3 De heer Le Poole. Ik wensch even nader aan te vullen en te verbe teren wat ik straks gezegd heb. Als de Raad tot afstand van den grond aan het Rijk besluiten wil, wensch ik ook aan de koopers de f 500 te geven. Wat nu mijne aanhaling van den Meunier de Sans-souci betreft, dit in antwoord aan prof. Goudsmit: ik deed dit alleen, omdat daaruit blijkt hoe men misbruik maken kan van eene hoogere positie enin casutot het bereiken van hoogst onzekere belangen. Wij hebben immers bij de Ruïne gezien hoelang men op uitvoering van plannen der regeering kan wachten. Wie waarborgt ons datal wordt die grond binnen twee jaren door haar bebouwddie gebouwen goedgekeurd zullen wordenen niet zooals het zoötomisch kabinet, langen tijd ongebruikt zullen blijvenP De heer Debcksen. Mag ik u in overweging geven mijnheer de Voor zitter, na de algemeene discussiën over de voordracht het debat te openen over elk der onderdeelen? Dan kan nu veel discussie vermeden worden, want er wordt thans beurtelings over punt l en 3 gesprokenen het laatste is immers nuttelooszoolang punt 2 niet is beslist. De Voorzitter. De Commissie van Financiën wenscht als voorwaarde te stellen dat binnen 2 jaar een aanvang worde gemaakt met den bouw. Hiertegen moet ik mij verklaren. Ik ben gisteren in de gelegenheid ge weest bij Binnenl. Zaken over deze zaak te spreken en acht bet noodzake lijk dat men de regeering vrij late, vooral ook met het oog op de aan hangige plannen voor den bouw op de Ruïne. Als de regeering meent terrein noodig te hebben voor een aeademisch gebouwzou ik haar niet aan een termijn willen binden, üok is het volstrekt niet uitgemaakt dat daar een chemisch laboratorium zal komen. De Minister heeft zich daar omtrent niet uitgelaten, maar gezegd: »ik acht het wenschelijk dat het Rijk den eigendom verkrijge van dien grond voor een of ander academie gebouw1'. Ik zou dus in ernstige overweging willen geven geen voorstel te doen tot toevoeging van dien termijn van 2 jaar. Verdere voor waarden te maken t. a. van den af te stanen grond acht ik ook niet wen schelijk. Het besluit omtrent het hek enz. is genomen tijdens ik curator was en dus heb ik er ook deel aan. Vindt uwe vergadering het voor den welstand van de Kaiserstraat wenschelijk dat het hek in de rooilijn kome, welnu waarom dit dan niet gevraagdafgescheiden van deze voordracht De regeering zal daar wel bereid toe bevonden wordente meer wonneer, zooals ik meen te wetenook prof. Hoffmann de demping van die sloot voor zijn laboratorium gewenscht acht. Mijnerzijds geloof ik dus dat het over bodig is deze zaak als voorwaarde bij den afstand van grond tc stellen. De heer Hartevelt. Mij dunkt dat dit eene reden te meer is om bij den minister er op aan te dringen. Als er geen bezwaar van de zijde van Curatoren bestaat, zal de conditie juist het doel bereiken, namelijk dat hoe eer hoe beter de toestand verandere. En wat den termijn betreft, als men 2 jaar te kort acht, stelle men 3 of 4 jaren, binnen welke met den bouw een aanvang zbI moeten gemaakt zijn. De heer Van Iterson. Is het uw voornemen, mijnheer de Voorzitter! aan het denkbeeld van den heer Dercksen gevolg te geven en de onderdeelen afzonderlijk te behandelen? De Voorzitter. Ja. De heer Van Itebson. Dan zal ik nu niets meer zeggen dan alleen dat ik vasthoud aan het voorstel door den heer Hartevelt gedaan. De algemeene beraadslagingen worden alsnu gesloten. Het eerste punt van de voordracht, namelijk het voorstel om»den grond aan den Vestwal tussehen de Kaiserstraat en den Vliet, in deze bedoeld en ter bebouwing met zoogenaamde fatsoenlijke woonhuizen in het openhaar ten verkoop aangebodenniet te gunnen aan de voorloopige koopers", wordt met 21 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemdende heeren Librecht LezwijnLe Poole en Eigeraan. Punt 2 der voordracht luidt: 'dien gronJ af te staan aan het Rijk ten behoeve van eene