15
N°. 40. Leiden, 15 Maart 1877.
Bij deze hebben wij de eer uwe vergadering cene voordracht aan te bie
den opgemaakt in overleg met den betrokken hoofdonderwijzer en den
districts-schoolopzienerter voorziening in eene vacature van hulponderwijzer
op eene jaarwedde van 550 aan de openbare lagere school n». 2 voor min
vermogenden, als: 1*. G. W. Buising te Sassenheim, en ter aanvulling:
2°. N. Van der W'alle; 8°. D. M. Van Leeuwen, de beide laatsten alhier.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N'. 41. Leiden, 15 Maart 1877.
Bij raadsbesluit van 26 October 1876 werd aan Gebr. Van Hoeken ver
gunning verleend voor eene coupure voor hunne boutzagerijaan de Haven,
ter breedte van 2.50 meier. Voormelde firma verzoekt, blijkens hierbij ge
voegd adres, die breedte te mogen brengen op 3.50 meter.
Wii hebben geen bezwaar daarop gunstig te adviseeren en stellen na
overleg met de Commissie van Fabricage, aan uwe vergadering voor ver
gunning te verleenen voor de bedoelde verwijding, mits daarbij tevens de
zwaarte van het balkijzer worde bepaald op 17 in plaats van 12 centimeters,
volgens aanwijzing van den gemeente-architect.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan Edel-Achtb. Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen, Cornelia Van Hoeken, Jas
per Jacobus Van Hoeken en Petrus Johannes Van Hoeken houtkoopers,
handelende onder de firma Gebroeders Van Hoekendat zij de coupure voor
hunne stoom houtzagerijwaarvoor hun de vergunning is verleend op 2.50
meter, wenschen te maken op eene wijdte van 3.50 meter, terwijl zij de
ijzeren liggers in plaats van op 12 op 14 centimeters zwaarte zullen daarstel-
len, waartoe zij de vereischte vergunning verzoeken.
't Welk doende
Leiden, 5 Maart 1877. Gebr. Van Hoeken.
N°. 42. Leiden, 15 Maart 1877.
Omtrent bijgaand verzoek van P. G. Houthuysen en J. Filippo Hz.,
hebben wij de eerna overleg met de Commissie van Fabricageuwe ver
gadering voor te stellen adressanten de gevraagde vergunning te verleenen
om onder toezicht van den gemeente-architect een riool te leggen van uit
de nieuw gebouwde arbeiderswoningen in de Pakhuisstraat Nos. 2, 2a en 25,
naar het Levendaal; mits tegen betaling van het bij art. 3 n°. 11 van het
tarief van 6 Maart 1857 vastgesteld recht.
Gelijke uitloozing is bij raadsbesluit van 27 Mei 1875 toegestaan aan
J. Van Tongeren.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigde hoogachting te kennenPieter George Houthuy
sen en Jan Filippo Hz., metselaars alhier, dat zij vergunning vragen, om
het riool van de, voor hun eigen rekening, gebouwde arbeiderswoningen,
gelegen in de Pakhuisstraat Wijk IIINos. 22a en 25tc mogen doen
uitlozen in het Levendaal.
't Welk doende,
Leiden, 17 Februari 1877. P. G. Houthuysen.
Jan Filippo Hz.
N°. 44. Leiden, 20 Maart 1877.
Onder overlegging van de betrekkelijke stukken geven wij uwe vergadering
in overweging aan adressanten de voorgestelde remissie van de betaling van
boete te verleenen.
De weersgesteldheid was gedurende geruimen tijd voor het dempen zoo
buitengewoon ongunstig dat, naar wij mogen vertrouwen, tegen eene gunstige
beschikking op het verzoek geen bezwaar zal bestaan.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Edel-Achtb. Eaad der gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen P. J. Van Venetie en Ads.
Verhoog, beiden wonende alhier, dat zij bij openbare aanbesteding hebben
aangenomen het dempen der Korte Langegrachl, met de daarbij behoorende
werken
dat volgens de voorwaarden der besteding dit werk moest worden opgele
verd op den laatsten dag der maand November 1876, hetgeen evenwel eerst
38 dagen later heeft kunnen plaats hebbenwaarom dan ook op hunnen
laatsten betalingstermijn de som van ƒ190, als boete voor te late oplevering
is afgehouden
dat evenwel de vertraging van dit werk billijkerwijze niet aan de aanne
mers kan geweten wordenaangezien zij in de uitvoering door overmacht
belemmerd zijn geworden. De geheele maand Augustus is voor hen verlo
ren gegaan door veelvuldige en aanhoudende regens, waarbij het niet alleen
onmogelijk was met dit werk vooruit te komenmaar wat hun bovendien
zeer groote schade veroorzaakt heeft, daar zij, om de werken droog te hou
den, verplicht waren nacht en dag door, ja zelfs des Zondags, te laten waterma
len. Het Leidsche dagblad van 8 September jl. schreef dan ook dat er in
de maand Augustus een derde der regen was gevallen, die gewoonlijk in
een geheel jaar valt.
