25 N*. 64. Leiden, 12 April 1877. Onder overlegging van nevensgaand schrijven van heeren Commissarissen der stedelijke gasfabriek geven wij uwe vergadering in overweging om, na goedkeuring van de rekening, den directeur der gasfabriek over het jaar 1876 toe te kennen eene som van 198.175, ten einde zijne inkomsten over dat jaar worden gebracht tot een bedrag van 3500, waarop de jaar wedde bij de verordening van 30 November jl. (Gemeenteblad n°. 10) is vastgesteld. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 30 Maart 1877. Commissarissen der stedelijke gasfabriek hebben de eer uwe vergadering voor te stellen den directeur dier inrichting over het afgeloopen exploitatie jaar 1876 behalve zijn traktement en winstaandeel, hem toegekend bij de vorige verordening, eene som van 198.17 J toe te kennen, te verrekenen over het boekjaar 1877. Volgens de overgelegde rekening zal het winstaandeel over 1876/ 1101.82^-, na verkregen goedkeuring dier rekening, bedragen, makende met het sala ris een inkomen van /8301.82J. Indien nu 1°. de gasprijs over 1876 niet 20 pCt. was verlaagd, dan zou dit winstaandeel zeker niet minder dan in 1875, zijnde ƒ1414, hebben bedragen2°. de gasprijs wel was verlaagd en de verordening niet gewij- zigd dan zou dit aandeel 1101.8 2^ bedragend, dat is /250 beneden het gemiddelde, (zie Handelingen van den Gemeenteraad A° 1874, pag. 29, volgn. 130) hem onverhoogd moeten worden toegekend, omdat de volgende jaren weder door overschrijding van het gemiddelde, evenwicht zouden ver schaft heiben; of 3°. de nieuwe verordening volgens het primititve voorstel van Commissarissen in werking was getreden op primo Januari 1876, zoo zou de directeur reeds bij het einde van 1876 zijn volle tractement heb ben genoten. Commissarissen achten het dus billijk het tractement van den directeur over 1876 op 3500 te brengen. Het kan toch niet in uwe bedoeling gelegen hebben, nu door bijzondere omstandigheden de inwerkingtreding der nieuwe verordening is vertraagd, dien ambtenaar daardoor iu zijne be langen te benadeelenwaartoe Commissarissen ook aanleiding vinden in de gehouden discussiën bij de behandeling van de overgangsbepaling der ver ordening (zie Handelingen van den Gemeenteraad 1 876 pag. 204 en volgende). Commissarissen voornoemd, De Fremery. P. Du Kieu. J. I. Van Wensen. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 65. Leiden, 18 April 1 877. De Commissie van Financiën heeft dc eer te berichten dat er bij haar geen bezwaar bestaat tegen het nevensgaand voorstel van Burgemeester en Wethouders, betrekkelijk de uitkeering van /500 aan de voorwaardelijke koopers van grond aan den Vestwal bij de KaiserstraatB. Van Driel en W. C. Mulder, ter gemoetkoming in de door hen te lijden winstderving wegens niet-gunning van dien koop. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 66. Leiden, 13 April 187 7. In het verslag, dat wij dezer dagen te gelijk met de rekening van het afgeloopen jaar aan uwe vergadering toezondendeelden wij reeds als ons gevoelen mede, dat de groote beperking, welke de operatiën voor de Bank van Leeuing in de twee laatste jaren hebben ondergaaneene reorganisatie van het personeel onzer beambten volstrekt noodig maakte, deels in het be lang der gemeente, welke nu meer arbeid betaalt dan zij behoeft, deels in het belang der beambten zeiven, die, daar hun aandeel in het administratie- loon veel minder oplevert dan waarop aanvankelijk gerekend was, nu op verre na niet het loon ontvangen, dat men hun aanvankelijk had toegedacht. Immers, terwijl de geheele som waarop voor jaarwedden gerekend was, /8125 beliep, heeft men in 1876 aan de beambten niet meer dan 6684 kunnen uitkeeren. Het is duidelijk dat die toestand onhoudbaar wordt en dat op den duur aan de ambtenaren niet kan worden geweigerd wat men erkent dat hun in billijkheid behoort te worden toegelegd. Wij hebben ons dan ook dezer dagen bezig gehouden met de overweging van de vraag, hoe op de beste wijze in de bestaande moeilijkheid zou kun nen worden voorzienen bet antwoord op die vraag is geweestdat het eenig middel, daartoe strekkende, bestond in het toekennen van eervol ont slag aan twee ambtenaren ten einde een deel van de aan deze toegekende wedden en emolumenten te bezigen om den overblijvenden zoo veel mogelijk bet inkomen te geven, dat hun aanvankelijk werd voorgespiegeld. Hoe ongaarne wij ook overgaan tot een maatregelwelke noodzakelijk hard en grievend zijn moet voor beambten, die vele jaren lang de gemeente trouw en eerlijk hebben gediend, zoo hebben wij in het publiek belang toch ge meend daartoe te moeten besluitenalthans wanneer uwe vergaderiog mocht kunnen goedvinden zich te vereenigen met ons voorstel: vooreerst om die beambten, den tegenwoordigen schatter en den eersten klerk, een wachtgeld toe Ie leggen, overeenkomende met twee derden gedeelten van het hun in 1875 bij de reorganisatie van de Bank toegedachte inkomen, en ten andere om een deel der vrijvallende traktementen te bezigen tot verbetering