88 vroegeren staat van zaken. Terwijl men toch voorheen op een vroeg ochtenduur in de richting van Botterdam kon vertrekkenkan men dit nu niet doen voor kwart voor negenen. Naar ik verneem is bij een aantal ingezetenen onzer gemeente een adres in circulatie geweest om aan de be voegde autoriteit te worden ingezondenwaarbij de bezwaren tegen deze regeling zijn uiteengezet. Ook verneem ik dat van den kant van Burg, en Weth. stappen zijn gedaan in dezelfde richting. Ik zou wenschen dat ook andere autoriteiten gelijke stappen deden. Ik heb daarbij het oog in de eerste plaats op de Kamer van Koophandeltot wier eigenaardige roeping mij deze zaak toeschijnt te behoorenmaar in de tweede plaats ook op dezen Baad. Gaarne zou ik wenschen dat de Baadaangezien bet hier een stede lijk belang van groot gewicht geldtzich adresseerde tot de bevoegde autori teiten te dezer zakehetzij ter ondersteuning van het adres van Burg. en Weth.hetzij tot het indienen van een adres op zich zelf. Ik heb daarom da eer voor te stellen dat de Baad in dien geest een adres richte tot de betrokken autoriteit. De Voorzitter. Terecht heeft de vorige geachte spreker medegedeeld dat door Burg. en VYeth. reeds stappen zijn gedaan in den zin door hem bedoeld. Zij hebben aanleiding gevonden omreeds voor dat de tegenwoor dige dienst was geregeldbij den Minister van Binnenl. Zakenmet wien ik ook de eer bad persoonlijk deze aangelegenheid te besprekenop het wenschelijke te wijzen, dat de exprestreinin verbinding met bet zuider spoornet, bet station Deiden aandeed. Hoewel niet geheel, werd toch ge deeltelijk aan dien wensch te gemoet gekomen door trein 75rlwaardoormen dezerzijds in de gelegenheid gesteld wordt te 's Gravenhage van den expres- trein gebruik te maken. Hetgeen ons echter bij de nieuwe regeling al da delijk in het oog moest vallenwas de ochtendtrein naar Botterdamdie wederom later was gesteld dan het vorige jaar, zoodat men eerst te 9.54 daar aankomtgeheel in strijd met vroegere toezegging van den Baad der Holl. Spoorweg-maatschappijdie destijds van onze zijde steeds de meest mogelijke medewerking ondervond. Jn naam is Leiden tot een hoofdstation verheven, maar inderdaad zijn wij sedert van nog minder qonditie geworden. Burg. en Weth. hebben gemeend zich andermaal tot Z. E. den Minister van Binnenl. Zaken te moeten wendenten einde in de ochtend- en avondtreinen nog eene verandering mocht gebracht worden. Ik zal den Secretaris ver zoeken onzen brief en dien van den [Minister voor te lezenomtrent het niet ophouden van sneltreinen. Die brieven luiden als volgt: «Leiden, 26 April 1877. Wij nemen de vrijheid het volgende beleefdelijk aan de aandacht van Uwe Excellentie te onderwerpen, in verband met de conferentie welke eene commissie uit ons college onlangs de eer had met Uwe Excellentie te heb ben en waarin mede bedoeld onderwerp is ter sprake gebracht. Zijn namelijk onze inlichtingen juist, dan zoude bij den Baad van admi nistratie van de Hollandschen IJzeren Spoorweg-maatschappij het voorne men bestaan om met aanvang van den zomerdienst in verbinding met het zuidernet een trein te laten loopen van Amsterdam naar Botterdam «niet stoppende" te Leiden. Konde in dit plan alsnog zoodanige wijziging worden gebracht dat bedoelde trein ook te Leiden ophielddan zouden daardoor de ingezetenen dezer ge meente belangrijk worden gebaat, vooral met het oog op de omstandigheid dat Leiden, niettegenstaande bij Uwe beschikking van 29 Mei 1876n". 60, Afdeeling XIter voldoening aan art. 1 van het Algemeen Beglement voor den dienst op de spoorwegen (Staatsblad n°. 