Toch gaven de adressanten den moed niet op, niettegenstaande nog vele
koude en natte najaarsdagen na die maand gedurig het werk vertraagden
en zij ook groote moeielijkheden hadden te overwinnen door de fabriek van
den Ed. Achtb. heer J. Scheltema, maar verdubbelden hunnen ijver om
toch voor den kort nabijzijnden winter klaar te komen, waarom zij dan ook
verplicht wareu het werk met een macht van werklieden door te zetten en
af te werken ten genoegen der Directie. Mtt vrijmoedigheid durven rekwes
tranten zich dan ook beroepen op ieder die deze werken van tijd tot tijd
heeft bezocht, en die getuigen kunnen hoe zij met volharding en met in-
HAKDD. OEM. 1867.
spanning van alle krachtentot het laatste toe de goede uitvoering van dit
werk hebben bevorderd en tot stand gebracht.
Om al welke redenen zij zich tot UEd.-Achtb. wenden met eeibiedig ver
zoek dat het den Baad behagen moge te besluiten, dat hun alsnog de afge
houden boete, groot ƒ190, zal worden uitbetaald, om reden de vertraging
niet door eenig verzuim, maar alleen door overmacht veroorzaakt is.
't Welk doende, enz.
Leiden, den 8 Maart 1877. P. J. Van Venetie.
Ads. Vebhoog.
Leiden, 1-1 Maart 1877.
Volgens proces-verbaal van aanbesteding van het dempen der Korte
Langegracht van 17 Juli des vorigen jaars, moesten de werken vóór 1 De
cember 1876 voltooid zijn, 't geen echter eerst op 17 Januari daaraanvol
gende plaats had, waardoor de boete tegen 5 daags is toegepast voor 38
dagen na aftrek van 10 Zon- en feestdagen.
Bij het in onze handen gesteld adres van de aannemers P. J. Van Venetie
en A. Verhoog wordt daarvan kwijtschelding gevraagd en wij vinden vrij
heid daarop gunstig te adviseren op de volgende gronden:
1°. bij eene nauwkeurige dagelijksche aanteekening van wege de directie
gehouden is gebleken dat door aanhoudenden regèndie zeldzaam in die
maanden voorkomt en uit dien hoofde vrij algemeen als buitengewoon wordt
aangemerkt, 35 dagen gedurende dat tijdvak zijn aangeteekenddie werke
lijk de geregelde voltooiing van het werk hebben verhinderdals
in Augustus 1876
September
October
November
Januari 1877
4
23
1
1
6
dagen.
35 dagen.
2°. het drooghouden der rioolmondingen kostte herhaaldelijk nachtelijken
arbeid
8°. het hervatten der werkzaamheden werd bemoeilijkt, door de noodza
kelijkheid van het aauhoudend ledig pompen der kuilen;
4°. de menigvuldige regens hebben grooter hoeveelheid zand vereischt,
waardoor trouwens de deugdelijkheid van het dempen bevorderd is geworden
5°. de werken zijn op een onberispelijke wijze uitgevoerd, zoodat de
aannemers daarvoor lof verdienen.
Wij meenen derhalve, dat er genoegzame gronden van billijkheid bestaan,
om kwijtschelding der boete te verleenen.
Aan IIH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en W et houders.
N°. 45. Leiden, 20 Maart 1S77.
Met 1 Mei a. s. eindigt de huur van het huisje buiten de voormalige
Wittepoort, verhuurd aan Lconardus Van der Weyden voor f 50, alsmede
van de beide huizen op de Aalmarkt, afkomstig van de voormalige admi
nistratie der Gast-en Leprooshuizenrespectievelijk verhuurd aan de weduwe
Springer en dc weduwe Brummelkamp, elk voor 220.
Wij stellen u voor de huur op de bestaande voorwaarden te continueeren.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DBABBE.