der be zoldiging der overblijvende beambten. In cijfers uitgedrukt komen de hierbedoelde voorstellen op het volgende neer. Het inkomen in 1875 voor den schatter en den eersten klerk uit getrokken, beliep 1325 en 845dus te zamen ƒ2170, te weten f 1400 als traktement uit de kas van de Bank, en 770 als aandeel in het admi- nistratieloon. Twee derden van dit inkomen of ƒ1440 is bet bedrag van het wachtgeld, dat aan de aftredende beambten zou worden toegekend, maar tegenover deze nieuwe uitgave staat eene som van ƒ300 welke, op de vaste jaarwedden bespaard, het saldo voor de bankrekening, jaarlijks voor de Ino. sturkkn 1877. gemeente beschikbaar, komt verhoogen. Ons voorstel legt dus tijdelijk aan de gemeentekas een jaarlijkscheu last op van ƒ1140, terwijl later, al9 om de eene of andere reden het wachtgeld vervalt, die meerdere uitgave voor eene besparing van kosten, ten bedrage van f300, plaats maakt. Wat betreft bet inkomen van de overblijvende beambten, dat zoude, aangenomen dat de operatiën van de Bank niet verder achteruitgaanop het volgende neerkomen. De controleur ontvangt ƒ2130 of ƒ100 minder dan waarop twee jaren geleden gerekend werd de onderkassier en de boekhouder erlangen de sommen, vroeger voor deze ambtenaren uitgetrokken, te weten ƒ1250 en ƒ1120, de nieuwe schatter erlangt ƒ1115 of 200 minder dan aan zijn voorganger was toegedacht, en eindelijk de klerk ƒ750 of 100 min der dan men in 1875 den eersten klerk wilde toeleggen. Uwe vergadering zal erkennen, dat lager cijfer ak de bier medegedeelde, moeilijk voor de verschillende betrekkingen kunnen worden aangenomen, allerminst wanneer de inkrimping van het personeel den arbeid van de overblijvende beambten niet weinig zal vermeerderen. Op grond van al bet bovenstaande, hebben wij daarom de eer uwe ver gadering voor te stellen I. Ou» met ingang van l Juli 1877, aan den tegenwoordigen schatter en den eersten klerk toe te kennen een wachtgeld uit de gemeentekas van 880 en f 560 en wel tot tijd en wijle aan deze beambten een nieuwe werkkring van wege de gemeente worde opgedragenof, zij aanspraak kunnen doen gelden op pensioen. II. De artikelen 2, 4, 5 en 6 van bet raadsbesluit van 18 December 1874, (Gemeenteblad n°. 17) te wijzigen als volgt: Art. 2. BeliRlve een controleur o. a. met bet algemeen beheer belast, worden bij de Bank aangestel»! de volgende beambten: 1. Een onderkassier, 2. n taxateur, 3. boekhouder en 4. klerk, en deze belast met zoodanige werkzaamheden als in buune instructiën door Commissarissen zullen worden omschreven. Art. 4. Alvorens bunne betrekking te aanvaarden stellen de verschillende beambten persoonlijken of zakelijken borgtocht, ten genoegen van Commis sarissen en wel De controleur tot een bedrag van f 12000. onderkassier a 4000. taxateur a a 3000. boekhouder en a klerk elk a a a 1000. Art. 5. De beambten genieten als vaste jaarwedden de volgende 9ommen 1. De controleur 1800. 2. a onderkassier 1100. 4. taxateur a 800. 3. boekhouder 900. 5. a klerk600. Art. 6. Van het administratieloon bedoeld in art. 20 van het Reglement, komt aan de Bank ten goede 25 percent, terwijl het overige in dezer voege verdeeld wordt onder de beambten 1. Aan den controleur 21 ten honderd. 2. a onderkassier 10 4. a r taxateur 20 a a 3. a boekhouder 14 5. a a klerk 10 Aangenaam zal het ons zijn met de beslissing uwer vergadering omtrent beide deze voorstellen te worden bekend gemaakt. Commissarissen belast met het toezicht op het beheer der Bank van Leening, J. T. Buys, Voorzitter. W. De Jongh, fd. Secretaris. N#. 67. v Leiden, 23 April 1877. Wij hebben de eer aan uwe vergadering vooi' te stellenom overeen komstig bet advies van den betrokken hoofdonderwijzer, aan den heer J. A. Buys tegen ultimo Mei a. s. bet gevraagd eervol ontslag te verleeneu uit zijne betrekking als hulponderwijzer aan de school n°. 1 vuor onver- mogenden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Edel-Achtbaren Raad der gemeente Leiden verzoekt de ouder- geteekende ontslag uit zijne betrekking van hulponderwijzer aan de school n». 1 voor onvermogende»»en zulks tegen 31 Mei a. s. J. A. Buys, hulponderwijzer aan school n°. 1 voor Leiden, 20 April 1877. onvermogenden te Leiden. Leiden, 23 April 1877. In antwoord op uwe apostille van den 20sten dezer, n°. 798 heb ik de eer UEd. te berichten, dat bij mij geen bezwaar bestaat tegen bet ver zoek van den heer J. A. Buys, om met ultimo Mei aanst. uit zijne betrekking als hulponderwijzer aan de openbare school n°. I voor onvermogenden eervol ontslagen te worden. De hoofdonderwijzer, J. Wuyster. Aan den Edel-Achtbaren Heer Burgemeester der gemeente Leiden. N°. 68. Leiden, 25 April 1877. Bij deze hebben wij de eer uwe vergadering eene voordracht aan te bie den opgemaakt iu overleg met den betrokken hoofdonderwijzer en den districts-scboolopzienerter voorziening in eene vacature van onderwijzer 2e klasse, met akte voor hoofdondemijzer en Franscbe taal, aan de open-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 1