217 hen zou bij rijzing van de ijzerprijzen de geraamde som niet meer voldoende zijn geweest. Niet alleen echter met het oog op het bezwaar van den heer Juta is de bijvoeging geschied maar ook in het vooruitzicht van de moge lijkheid dat concessionarissen een werk ondernemen waarvan de kosten zou den kunnen blijken hunne berekeningen te boven te gaan. Zij vragen aan de gemeente eene rentegarantie voor de som van 450,000. Bleek het echter later dat zij meer noodig hadden dan die somdan zouware der gelijke bepalingals nu is gemaaktniet in de concessie opgenomenvol gens het oordeel van deskundigenniets kunnen verhinderen al het meer dere in de rekening te lijden j om dit te voorkomen, strekt de bijvoeging. Concessionarissen zouden kunnen zeggen: wij hebben van de gemeente wel eene garantie verkregen van 5 pCt. rente van 450,000 als eene tegemoet koming, maar wij hebben ons niet verbonden het werk voor ƒ460,000 te maken. Dit bezwaar is nu vervallen. Wij hebben nu de financieele macht van concessionarissen niet meer onbegrensd gelaten. Zeggen zij: het werk kost meer, dan antwoorden wijgij moogt niet meer voor rente en aflossing van het meerdere op de rekening brengen dan 2500 'sjaars. Maar zegt de vorige geachte spreker als nu werkelijk blijkt dat zij 100,000 meer noodig zullen hebben dan zijn 2500 aan rente en aflos sing gedekt, maar de overige renten zullen toch op de winst- en ver liesrekening paraisseeren. In het voorbijgaan zij opgemerkt dat de 50000 wel wat boog zijn gerekendwant 2500 renten en aflos sing kan hoogstens op een kapitaal van 40000 doelen. Er zal dus eene som van 60000 overblijven, waarvan de rente en aflossing, naar de vorige spreker meentop de winst- en verliesrekening zullen gebracht worden. Dit is echter het geval niet. Juist om dat te voorkomen is be paald dat niet meer dan 2500 rente en aflossing in de rekening zal mogen worden geleden. Maar die meerdere rente en aflossing zullen toch moeten worden betaald! Volkomen juist, men kan niet aannemen dat iemand den concessionarissen geld zal geven zonder behoorlijke waarborgen voor rente en aflossing, maar dat is eene zaak die ons niet regardeert, die geheel ten laste komt van concessionarissen. Als zij het werk niet kunnen voltooien, wegens geldgebrek, verbeuren zij het waarborgkapitaal van ƒ50000. Dit is de strafbepaling, op de niet-nakoming van hunne verplich ting gesteld. Zij zullen dus op eenigerlei wijze moeten zien aan geld te komen en dan zullen zij in denzelfden toestand verkeeren als waarin b. v. de Ned. Indische spoorwegmaatschappij heeft verkeerd. Het gouvernement waarborgde deze maatschappij 4-j pCt. rente van het aanlegkapitaaldat op 13 a 14 millioen gulden was geraamd. Toen die verwerkt waren, was de spoorweg nog niet voltooid en daarop heeft de maatschappij eene leening uitgeschrevenobligatiën uitgegeven en de renten van die obligatiën betaald met de renten die het gouvernement gegarandeerd had aan de aandeelhou ders. Deze hebben zich toen eenige slechte jaren moeten getroosten om den weg te voltooien en nu verkeert de maatschappij in bloeienden toestand. Het gouvernement beeft echter alleen te maken gehad met de verplichting der rentegarantie van 4^ pCt. van het oorspronkelijk aanlegkapitaal. In hetzelfde geval zullen wij dan ook verkeeren. Wij zullen 5 pCt. betalen van ƒ450.000. Blijkt het dat er meer noodig is, dan doen wij nog iets meer dan waartoe het gouvernement zich verplichtte in zake den spoorweg aanleg Samarang-Vorstenlanden. Wij vergunnen den concessionarissen iets meer in de rekening te lijden, maar erlangen daardoor ook zekerheid dat zij niet alles in de rekening zullen brengen. Ik geloof dus dat deze bepa ling zeer in het wezenlijk belang der zaak en van de gemeente is. Hoog stens zullen wij daardoor iets langer de gewaarborgde rente moeten betalen, maar in geen geval meer dan 2500. En van het oogenblik af aan dat er sprake is van winst boven de gegarandeerde rentedoen wij afstand van hoogstens 1250 in de winst. Het is, dit erken ik, eene concessie onzerzijds maar die als het ware eene assurantie-premie is waardoor wij ge waarborgd zijn