28
Leiden, 9 April 1877.
De heer Dr. A. Van Iperenwiens betrekking als stadsgeneesheer in
den loop dezer maand expireert, vraagt bij nevensgaand adres in die be
trekking te worden gecontinueerd voor den tijd van drie jaren.
De drie voornaamste armbesturen hebben, blijkens hunne hierbij gaande
missives, geen bezaar tegen de gevraagde continuatie en wij hebben mits
dien de eer u tot inwilliging van het verzoek te adviseeren.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: Dr. A. Van Iperenprak-
tizeerend geneesheer, heel- en verloskundige alhier;
dat de tijd, waarvoor hij tot stadsdoctor werd benoemd, weldra zal ver
streken zijn;
dat hij gaarne wenscht in die betrekking bestendigd te worden.
Redenen waarom hij de vrijheid neemt uwe vergadering eerbiedig te ver
zoeken hem op nieuw als zoodanig te willen benoemen.
't Welk doende
Leiden, 24 Maart 1877. A. Van Iperen.
Leiden4 April 1877.
Voldoende aan UEd. Achtb. uitnoodiging van 26 Maart N®. 582, om
te dienen van bericht en raad omtrent het verzoekschrift van den heer
A. Van Iperen, om continuatie in zijne betrekking als stadsgeneesheer
hebben Diakenen der Ned. herv. gemeente alhier, de eer UEd. Achtb. te
berichten
dat bij genoemd college geen bezwaar is gemaakt om genoemden heer
de gevraagde continuatie te verleenen.
Namens Diakenen voornoemd
G. J. Corts, Voorzitter.
C. C. Tieleman, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
Leiden, 28 Maart 1877.
Voldoende aan UWEd. Achtb. uitnoodiging van dato 26 Maart jl.N®.
582om te dienen van bericht en raad op het daarbij copiëlijk overgelegd
verzoek van den heer Dr. A. Van Jperenvragende om herbenoeming
zijner betrekking als stadsdoctor, hebben Mm. Regenten van de R. C. armen
alhier, bij deze de eer te berichten:
dat bij het college geene bedenkingen tegen adressants verzoek bestaan
en mitsdien de inwilliging er van bij den Raad der gemeente aanbevelen.
Mm. Regenten voornoemd
J. J. Van Wensen, Voorzitter.
A. G. Hessels Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Leiden, 5 April 1877.
Op het bij ons ingekomen, bij afschrift medegedeelde, verzoekschrift,
van den heer Dr. A. Van Iperen om bestendiging in zijne betrekking van
stadsdoctor, hebben wij de eer UED.-Achtbaren te berichten, dat het ons
aangenaam zijn zal, dat aan adressants verlangen voldaan werd.
Armverzorgers der Nederlandsche Israëlietische gemeente te Leiden
J. E. Goüdsmit, Voorzitter.
Aan den Gemeenteraad te Leiden. S. A. Andbeson Secretaris.
Leiden, 31 Maart 1877.
Aan HH. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
Edel Achtbare Heeren!
Üe ondergeteekende geeft met den verschuldigden eerbied te kennendat
hij door de missive dd. 20 Maart jl. inhoudende dat Burgemeester en Wet
houders bezwaren maakten om hem te doen opnemen in het gemeentelijk
pensioenfonds, zeer teleurgesteld is. Hij meent UEd. Achtbaren nogmaals
onder de aandacht te mogen brengendat hij als leeraar der hoogere bur
gerschool in dienst is getreden na de vaststelling der verordening op het
pensioenfonds en dat hij van het bestaan van voornoemd fonds onkundig is
gebleven tot medio Maart jl. Zoo bij wel geinformeerd is, meent hij, dat
bij UEd. Achtbaren het plan bestaat, voortaan eiken nieuw benoemden
gemeente-ambtenaar bij zijne indiensttreding een exemplaar der verordening
op het gemeentelijk pensioenfonds te doen toekomen; redenen, die den on
dergeteekende doen hopendat UEdel-Achtbaren nog mogen besluitenhem
onder de leden van meergenoemd fonds op te nemen.
Met betuiging van ware hoogachting,
Uwen dienaar,
H. Tilleha.
LeidenIS April 1877.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
De ondergeteekende, bij zijne aanstelling als leeraar aan de hoogere
burgerschool alhier, onbekend gebleven zijnde met de verordening op «het
gemeenschappelijk pensioenfonds," verzoekt beleefdelijk nog in voornoemd
fonds te worden opgenomen.
H. Tillbma.
N®. 02. Leiden, 9 April 1877.
In de zittingen van 18 en 30 Januari jl. werd o. m. besloten den grond
aan den Vestwal tusschen de Kaiserstraat en den Vliet, den 23 en 30 De
cember te voren in het openbaar ten verkoop aangeboden ter bebouwing
met zoogenaamde fatsoenlijke woonhuizen, niet te gunnen aan de voorwaar
delijke koopers, B. Van Driel en W. C. Mulder, maar hun eene som van
f 500 toe te kennen ter gemoetkoming in de door hen ter zake van de
niet-gunning te lijden winstderving.
Ten einde uitvoering te kunnen geven aan genoemde raadsbesluiten, stel
len wij u voor de vereischte gelden beschikbaar te willen stellen op de be
grooting voor dit jaar en tot de vaststelling over te gaan van den hierbij
overgelegden staat, strekkende tot voldoening van eene som van f 500,
uit den post voor onvoorziene uitgavenwelk besluit daarna aan de goed
keuring van de Gedeputeerde Staten zal worden onderworpen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz.
N°. 63. Leiden, 14 April 1877.
De heer H. Tillema, leeraar in het boekhouden aan de hoogere burger
school, heeft zich tot uw college gewend met verzoek om bij te dragen
overeenkomstig de verordening regelende het pensioen aan gemeente-ambte
naren en bedienden te verstrekken, ten einde recht op een eventueel pen
sioen te verkrijgen. Vermits krachtens art. 11 der verordening de ambte
naren binnen ééne maand na hunne benoeming moeten verklaren of zij
verlangen bij te dragen en de adressant is benoemd den 7 September jl.
hebben wij gemeend hem te moeten verwijzen naar den Gemeenteraad
waaraan thans door hem dan ook gevolg is gegeven.
Wij zien er geen bezwaar in om aan adressant's verzoek te voldoen, aan
gezien er alleszins redenen bestaan om aan te nemen dat de betrekkelijke
bepalingen der verordening hem onbekend waren, en wij stellen u mitsdien
voor ons te machtigen den heer Tillema alsnog te plaatsen op de lijst van
de ambtenaren en bedienden in de verordening bedoeld, onder bepaling dat
door hem worde bijgedragen in verhouding tot zijnen diensttijd.
Ten einde dergelijke gevallen als de onderwerpelijke te voorkomenis
door ons besloten aan alle beambten en bedienden bij hunne benoeming
een exemplaar der betrekkelijke verordening te doen uitreiken.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz.
Jko. errcKKBN 1877.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.