Leiden, 25 Juni 1877.
In antwoord op uwe apostille van 23 dezer, heb ik de eer UEd. te be
richten dat bij mij geen bezwaar bestaat tegen het verzoek van den heer
L. Heyboer, onderwijzer 2de klasse aan de openbare sehool n°. I voor on
vermogenden, om met 7 Aug. a. s. eervol ontslag uit zijne betrekking te
bekomen.
Den Heer Bnrgemeester der De Hoofdonderwijzer,
gemeente Leiden. J. YVuijster.
N#. 119. Aan den Gemeenteraad van Leiden.
De ondergeteekenden inwoners der gemeente Leiden wenschen, naar aan
leiding van het voorstel van Commissarissen der stedelijke gasfabriek om
namelijk den prijs vnn het gas te brengen van 10 op 8 ets. per kub. meter
het volgende onder uwe aandacht te brengen.
Dit voorstel van Commissarissen moet, volgens de meening van onderge
teekenden, door Uw Edel-Achtb. in gunstige overweging worden genomen,
en wel om de volgende redenen:
1°. omdat, toen de gasprijs van 12 op 10 ets. verlaagd werd, eene ver
meerdering van gebruik van 20 pCt. was te constateeren en thans als even
tueel cene vermindering van 10 op 8 ets. zoude tot stand komen die ver
meerdering eer 30 dan 20 pCt. zoude bedragen
2®. omdat door den zeer lagen prijs van het ijzer een groot gedeelte van
het publiek, dat zich nu nog van eene andere verlichting bedient, de gelegen
heid om eene goedkoope leiding te laten maken, zal aangrijpen wanneer
daarmede gepaard gaat een lager gasprijs.
3°. omdat, zoo later door onverhoopte stijging der kolenprijzen de gas-
prijzen verhoogd zouden moeten worden er zeer weinigen zouden gevonden
worden, die tot een der vroegere verlichtingsmiddelen zouden terugkomen.
4°. Omdat door een gemeente als Leidenwaar de industrie eene zoo
voorname plaats bekleedt, al het mogelijke moet gedaan worden om in de
tegenwoordige tijden van malaise het produceeren den fabriekanten zoo
gemakkelijk mogelijk te maken. Het gas toch is voor de nijverheid eene
even groote behoefte als de stoom. Bovenstaande redenen in aanmerking
iMO. STOKKEN 1877.
genomentwijfelen ondergeteekenden niet of de gemeenteraad zal met
eene groote meerderheid hare adhaesie schenken aan het voorstel van Com
missarissen der gasfabriek.
Leiden, Juni 1877. (Hier volgen de handteekeningen.)
N°. 130. Leiden, 28 Juni 1877.
W. B. A. Van Harteveldt vraagt, bij het hierbij gevoegd adres, ver
gunning voor het dempen, ter lengte van 12 meters, van de sloot voor
zijne woning aan het studentenpad.
Wij hebben geen bezwaar om uwe vergadering, op de door de Commissie
van Fabricage in het hierbij overgelegd rapport aangevoerde gronden, in
overweging te geven op de daarbij gestelde voorwaarden het verzoek toe
te staan.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Willem Bernardus Antonius
Van Harteveld wonende te Zoeterwoude op het studentenpad wijk F n°. 99
dat hij een sloot naast zijne woning wenscht te doen dempenverzoe
kende daartoe UEds. consent.
't Welk doende,
UEAchtb. Dienaar,
Zoeterwoude, 22 Mei 1877. W. B. A. Van Harteveld.
Leiden, 28 Juni 1877.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van W. B. A.
Van Harteveld te berichten, dat de sloot langs het studentenpad, van het
llaagsche veer tot de Woutcrenbrugreeds op verschillende plaatsen is
gedempt en weinig meer dan een drooge greb is geworden zoodat er geen
bezwaar bestaat tegen het verleenen der gevraagde vergunning om die ter
lengte van 12 meters te dempen vóór 's requestrants woning aldaar, onder
de gemeente Zoeterwoude gelegen, geteekend wijk F n°. 99, mits zulks
geschiedt na verkregen toestemming van het Hoogheemraadschap van Rijn
land voor zijne rekeningonder toezicht van den gemeente-architect en
onder bepaling, dat de verkregen grond eigendom dezer gemeente blijft en
daarvan zonder nadere vergunning geen gebruik wordt gemaakt.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
N°. 131. Leiden18 Juni 1877.