dat wij nooit voor hooger bedrag kunnen worden aange sproken. De heer Van dee Lith. Ik stel er prijs op hier te verklaren dat ik zeer gaarne voor dit artikel mijne stem zou uitbrengen, indien niet andere werkzaamheden mij beletten langer deze zitting bij te wonen. Ik zou voor dit artikel stemmenomdat de rentegarantie nimmer hooger zal kunnen worden opgevoerd dan tot 5 pCt. van het kapitaal van ƒ450,000, zoodat die rentegarantie nooit de som van 22500 zal kunnen overschrijden. Waarom dan die bepaling van die meerdere ƒ2500? Alleen is die noodig, omdat als wij winst gaan deelende gemeente in de winst- en verliesrekening van concessionarissen voor rente van opgenomen kapitaal nooit meer zal erkennen dan ƒ2500. Wat de concessionarissen meer betalen gaat ons niet aan. Ziedaar de redenen, waarom ik voor het artikel zou stemmen. De heer Van der Lith verlaat de vergadering. De heer Jdta. De geachte Wethouder van Fabricage heeft gezegd dat ik er den concessionarissen een grief van zou hebben gemaakt dat zij zuinig zijn geweest in hunne berekeningen. Ik weet niet, hoe men dat uit mijne woorden heeft kunnen opmaken. Als ik een grief aan concessionarissen zou hebben willen makenzou ik redenen hebben aangevoerd om tegen eene verhooging van jaarlijksche rentegarantie ad ƒ2500 te* stemmen. Ik heb daarvan echter geen woord gesproken. Alleen heb ik gezegd dat mijne voorstelling op 13 Juli gebleken is toch niet zoo geheel ongegrond te zijn geweest. Maar dat slaat niet op het artikel dat nu in behandeing is. En wat betreft de opmerking dat de andere concessionarissen aan hunne plannen grooter omvang hadden willen gevendaarvan weet ik nietsom reden dat zij die niet hebben kunnen inleveren. Ik heb dus geen kennis kunnen dragen van die plannen. Mijne eenige bedoeling was dezeik wil voorkomen dat, indien de concessionarissen meer geld aanvragen dan 5 ton, wij meer renten zouden moeten betalen dan waartoe de garantie strekt, en dat dus geen renten kunnen worden gebracht op de winst- en verliesrekening boven de in dit artikel bedoelde ƒ2500. De heer Van Iteeson. Ik wensch den vorigen spreker alleen op te merken dat hij onjuist oordeelt, als bij zegt dat wij een rente garandeeren van een kapitaal van 5 ton. De heeren De Kanter en Van der Lith heb ben duidelijk genoeg doen uitkomen dat wij nooit voor meer dan voor de renten van 4^ ton verantwoordelijk zijn. Rente en aflossing van het bedrag, dat boven de ƒ450,000 voor den aanleg mocht gevorderd worden, komt voor rekening van de concessionarissen. Alleen geven wij bij dit artikel de ge legenheid dat zij hoogstens ƒ2500 voor dat doel op de winst- en verlies rekening brengen. De heer Juta. Dat komt op hetzelfde neer. Wij zullen daardoor zoo veel langer moeten wachten voor wij winst gaan deelen. Per slot van rekening zullen de eigenaars der obligatieu van meerder kapitaal dan 5 ton zeer goed begrijpen dat ook, al worden de renten niet door ons erkend, deze toch, door middel der winst- en verliesrekening, over volgende jaren kunnen worden overgeslagen. Wij zullen dus feitelijk zoovele jaren langer die ƒ2500 betalen en het eflect zal dus hetzelfde zijn. De heer Van Iteeson. Als de vorige spreker zegtten langen leste zullen wij het toch moeten betalendan vergist hij zich. Voor rekening van de stad komt toch, op deze wijze gerekend, slechts de helft en de andere helft blijft voor rekening van concessionarissen. De heer Jdta. Nu komt de vorige spreker juist op het punt door mij bedoeld. Ik wil Voorkomen dat die renten van het meerder benoodigd kapitaal op de winst- en verliesrekening zullen komen. Ik neem genoegen met de ƒ2500 boven de rente van het kapitaal van 4j ton. Maar willen de concessionarissen nog meer kapitaal opnemen, dan zal dit moeten zijn hun eigen kapitaal, waarmede wij niets te maken hebben. En in geen geval mag de rente daarvan door ons betaald worden. De heer De Laat de Kantee. Dat staat zoo duidelijk mogelijk in het artikel. De heer Le Poole. Bij de onlangs gehouden beraadslagingen over het beheer der gasfabriek is erzooals bekend isveel verschil van gevoelen geweest over de vraagwat zuivere en