of andere academische inrichting, onder bepaling: o. dat door het Rijk aan de gemeente zal worden voldaan eene koopsom van f 2500 b. dat alle kosten van overdracht zoomede de kosten gevallen op de open bare verkooping zullen komen ten laste van het Rijk. De heer Hartevelt. Hierin moet nu de bepaling worden opgenomen omtrent den termijn waarop de bouw aanvangt en de conditie dat het hek in de Kaiserstraat worde weggenomende sloot gedempt en de rooilijn als vroeger worde gemaakt. De heer Van Iterson. Aan den heer Hartevelt moet ik opmerken dat het straks mijne, en, naar ik meende, ook zijne bedoeling was de voor waarde te maken dat de grondgelegen in de Kaiserstraat en behoorende tot bet terrein van het zoötomisch kabinet, in de richting van de rooilijn, weer worde stadseigendom. De heer Hartevelt. Ik kan het woord »weer" niet gebruiken, want de grond is immers afgestaan en geen stadseigendom meer. De heer Van Iterson. Ik bedoel dat wij den grond zullen krijgen, om hem als openbare straat te benuttigen. Ik hoop dat het de bedoeling van den Voorzitter is de amendementen op dit punt eerst in behandeling te brengenanders kan ik niet voor onderdeel a stemmen. De heer Van Hettinga Tromp. Mag ik vragen, of die grond bij het zoötomisch kabinet is grond aan het Rijk verkochtdan wel door het Rijk in gebruik genomen De Voorzitter. De grond was van het Rijk. De heer Van Hettinga Tromp. Maar is die grond niet aan het Rijk afgestaan door de gemeente? De Voorzitter. Neendie grond behoort aan het Rijk. De heer Van Hettinga Tromp. Ik zou mij toch zeer moeten vergissen als die grond niet in 1817 aan het Rijk was afgestaan voor kruidtuin. Het heeft nooit in de bedoeling van de gemeente gelegen dat het Rijk er een ander dan dit gebruik van zou maken. Als de grond niet meer als kruidtuin dienst doet, zou de gemeente dien weder kunnen innemen, daar nu de rooilijn wordt bedorven. Een bepaald contract beb ik niet gezien maar ik meen zeker dat in 1817 de grond is afgestaan voor kruidtuin. Dit is dus een argument, dunkt mij, om nu den grond van den Staat terug te vorderen. De heer De Laat de Kanter. Ik heb eene bedenking tegen den vorm van het amendement van den heer Van Iterson. Als wij van de regeering afstand vragen van een aan het Rijk toebehoorend stuk grondzal zij ge neigd zijn de zaak te gaan beschouwen als een quaestie van ruil van grond; zij zal dan wellicht niet meer geneigd zijn de aangeboden f 2500 te betalen en daarmede zouden wij tevens de f 500 missen, welke wij aan de provisio- neele koopers wilden aanbieden. Bovendien acht ik het verzoek onzerzijds niet noodig. Het hek moet, zegt men, weg, om de rooiing te verbeteren. Maar of die rooilijn loopt over stads- of rijksgrondwat kan ons dat ten slotte deren? De heer Van Iterson. Wat ons dat deren kan Zeer veel. Wie staat ons borg dat, al wordt het hek thans weggenomen niet later op die plaats weer iets anders worde gezet? Het Rijk vraagt grond, wij maken de voor waarden. C'est d prendre on d laisser. Ik ben niet bang dat het Rijk de voorwaarden zal weigeren. Ik bid u, wat heeft het Rijk aan dien grond. Ik begrijp zelfs niet, hoe men er toe gekomen is om op die plaats een houten hek en een sloot te maken. De doode beestendie in het zoötomisch kabinet huizen, zullen er waarlijk niet uit wegloopen. De heer Do Ried. Ik wensch eene inlichting te vragen. Indien aan het Rijk de grond wordt afgestaanwanneer zal dan de betaling plaats hebben? Spoedig, of eerst als het plan tot bebouwing zal gemaakt zijn? De Voorzitter. Ik geloot niet dat het Rijk de betaling van gekochten grond gewoon is te verschuiven. Ik zal nu, als niemand meer het woord verlangt, het eerste amendement in stemming brengen. De heer SchelteMa. Mag ik weten, hoe dat amendement luidt? De heer Hartevelt. Het amendement luidt#dat wanneer binnen 4 jaar met den aanbouw van een of meer academische gebouwen geen aan