33 N°. 88. Leiden, 31 Mei 18Ï7. De Commissie van Financiën heeft geene aau merkingen gevonden op de door haar onderzochte rekening en verantwoording van het Werkhuis over het jaar 1876. Zij heeft de eer u voor te stellen die goed te keurende ontvangsten ad ƒ21117.67', de uitgaven ad ƒ21117.67'; sluitende alzoo quite. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N®. 8». Leiden, 31 Mei 1877. Op het in onze banden gesteld adres van P. Kooremanom gemeente grond te mogen innemen aan de Langegracht Wijk V, n°. 144, tot be bouwing met huizen, hebben wij de eer, na kennis genomen te hebben van het daarop betrekkelijk rapport van de Commissie van Fabricage, aan uwe vergadering voor te stellenafwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Edel-Achtbaren Raad der gemeente Leiden Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Pieter Kooreman van beroep meester timmerman wonende aan de 3de Groenesteeg, Wijk VII, n®. 53, alhier. Dat hij zich tot den Edel Achtb. Raad wendt met het eerbiedig verzoek om in bet bezit gesteld te worden van het stuk grond beboorende aan de gemeente Leiden, en gelegen aan de Langegracht Wijk V, n°. 144, naast of achter de turfschuur alhier. Om dien grond ter bebouwing volgens een bestek met woningenwelke ter dezer gemeente zoozeer noodig zijneerstens voor opgemeld doel te koopen. Of laatstens hem in huur voor datzelfde doel te doen hebben. 't welk doende Leiden, 4 Mei 1877. Pieter Kooreman. Leiden, 23 Mei 1877. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van P. Koore man te berichtendat daarbij de eigendom wordt gevraagd van een open grond, poort en erf, gelegen aan de westzijde van de groote turfschuur met die poort in gebruik sedert meer dan twee eeuwen bij bet Armbestuur der Nederduitsche Hervormde gemeente, en dienstig zoowel bij het vullen der turfschuur als bij de gewone turfbedeeling. Volgens overgelegde teekening is het plan dien grond te bebouwen met zeven woonhuisjes elk uit één vertrekje bestaande, terwijl de poort slechts 1.60 meter breed, geen ruimte voor lucht of licht overlaat, omdat zij aan de andere zijde door den tamelijk hoogen muur wordt begrensd. Bovendien zou er later aan dien grond nevens de turfschuur behoefte kunnen ontstaan, zoodat er voldoende redenen zijn om op dit verzoek afwij zend te beschikken. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N°. 90. Leiden, 28 .Mei 1877. Omtrer.t bijgaand verzoek van Mej. J® Felix alhier, om den eigendom van twintig centiaren grond, uitmakende de kadastrale perceelen dezer ge meente Sectie G, nos. 377 en 1386 gedeeltelijk, hebben wij de eer uwe vergaderingonder verwijzing naar het door de Commissie van Fabricage uitgebracht rapport, voor te stellen den gevraagden grond aan de Kdressante in eigendom af te staan op de bij bedoeld rapport gestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan Edel-Achtb. Heeren Burgemeester, Wethouders en leden van den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Johanna Felixwinkelierster wonende alhier in het huis Breedestraat n°. 103, dat zij aan de achterzijde van het huis het uitzicht heeft op eene hoogst bouwvallige loods en een daar naast gelegen stukje grondwelke grond steeds een modderpoel is dat de opstal van deze loods is het eigendom van de erfgenamen van den heer Johannes Jacobus Biljouwdoch de grond waarop deze loods gebouwd is en die ten westen daarvan gelegen is het eigendom van de gemeente Leiden, (een gedeelte van de voormalige penshal), dat zij gaarne in eigendom zou willen overnemen den grond waarop die loods is gebouwd alsmede den grond ten westen van die loods gelegen terwijl zij dan later zich met de eigenaren van de loods zou kunnen verstaan om ook den opstal daarvan over te nemen. Redenen waarom zij de vrijheid neemt U Edel-Achtb. beleefdelijk te ver zoeken om haar in eigendom af te staan een gedeelte ter grootte van tien centiaren van het perceel gemeente Leiden, Sectie G, n°. 13S6 en de ondergrond van het perceel n°. 377 dier zelfde gemeente en Sectie ter grootte van tien centiaren. De betrekkelijke teekening en kadastrale nittreksels zijn hierbij gevoegd. 't Welk doende, enz. Leiden, 29 Januari 1877. J. Felix. Leiden, 23 Mei 1877. Bij het hiernevens gevoegd in onze handen gesteld request van Johanna Felix wordt do eigendom verzocht: 1®. van tien centiaren grond der voormalige penshal op de Breedestraat, bekend bij het kadaster onder Srctie G, n°. 377 2®. van tien centiaren grond daarnevens gelegen, uitmakende een gedeelte van het perceel bij het kadaster bekend onder Sectie G, n°. 