183 van 1875) deze gemeente is aangewezen als hoofdstation van den Hollandschen IJzeren Spoorweg geheel ontbloot is van iokaaltreiuen naar en van 's Gravenhage in verbinding met Botterdam waarvan de onaangename gevolgen door de ingezetenen da gelijks worden ondervonden. Mochten er nu ook in het vervolg bij den Baad van administratie bezwa ren blijven bestaan om de zoogenaamde lokaaltreinen van Rotterdam ver trekkende, tot Leiden te doen doorrijden, en de treinen uit 's Gravenhage van Leiden te doen vertrekkenwaardoor Leiden eerst feitelijk en inderdaad op den naam van Hoofdstation zoude kunnen aanspraak maken, dan zoude het niet ophouden van den in het hoofd dezes bedoelden sneltrein te meer zij» te betreuren. Het is uit dien hoofde dat wij Uwe Excellentie beleefdelijk verzoeken het zoo mogelijk daarheen te willen leiden dat bij de regeling van den dienst op den Hollandschen Spoorweg ook gelet worde op de belangen van deze gemeente, waarbij niet uit het oog mag worden verloren dat de opbrengst, zoo wat het personen- als het goederen-vervoer van en naar Leiden betreft, jaarlijks aanzienlijk toeneemt en het station Leiden eene hoogst belangrijke bijdrage levert in de ontvangsten van den Hollandschen Spoorweg." Aan Zijne Excellentie den Minister van Burgemeester en Wethouders enz." Binnenlandsche Zaken te 's Gravenhage. *'s Gravenhage, 12 Mei 1877. Wegens de reeds groote snelheid van den trein die de eerste regtstreeksche verbinding van Amsterdam en 's Gravenhage met Brussel en Parijs zal daar stellen en daarvoor op een bepaalden tijd te Botterdam moet aankomen kan aan uw verlangenom den trein te Leiden te doen stoppenniet worden voldaan. Het zal echter uit de dienstregeling blijken dat de on middellijk voorafgaande trein (n°. 79) den inwoners van Leiden gelegenheid verschaft de versnelde verbinding te bereiken. Voorts zal worden ontwaard dat bij de aanstaande zomerdienst elf treinen in de rigting naar Botterdam en twaalf in tegenovergestelde rigting te Leiden ophouden. Het doen doorloopen van de lokaaltreinen tusschen 's Gravenhage en Rot terdam tot Leiden kan niet geschieden omdat daartegenook met het oog op het rollend materieelbezwaar is. Aan Heeren Burgemeester en Wet- De Minister van Binnen- houders van Leiden. landsche Zaken, Heemskerk." De heer Van der Lith. Het blijkt h'.erJ dj>t Burg. en Weth. te dezer zake zeer diligent zijn geweest. Ik wenschte .vel e-.t de Raad nu dit goede voorbeeld volgde en ook een adres :ndienoe vooral a .ens de vervroeging van den ochtendtrein naar Bot .dam. De heer Scheltbma. Ik wenschte alleen te vragen of het niet eenigszins verwondering moet baren dat de Raad zich voor deze zaak zoo interesseert, terwijl ze eigenaardig meer op den weg ligt van onze Kamer van Koophandel. Daarom zou ik wel den wensch willen uiten dat, indien de Baad een adres mocht indienenook de Kamer van Koophandel eené démarche in gelijken geest zoude doen. Ik erken gaarne dat zoodanig adres ook wel op den weg van den Baad ligt, maar mijns inzieus allereerst zeker opdien van de Kamer van Koophandel. De heer Van der Lith. Het doet mij veel genoegen dat mijn denk beeld bij den beer Scheltema ondersteuning vind'. Ik deel zijne zienswijze omtrent de wenschelijklieid dat de Kamer van Koophandel ook handelend optrede, maar ofschoon ik zooeven reeds gezegd heb dat het zonder twijfel op haar weg ligt een adres tc dezer zake aan te biedenmeen ik dat de Gemeenteraad ook niet moet achterblijven, waar het geldt niet alleen een belang van den handel uitsluitendmaar van allo ingezetenen. De Voorzitter. Ik zal nu den brief van Burg. en Weth. laten voor lezen aan den Minister gericht. Die brief luidt als volgt: «Leiden, 18 Mei 1877. Onder dankbetuiging voor de door U.E. bij nevensgemelde missive ver strekte inlichtingenhebben wij de eer U.E. mede te deelen dat wij met ge noegen hebben ontwaarddat de bezwaren aan het niet stoppen alhier van den sneltrein n°. 7 verhonden, voor een deel zijn opgeheven, nu door den onmiddellijk voorafgaanden trein n°. 