vang is gemaakt, de grond aan de gemeente zal worden teruggegeven. De heer Scueltema. Gesteld nu eens dat over 4 jaar het Rijk den grond nog niet heeft gebruikt en deze dus aan de gemeente terugkomt, moet zij de gemeentedan weder teruggeven hetgeen het Rijk haar voor dien grond heeft betaald, of vervalt die terugbetaling? De heer De Fremerv. Ik geloof dat het niet noodig is dergelijke be paling te maken. Het Rijk zal dezen grond wel betalen bij de overdracht. Als dan later de vergoeding moet worden uitgekeerd, dan zullen Burgemees ter en Wethouders natuurlijk het verzoek daartoe aan den Gemeenteraad moeten doen. Dan kan de zaak worden beslist; nu behoeven wij ons, dunkt mij, nog niet te verontrusten over iets, dat hoogst onwaarschijn lijk is. De heer Hartevelt. Mijn amendement luidt nu: »Dat wanneer binnen den tijd van 4 jaren niet mocht worden overgegaan tot de oprichting van het academiegebouw, de grond alsdan aan de gemeente zal terugkeeren." De heer Goudsmit. Dan zou ik in elk geval liever lezen: »in eigendom aan de gemeente terugvalt." Andera moeten wij nog eene actie instellen. De heer Hartevelt. Tegen die wijziging heb ik geen bezwaar. Aldus gewijzigdwordt het amendement aangenomen met 22 tegen 2 stemmen. Tegen stemden: de heeren Le Poole en de Voorzitter. De Voorzitter. Nu komt het tweede amendement aan de ordebetrek kelijk den afstand van grond door het Rijk. De heer Hartevelt. Dat amendement luidt: »dat een gedeelte grond, begrepen tussehen de Kaiserstraat en de rooilijn van het eerste deel van die straat aan de gemeente worde in eigendom gegeven." De heer Van der Lith. Het bezwaar van den heer Scheltema blijft nu bestaan. Of die teruggave kosteloos zal geschieden of nietwordt nu in het midden gelaten. De beer Van Iterson. Is het nu wel duidelijk genoeg omschreven? Ik geloof dat er nog bij moet: »tbans behoorende tot het zoötomisch kabinet; zoodat de alinea dan zou luiden: »dat bet gedeelte grond, thans behoorende tot het terrein van het zoötomisch kabinet, gelegen tussohen de Kaiserstraat en de rooilijn van het eerste gedeelte van die straat, kosteloos in eigendom aan de gemeente terugkome. De heer Hartevelt. Tegen die wijziging heb ik geen bezwaar. De Voorzitter. Ik zal tegen het amendement stemmen, omdat ik het tegenover de regeering, die dat terrein ten dienste van onze academie en dus in het belang ook van onze gemeente wenscht te bekomenniet passend vindzooveel voorwaarden te stellen. Het heeft hier al den schijn of men eene grooten dienst aan de regeering gaat bewijzen, maar men verliest ge heel uit het oog dat de regeering een niet geringen dienst aan onze stad betoont, door terreinen voor zoodanige doeleinden aan te koopen. Maar ten anderenwaartoe voorwaarden te stellenwanneer men langs anderen weg zijn doel evenzeer kan bereiken? In stemming gebrachtwordt het amendement met 20 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren De Laat de Kanter, Suringar, Van der Zweep en de Voorzitter. Onderdeel a wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. Onderdeel 6 wordt zonder stemming goedgekeurd. Punt 2 in zijn geheel, zooals het is geamendeerd, wordt met algemeene stemmen aangenomen. Punt 3: »aan de voorloopige koopers bovenbedoeld aan te bieden eene som van f 500 ter gemoetkoming in de door hen te lijden winstderving." De heer Cock. Ik wensch met een enkel woorJ aan te dringen op het geen de heer Goudsmit straks heeft gezegd. Ik zou de vraag willen stellen of wij inderdaad wel gerechtigd zijnbehalve aan armbesturen en in enkele andere gevallen, schenkingen te doen? En nu nog eene andere vraag. In dien de Lands-regeeringin stede van f 500 meer te biedeneens tot ons gekomen ware met het verzoek om haar de bedoelde perceelen ten nutte van eene academische inrichting af te staan voor dezelfde som, waarop zij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1877 | | pagina 3