Had ik vroeger bedenkingen ten aanzien van de administratie van de
gasfabriek, thans, na inzage van de rekening over 1878, heb ik daarop
aanmerkingen van ernsliger aard. Ik acht mij verplicht ze u kenbaar
te maken. Door het stdzwijgen te bewaren zou ik niet geacht willen
worden de rekening te hebben goedgekeurd en mij neêr te leggen bij de
tegenwoordige wijze van administratie, voor zoover ik daarover naar de
rekening kan oordeelen. Verre van daar. Ik kom nu zelfs met meer
nadruk dan vroeger daartegen op.
Vooraf wenscb ik le zeggen waarom ik dit langs dezen weg doe,
nadat de rekening over 1878 is goedgekeurd en het niet gedaan heb
bij gelegenheid van de behandeling daarvan, en waarom ik daaraan zelfs
in het geheel geen deel heb genomen. Ik was verlegen mei het uit
brengen mijner stem. Vóór de goedkeuring der rekening stemmen kon
ik nu nog minder dan in hel vorige jaar j en tegen stemmen wilde ik
niet zonder de gronden daarvoor aan le voeren en mijne aanmerkingen
uileen te zeilen, En hier tegen had ik groot bezwaar.
Vooreerst zou ik veel van liet geduld der vergadering hebben moeten
vergen zonder daarvan het nut in le zien. Ik zou nu evenmin als in
het vorige jaar de vergadering met mijne aanmerkingen willen overvallen
en, aangezien HH. Commissarissen bij de behandeling der rekening niet
tegenwoordig mogen zijn, zou ik gevaar geloopen hebben, dat het op
nieuw, zij het dan ook zijdelings, aan mij werd geweten dat zij in de
onmogelijkheid waren mij dadelijk te beantwoorden. Ook ik wensch niets
liever dan hen in de gelegenheid le stellen mijne aanmerkingen te weder
leggen. Daarom had ik in hel vorige jaar mijne bedenkingen .eerst
officieus aan HH. Commissarissen kenbaar gemaakt, maar ik heb toen
zoo weinig satisfactie daarvan gehad dal ik ze nu direct bij den Raad
inbreng Doch ik had eene meer overwegende reden om hij de behan
deling der rekening hel stilzwijgen le bewaren. Ook al had ik mij willen
bepalen bij het moliveeren mijner stemiets waar ik trouwens in den
regel niet voor ben, zoo zou daaruit, zonder dal ik er iels legen doen
kon, discussie hebben kunnen ontslaan; hel had kunnen zijn dat daar
door meer stemmen dan alleen de mijne legen de goedkeuring der
rekening werden uitgebracht of dal een voorstel, b. v. tol uitstel of iels
dergelijks, wat onaangenaam voor HH. Commissarissen kon zijn, werd
aangenomen en dit zou ik niet wenschen. Ik verlang tegenover IIH.
Commissarissen zelfs geen halve zegepraal te behalen en bovenal zou ik
eene afstemming van de rekening leri hoogste betreuren. Hierom vooral
heb ik mij geheel onlhouden van medewerking aan de behandeling der
rekening. En wat ik in de gegeven omstandigheden wenschelijk achtte
is geschied; de rekening is met algemeene stemmen goedgekeurd.
Maar nu wensch ik ook dat wij in het volgende jaar niet weer eene
dusdanige rekening zullen ontvangen; en al hen ik in het vorige jaar
niet gelukkig geslaagd in mijne poging om verbetering le verkrijgen in
de adminislratie der gasfabriek, zoo geef ik den moed loch nog niet op.
Ik werd wel is waar overwonnen, overstemd, maar geslagen voelde ik
mij niet. Ik stel mij dus voor op nieuw eene poging daartoe le doen,
want ik kan nu nog minder dan vroeger in die administratie berusten.
Indien hij het herzien der verordening op het beheer der fabriek in het
vorige jaar een bepaald stelsel of beginsel voor de administratie was
aangenomen of behoudenindien toen b. v. beslist was dat hel beheer
zou zijn óf zuiver publiek rechtelijk óf privaat rechtelijkik zou in
beiden hebben berust en de rekening hebben getoelsl aan de eischen of
regelen van de wijze van administratie die de Raad had aangenomen.
Maar dit is hel geval niet geweest. De legenwoordige wijze van admi
nislralie is noch het eene, noch het andere, is m. i. stelselloos en be
ginselloos, en is nu nog erger geworden dan ze was.
Dit is eigenlijk mijne schuldwant hel is het gevolg van mijn voor
stel hoewel ik juist hel tegenovergestelde daarmede bedoelde. Ik beoogde
betere winstberekening, een zuiveren toestand. De Raad heeft niet be-