21
N°. 4». Leiden, 27 Maart 1877.
Wij hebben de eer aan uwe vergadering voor te stellen, om overeen
komstig het advies van den betrokken boofdonderwijzer, aan den heer
G. J. Van der Poll tegen l Mei a. 8. het gevraagd eervol ontslag te ver-
leenen uit zijne betrekking als hulponderwijzer aan de school lste klasse
voor jongens.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Baad der gemeente Leiden.
Wegens zijne benoeming tot leeraar aan de hoogere burgerschool te Goes
heeft de ondergeteekende de eer u tegen 1° Mei eervol ontslag te vragen
uit de betrekking van hulponderwijzer aan de openbare school voor meer
uitgebreid lager onderwijs der lste klasse voor jongens.
Leiden, 22 Maart 1877. G. J. Van dek Poll.
Leiden, 25 Maart 1877.
De ondergeteekende heeft de eer u te berichten, dat er bij hem geen
bezwaar bestaat om den hulponderwijzer G. J. Van der Poll tegen 1° Mei
eervol ontslag uit zijne betrekking te verleenen.
G. Japikse,
boofdonderwijzer aan de openbare school voor meer uit
gebreid lager onderwijs der lste klasse voor jongens.
Aan den Raad dezer gemeente.
N°. 50. Leiden, 3 April 1877.
De Commissie van Financiën heeft onderzocht den in hare handen ge
stelden suppletoiren staat van begrooting en staat van af- en overschrijving
van het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis over 1876, en
daarop geene bedenkingen gevonden.
Zij heeft de eer u te raden beide goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 51. Leiden, 3 April 1877.
De Commissie van Financiën geene bedenkingen hebbende tegen den in
hare handen gestelden staat van af- en overschrijving op de begrooting
over 1876 van het Gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen- en
Vrouwenhuis alhier, heeft de eer u te raden dien goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 52. Leiden, 26 Maart 1877.
Naar aanleiding van de stemming in uwe laatste zitting over het voorstel
van Mr. P. A. Van der Lithom terug te komen op het besluit, genomen
in de zittingen van 5 en 19 October 1876, en eene som van ƒ48000
beschikbaar te stellen voor het bouwen van eene school, volgens de plannen
door Burg. en Wetb. overgelegd in hun schrijven van 28 September 1876,
achten wij ons verplicht, voor dat door uwe vergadering in die zaak eene
eindbeslissing genomen wordt, nog eene poging aan te wenden om den
Baad te doen besluiten zich met het voorstel van den heer Van. der Lith
te vereenigen.
Door aanneming van dat voorstel zal de gemeente een schoolgebouw
verkrijgendat in alle opzichten aan de vereischten eener goede school
voldoet en dat de goedkeuring wegdraagt van alle autoriteiten die over
deze plannen haar advies hebben uitgebracht.
Wordt daarentegen het voorstel verworpendan zal men moeten besluiten
uitvoering te geven aan de plannenwelke zoowel door den schoolopziener
als door de schoolcommissie zijn afgekeurd.
Daarbij zal de aanneming van het voorstel van den heer Van der Lith
het groote voordeel verschaffen dat het bouwen der school, waaraan sints
langen tijd zoo dringende behoefte bestaat, geen oogenblik behoeft te worden
vertraagd en hiervan zal uwe vergadering wel met ons overtuigd zijn, dat
iedere vertraging in dezen schadelijk is voor den goeden gang van het
onderwijs in deze gemeente.
Op deze gronden welke ons van overwegend belang voorkomennemen
wij de vrijheid bij uwe vergadering ernstig aan te dringen op aanneming
van het voorsteldat aan uwe beslissing is onderworpen.
De Plaatselijke Schoolcommissie alhier,
Aan den Gemeenteraad. F. Was, Secretaris.
N°. 53. Leiden, 27 Maart 1877.
De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar tegen nevensgaand
voorstel van Burgemeester en Wethouders in zake het verzoekschrift van
J. H. Sala.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz
N°. 54. Leiden, 27 Maart 1877.
De Commissie van Financiën beeft geen bezwaar tegen het nevensgaand
voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende de verhuring van
eenige huizen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 55. Leiden, 30 Maart 1877.
Na kennisneming van het verzoek van P. J. Van Venetie en A. Ver
hoog aannemers van het dempen van de Korte Langegrachtom remissie
van boete wegens te late oplevering van het werk, alsmede van de be
trekkelijke rapporten hebben wij de eer u mede te deelen dat ook wij van
oordeel zijn dat er termen bestaan om de boete niet tot het volle bedrag
toe te passenop grond van het buitengewoon groot aantal regendagen
waardoor de uitvoering van het werk is moeten worden vertraagd. Tnmid-
1*0. 9T17KKRÏÏ 1877.
dels kunnen wij ons bezwaarlijk vereenigen met het voorstel om wegens de
ongunstige weersgesteldheid de geheele boete kwijt te scheldenaangezien
de aannemers bij de inschrijving een zeker aantal regendagen in rekening
zullen hebben gebracht of althans hadden behooren in aanmerking te nemen.