1386. Het stuk grond onder l® bedoeld is bij beschikking van 26 September 1805 precario en tot kennelijk wederopzeggen afgestaan aan den eigenaar van het perceelstaande aan de andere zijde van de poort der penshal Ino. stokken 1877. tegen betaling van eene jaarlijksche grondrente van 1.62 'sjnars, zoodat daarvan het eigendomsrecht eerst zou kunnen worden overgedragen als het recht van opstal was ingetrokken. Uit dien hoofde is van onzentwege be proefd de rechthebbende te bewegen van dat recht afstand te doenwaartoe zij niet ongenegen zich verklaarde tegen vergoeding der waarde van den opstal. Overigens alsnu geen bezwaar bestaande tegen dc inwilliging van het gedaan verzoekmeenen wij daartoe te mogen adviseerenzoodat aan de requestrante in eigendom woide afgestaan de verlangde twintig centiaren grond tegen een koopprijs van vijf gulden per centiare onder voorwaarde: 1®. dat tegen betaling der bepaalde vergoeding de afstand van het recht, verkregen bij beschikking van 26 September IS05, bij schriftelijke verkla ring blijke: 2®. dat de grond behoorlijk worde afgescheiden met een in behoorlijken staat te onderhouden rasterwerk 3°. dat de overdracht geschiedt tegen betaling van eenen koopprijs van honderd gulden benevens de kosten. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N®. 91. Leiden, 31 Mei 1877. Wij hebben de eer aan uwe vergadering in verband met de toezegging gedaan bij de behandeling van de begrooting voor dit jaar, hiernevens aan te bieden concept-verordeningen tot wijziging van de plaatselijke directe belasting met toelichting. Uit de toelichting blijkt dat de ontwerpen zijn vastgesteld in overleg met de Commissie van Financiën. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. CONCEPT-RAADSBESLUIT regelende de heffing van eene plaatselijke directe belasting te Leiden. Art. 1. Te beginnen met 1 Januari 1878 wordt in deze gemeente eene plaatselijke directe belasting gelieven tot een telken jare bij de vaststelling der begrooting te bepalen bedrag van hoogstens f 150,000, vermeerderd met vijf ten honderd voor kwade posten en met vergunning boogstons vijf ten honderd voor suppletoire kohieren te mogen omslaan. Art. 2. Belastingschuldig zijn alfendie binnen deze gemeente bun hoofd verblijf hebben of langer dan drie maanden verblijven en een eigen inkomen hebben van f 400 of meer 'sjaars. Art. 3. Dienstbodendie bij hunne meesters inwonenworden in deze belasting niet aangeslagen. Art. 4. De hoofden van huisgezinnen zijn aansprakelijk voorde juiste ver melding der belastingschuldige personen die bij hen inwonen. Voor personen over wier goederen bij rechterlijk vonnis een bewindvoer der is benoemd, die onder voogdij of curateele staan of die als minder jarigen eigen goederen bezittenwaarvan hunne ouders geen vruchtgenot hebben, geschiedt de aangifte, de verstrekking der noodige opgaven en de betaling der belasting door den bewindvoerder, den voogd, curator of hem die het beheer der goederen heeft. Art. 5. De grondslag dezer belasting is het jaarlijksch zuiver inkomen van den belastingschuldige. Art. 6. Onder zuiver inkomen wordt in het algemeen verstaan de som van alles, wat in geld of, bij eigen gebruik en genot van vruchten, in geldswaarde te berekenen, jaarlijks verkregen wordt: 1° uit onroerende of roerende zaken; 2° uit arbeidambtenbedieningenbetrekkingenwachtgelden en pen sioenen 3° uit renten en winsten van beroepenbedrijven en ondernemingen van welken aard ook 4° uit eiken anderen hoofde krachtens welk recht en onder welke be naming ook na aftrek van hetgeen door den belastingschuldige tot verkrijging, ver zekering of behoud dezer voordeelen is besteed geworden en van hetgeen volgens de wet of testamentaire bepalingonafhankelijk van den wil des belastingschuldige, is uitgegeven. Bij de toepassing dezer bepalingen op de verschillende bronnen van inkom sten worden de volgende regelen in acht genomen a. de inkomsten uit roerende of onroerende zaken, zonder persoonlijken arbeid of eigen onderneming verkregen, worden gesteld op het bedrag, dat genoten is over het jaar, dat aan het dienstjaar, waarvoor de belasting strekt, vooraf gaat, met inachtneming van de bijzondere omstandighedeu welke tot vermeerdering of vermindering van die inkomsten in het jaar der heffing aanleiding gevenen zoo in het voorafgaand jaar geen eigen belast baar inkomen uit roerende of onroerende zaken getrokken is, op het bedrag dat in het jaar der heffing vermoedelijk zal genoten worden b. de renten en winsten verkregen uit beroepen, bedrijven of onder nemingen, welke aan wisseling onderhevig zijn, worden gesteld op het ge middelde, dat als zoodanig over de vijf laatste, Han het dienstjaar, waar voor de belasting strekt, voorafgaande jaren genoten is, en zoo het beroep, bedrijf of de onderneming langer dan één, doch korter dan vijf jaren bestaa of is uitgeoefend, op het gemiddelde over dat tijdvak, en bij korteren duur op de vermoedelijke opbrengst; c. de inkomsten uit vaste loonenbezoldigingen, wachtgelden pensioenen en andere uitkeeringenin jaar-, maand- of weekgelden bestaande, van welken aard en krachtens welk recht ook genotenworden berekend naar den toestand op den lsten Januari van het dienstjaar; d. alle toevallige baten, zooals onder anderen die door erfenissen, schen kingen en legaten verkregen, worden niet als inkomen, maar als vermeer dering van kapitaal aangemerkt; e. alle gevallen, waarop deze regelen niet van toepassing zijn, worden naar de daaraan ten grondslag liggende beginselen beslist. Art. 7. De belastingschuldigen rangschikken zich naarmate van hun zuiver jaarlijksch inkomen in een der navolgende klassen:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 3