79 de vermelde verbinding te 's Hage kan worden bereikt, hoezeer evenwel een niet onbelangrijk ongerief aan de ingezetenen blijft opgelegdmet het oog op de verplichting om te 's Hage met bagage over te stappen en de niet-uitgifte van retour-billetten ten be hoeve van dat vervoer aan het station alhier. Wij stellen verder op prijs dat het aantal treinen van Amsterdam naar Rotterdam en omgekeerd rijdende, thans 12 bedraagt, en dat die alle, met uitzondering van den bovenbedoelden sneltreinte Leiden ophouden. Moch ten toch meerdere treinen Leiden voorbij rijdendan zouden daardoor de gemeente en hare ingezetenen ten zeerste worden benadeeldmaar zeker niet minder de Spoorwegmaatschappij zelve uit een financieel oogpunt. Im mers de opbrengst van het vervoer naar en van Leiden is belangrijk te noemen, in vergelijking met de andere voorname stations, in verband met het cijfer der bevolking in de betrokken gemeenten. Over 1876 namelijk werd ontvangen eene som van 239854.94 tegen 579075.29 te Amsterdam, 272482.12 te Haarlem, ƒ415618.15 te 's Gravenhage, f 150608.47j te Delft, ƒ113621.13 te Schiedam en ƒ462597.84^ le Botterdam. Overigens zijn wij bewust van de bezwaren die er bestaan tegen het doen doorloopen van alle lokaaltreinen tusschen 's Gravenhage en Botterdam tot Leiden en omgekeerd. Intusschen zoude het zeer in het belang wezen van het verkeer en vertier in deze gemeentezoo men konde besluiten om den lokaal-avondtrein uit Botterdam (n°. 32) tot Leiden te doen doorloopen en den lokaal-ochtendtrein uit 's Gravenhage (n°. 3) uit Leiden te doen vertrek ken. Het schijnt overbodig het ongerief, hetwelk door de tegenwoordige rege ling wordt te weeg gebracht, in bijzonderheden te ontwikkelen, en reeds hebben zich dan ook eenige ingezetenen-handelaren met een dusdanig ver zoek gewend tot de Administratie van den Hollandschen Spoorweg. Bij de thans vastgestelde regeling zal men eerst te 9.54 Rotterdam kun nen bereiken, en passagiers der 3de klasse eerst te 10.20, op een tijdstip alzoo waarop de meeste stoombooten van daar reeds zijn vertrokkenterwijl daardoor mede de aansluiting aan den Rijnspoorweg zeer wordt bemoei lijkt, in tegenstelling met bet vorig jaar, toen de eerste trein naar Botter dam reeds te 7.31 van Leiden vertrok. Daarentegen zal men, wat den zomerdienst betreft, reeds te 9 uren uit Botterdam en te 9.44 uit 's Gravenhage moeten vertrekken, waardoor het verkeer van Leiden* vooral met laatstgenoemde gemeente, ten zeerste wordt belemmerd. Het is op grond van het vorenstaande, dat wij de vrijheid nemen de tus- schenkomst van U.E. in deze nogmaals in te-roepen, met beleefd verzoek om zoo mogelijk te willen bevorderen dat aan dit, naar het ons voorkomt, zeer billijk en rechtmatig verlangen alsnog worde gevolg gegeven. Wij meenen te meer grond te hebben om op eene inwilliging van het verzoek te mogen rekenen daar de Administratie van den Hollandschen Spoor weg van de zijde van het Gemeentebestuur van Leiden meermalen ondersteu ning en medewerking heeft ondervonden en reeds in het jaar 1870 van wege gezegde administratie tegemoetkoming aan enkele der bestaande bezwaren is toegezegd geworden, gelijk blijkt uit eene missive van I April 1870, waar van een afschrift hiernevens aan U.E. wordt aangeboden. Aan Z.E. den Minister van Burgemeester en Wethouders, enz." Binnenlandsche Zaken. De Voorzitter. In afschrift hebben wij aan den Minister overgelegd den brief, waarbij de Administratie der Holl. 9poorweg-maatschappij ons in 1870 de verzekering gaf, dat voor de zomerdienstregeling der treinen harerzijds getracht zou worden aan den wensch te voldoen om per vroegen trein uit Leiden correspondentie te geven te 's Gravenhage op den ochtend sneltrein van den Bijnspoorweg naar Duitschland. Het voorstel van den heer Van der Lith, behoorlijk ondersteund; om Burg. en Weth. te machtigen namens den Baad een adres in te dienen wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 2