Met eene kwijtschelding van de helft der boete zal alzoo, naar onze
meening, de billijkheid in deze behoorlijk worden betracht.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N#. 56. Leiden, 3 April 1877.
Onder overlegging van het verzoek van den archivaris, den heer Jhr. W.
I. C. Rammelman Elsevier, geven wij u in overweging hem wederom in
zijne betrekking te continueeren voor den tijd van 2 jaren ingaande
1 Mei aanst.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Jhr. W. I. C. Rammelman
Elsevier, dat, zijne betrekking als Archivaris dezer gemeente met 1° Mei
eindigende, hij gaarne daarin op nieuw wenschte gecontinueerd te worden.
'tWelk doende,
Leiden, 3 April 1877. Jhr. W. I. C. Rammelman Elsevieb.
N#. 5*. Leiden5 April 1877.
Wij geven uwe vergadering in overweging om nevensgaand adres van den
heer Dr. A. Heynsius te stellen in handen van de Commissie voor de straf
verordeningen, met verzoek daarop bij eventueele herziening of wijziging der
algemeene policie-verordeningvoor zooveel noodigte willen letten.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 30 Maart 1877.
De ondergeteekende, Adrianus Heynsius, hoogleeraar, geeft met ver
schuldigden eerbied te kennen
dat uit de discussien van den Gemeenteraad (zitting van 12 en 17 Juli
1873) duidelijk blijkt, dat de Gemeenteraad het gooien van sneeuwballen
door jongens onderling niet heeft willen strafbaar stellen en om die reden
met 8 tegen 5 stemmen het amendement Van Heukelom heeft aangenomen
om het ^werpen met sneeuwballen", dat in de concept-verordening voor
kwam te doen vervallenzoodat in plaats van het voorgestelde artikel 30
'het op of over de straat werpen met sneeuwballen, steenen of andere
voorwerpen is verboden."
Als artikel 28 in de vigeerende verordening staat te lezen
*Het op of over de straat werpen met steenen of andere voorwerpen is
verboden".
dat desniettemin door den Commissaris van politie Vink tegen een zijner
kinderen, zonder dat eenigerlei waarschuwing is voorafgegaan, proces
verbaal is opgemaaktomdat hij met eenige zijner kameraden op Donderdag
1 Maart 's middags te 12 uren op het Pieterskerksplein voor Gravestein
zich met sneeuwballen gooien vermaakte;
dat uit dit feit door het openbaar ministerie bij het kantongerecht grond
is ontleend om daarin to zien overtreding van art. 28 der verordening en
de eisch is gesteld die overtreding te straffen met 5 gulden boetesub
sidiair twee dagen gevangenisstraf en de kosten
dat dergelijke vervolgingen voor het gezag der politie zelve verderfelijk
en voor de jongens, die zich onschuldig vermaken, evenzeer als voor hunne
ouders hoogst onaangenaam zijn;
dat in elk geval de toepassing van art. 28 der verordening blijkbaar is
tegen den geest en üe bedoelingen van hendie haar hebben vastgesteld.
Weshalve de ondergeteekende beleefdelijk verzoektdat er eene zoodanige
wijziging in die verordening worde gebracht of althans de gevorderde maat
regelen worden genomen, dat dergelijke ongerijmde en belachelijke vervol
gingen voortaan worden voorgekomen,.
't Welk doende, enz.
A, Heynsius.
N°. 58. Leiden, 5 April 1877.
Na overleg met den Voorzitter der Commissie van Fabricage, geven wij
uwe vergadering in overweging aan den heer C. Van den Berg de gevraagde
vergunning te verleenen tot het leggen van stoepen op gemeentegrond vóór
zijné nieuw gebouwde huizen aan de gedamde Vestgraclit, mits de stoepen
worden gelegd volgens de door rooimeesters aan te wijzen rooiing.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Gemeenteraad van Leiden
Geeft met verschuldigden eerbied te kenn^i, C. Van den Berg alhier, dat
de zes in aanbouw zijnde woonhuizen aan de gedamde Vestgracbt reeds zoo
ver zijn gevorderd, om met het leggen der stoepen en het plaatsen van ijzer
hekwerk op den openbaren grond aan te vangen, en verzoekt bij dezen aan
UEd. Achtbaren om hem dat verzoek tot het aanbrengen der stoepen en
ijzer hekwerk op den openbaren grond toe te staan.
Yoegt bier tevens bij een afschrift der teekening, in het vorige jaar aan
Burg. en Wetb. overgelegd waarop de toestemming tot bebouwing van dien
grond is gegeven.
Aangezien nu het grootst gedeelte der buizen met 1 Mei a. s. zal betrok
ken wordenwenschte de ondergeteekende hierop uw geacht besluit te ver
nemen en vleit zichdat UEd. Achtbaren moogt bepalen den openbaren
weg tot die huizen in een beteren toestand te brengen zooals in alle andere
steden bij dusdanige bebouwingen plaats heeft.
't Welk doende, enz.
Leiden, 27 Maart 1877. C. Van den Beeö.