wat onzuivere winst is. Hier nu in dit artikel is weder sprake van zuivere winst. Ik zou wel willen voorstellen dat woord «zuiver" er uit te laten. De Vooezittee. Ik geloof dat in dit geval het overtollige niet kan schaden en zou het woord dus liever behouden. De heer De Laat de Kantee. De vraag wordt gedaanwat verstaan wordt door winst of door Zuivere winst. Als aan Burg. en Wetb. de goed keuring der rekening is voorbehouden, geloof ik dat wij beter doen ons thans niet op nieuw in die quaestiewelke onlangs hier werd behandeld te verdiepen. In eene zaak als deze toch weet men zeer goed wat winst is, namelijk de opbrengst na aftrek van afschrijving, reservefonds, aflossing enz.in een woord van alleswat men vooraf dienaangaande bij de statuten bepaalt. Ik geloof niet dat de quaestie vereenvoudigd wordt door alleen van winst te spreken. De heer Le Poole. Ik had het alleen in overweging gegeven ter ver duidelijking, want iedereen weet wat winst is, en daar zooeven hebben wij nog gehoord dat contracten zoo duidelijk; mogelijk moeten zijnten einde alle mogelijke chicanes te voorkomen. De Vooezittee. Wordt het amendement van den heer Le Poole on dersteund F Het wordt niet voldoende ondersteund. De heer Jdta. Ik wensch nog even op het punt door mij besproken terug te komen. Het is wel mogelijk dat de bedoeling is zooals die is op gegeven maar zij staat dan niet duidelijk in het artikel. Er staat «op de jaarlijksche rekening." Welnu, men zal het brengen op eene volgende jaarlijksche rekening. Wij zijn daarmede niet verantwoord. Als er stond: «dan zal, van dat meerdere, tot een bedrag van ƒ50000, nimmer meer dan j 2500 voor renten en aflossing jaarlijks geleden wordendan ware het iets anders. De heer De Laat de Kantee. Ik zie niet in dat dit eene verbetering zou zijn. Ik geloof dat de tegenwoordige redactie, welke van alle kanten bezien is, de voorkeur verdient. De Vooezittee. Wordt het amendement van den heer Juta voldoende ondersteund P Zoo nietdan kan het niet in omvraag worden gebracht. Art. 21, hierop in stemming gebracht, wordt aangenomen met 22 stem men tegen 1die van den beer Juta. Artikel 22. De heer Jdta. Moet in dit artikel ook niet opgenoemd worden de grondeigendom? Er is sprake van zooveel, bijv. zelfs van machineriën buizen en pijpenmaar niet van grondeigendom. Daardoor zou men wel eens later kunnen zeggenals het de bedoeling geweest was ook den grond eigendom op te nemenzou men het er wel bepaald hebben bijgezet. De heer Dd Ried. Ik wenschte slechts eene inlichting te vragen. Er wordt hier gesproken van «netto opbrengst." Is dit iets anders dan «zuivere winst." Ik denk het niet. Maar dan vraag ik: waarom hier niet hetzelfde uitgedrukt met dezelfde woorden als in het vorig artikel? De heer Hartevelt. Onder netto-opbrengst wordt m. i. verstaan de opbrengst zonder daarvan renten af te trekken, terwijl met zuivere winst bedoeld wordtde opbrengst na aftrek der renten. De Vooezittee. Wordt het amendement van den heer Juta, om den grondeigendom in dit artikel op te noemen ondersteund? Het wordt voldoende ondersteund. De heer Scheltbma. Ik kan mij niet vereenigen, mijnheer de Voor zitter, met de toelichting, door den Voorzitter der Commissie van Financien aan de uitdrukking netto-opbrengst gegeven, als zou dit wezen winst zonder aftrek of met inbegrip der renten dus een onzuivere winst. De Voorzitter. Ik moet den spreker opmerken dat nu het amendement van den heer Juta aan de orde is, om het woord «grondeigendom" in het artikel in te lasschen. Dat amendement wordt in stemming gebracht en verworpen met 14 tegen 9 stemmen. Voor stemden: de heeren Juta, Van der Zweep, Van Iterson Wilhelmy Damsté, Verster, Bijleveld Scheltema, Driessen en Krantz. De heer Scheltema. De heer Du Rieu heeft daar aanstonds gevraagd naar de beteekenis van het woordnetto-opbrengst. De heer Hartevelt heeft hem geantwoord. Maar met diens interpretatiedat netto-opbrengst zou zijn winst zonder aftrek van renten, kan ik mij niet vereenigen. Op brengst is eigenlijk wat men ontvangt bij verkoop van iets, maar dit is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 7