818 De heer De Laai de Kanter. Die wil ik gaarne vermijden door de woorden #en de duinen" weg te laten. De' heer Bijleveld. Zou het bezwaar niet kunnen worden weggenomen door te lezende gemeente draagt aan concessionarissen al hare rechten over P Dan wordt in het midden gelaten, welke die rechten zijn. Is bet een eigendom, welnu dan is het die eigendom, is het een meer beperkt recht, dan het laatste. De heer Goudsmit. Dan is het beter te lezen: draagt haar rechten over. Die rechten betreffen dan den eigendom of de erfpacht. De heer Van Itebson. Dat ondersteun ik. De heer Cock. Ik wensch te vragen of de aanmerkingdie door den heer De Kanter terecht is gemaaktook opgenomen wordt in de concessie. Ik vind het woord 'kostende prijs" niet heel duidelijk en niet mooi. De Voorzitter. Tegen betaling van den kostenden prijs. De heer Cock. Ik heb er vrede mede, mijnheer de Voorzitter! Ik vind het echter niet fraai. De heer Bijleveld. Mag ik nu nog alleen vragen of er zal gelezen worden: 'tegen den haar kostenden prijs" of wel, wat mij taalkundig juister voorkomt, 'tegen den kostenden prijs"P De Voorzitter. Tegen betaling van den kostenden prijs. De heer Goudsmit. 'Kostende prijs" is een leelijk wpord. De Voorzitter. Dan 'tegen betaling van de kosten door de gemeente gemaakt". De heer Goudsmit. Of 'den prijs waarvoor zij verworven zijn". Ik wensch het woord 'kostende prijs" in allen gevalle weg te laten. De heer Dercksen. Ik wensch tè vragen of, wanneer men spreekt van de kosten alleen daaromtrent geen verschil van gevoelen zou kunnen rijzen want het is de vraag of de koopprijs daaronder ook begrepen is. Zou het daarom niet beter wezenmet toepassing van hetgeen reeds de heer Bijle veld in overweging gaf, het artikel dus te lezen: 'De gemeente draagt aan concessionarissen over al hare rechten, tegen terugbetaling van datgeen wat door haar voor die terreinen in de duinen is betaaldde kosten daaronder begrepen." De Voorzitter. Het komt mij voor dat de redactie aan Burg. en Weth. kan worden overgelaten: Wij weten de bedoeling van den Raad. De redactie kan op verschillende wijzen worden geformuleerd Art. 3 wordt aangenomen met algemeene stemmen. Artikel 4. De heer Dercksen. Mas ik eenige inlichting vragen omtrent het laatste gedeelte van den volzin? Waaraan onderwerpen de concessionarissen zich, aan de aanmaning of aan de opgaven? Natuurlijk niet aan de opgaven, ook niet aan Burg. en Weth. Aan wie dan of aan watP De heer De Laat de Kanter. Aan de opgaven. Ik geloof dat dit taalkundig juist is. De heer Van Heukelom. Mijnheer de Voorzitter! Ik wensch voor te stellen de stadswerklieden hieruit te lichten en te lezenzal niet anders mogen geschieden dan onder toezicht van Burg. en Weth. of den persoon door Burg. en Weth. aangesteld". Het is toch wel mogelijk dat de stads werklieden metter tijd zullen verdwijnen en dan zijn wij met dit artikel verlegen. Daarenboven vind ik het veel eenvoudiger dat de concessionarissen die werken verrichten met hunne menschenonder toezicht van de Fabri cage. Dat gaat vlugger, beter en even solide, en men zal dezelfde waar borgen hebben. De heer De Laat de Kanter. Ik heb geen bezwaar er tegen het woord 'stadswerklieden", op de gronden door den heer Van Heukelom aange geven te vervangen door //werklieden door of van wege de gemeente aan te wijzen". Ik moet evenwel bedenking maken tegen het verrichten van het werk door de werklieden van de ondernemers. Hun is het onverschillig hoe de straten worden gedicht en dan .zullen wij voor onze rekening de stratendie veel van de werken zullen lijden weer in orde moeten brengen. De bestrating kan wel geschieden door werklieden die geen stadswerklieden behoeven te zijn. De gronden tegen het gebruik van het woord 'stads werklieden" aangevoerd, beaam ik. Het zou kunnen zijn dat wij na eenigen tijd geene stadswerklieden hadden. Maar ik geloof dat de lieden die de straten verleggen moetendoor ons moeten worden aangewezen. De heer Van Heukelom. Zou het toezicht, door personen door Burg. en Weth. aangesteld, dan niet voldoende zijn? De Voorzitter. Ik geloof dat het in de bedoeling van den heer De Kanter ligt, om, indien de stadswerklieden er uit gelicht worden het toezicht op te dragen aan personen door Burg. en Weth. aangesteld. De heer Dercksen. Ik wensch nog even voor de tweede maal te vragen hoe men zich aan eene opgave kan onderwerpen. Ik kan begrijpen dat men zich onderwerpen kan aan een bevel, doch niet aan eene opgave. Of hier is iets te veel, dan wel iets onduidelijks. De heer De Laat de Kantee. Ik voor mij kan volstrekt geene onduidelijk heid in het voorgestelde zien. Ik geloof dat geene andere opvatting mogelijk is dan dezedat de concessionarissen zullen betalen hetgeen door Burg. en Weth. als verschuldigd is opgegeven. Ik kan er geen anderen zin aan geven. De heer Dercksen. Ik zou alleen willen weglaten de woorden'waaraan concessionarissen zich onderwerpen." Het spreekt vanzelf dat zij zich onder werpen aan de in het stuk vervatte bepalingen, als dit eenmaal door hen met volle kennis van den inhoud, onderteekend is. De heer Goudsmit. Ik heb in de eerste plaats eene kleinigheid op te merken. Ik zou het woord 'wederleggen van straten" niet bezi gen. Men wederlegt geen stratenmaar wel argumenten of betoogen. Doch, om terug te komen op de bedenking van den heer Van Heu kelom, ik acht zijn bezwaar volkomen gegrond, niet alleen wegens den dwang dien men aan concessionarissen oplegt, die meenen kunnen dat hun werklieden beter bekend zijn met de bestrating, zooals b. v. te Amsterdam, maar bepaaldelijk omdat men de verantwoordelijkheid wegneemt. Indien immers de straten moeten worden hersteldzonder dat concessionarissen bepaald gedwongen worden hunne werklieden te bezigen, kunnen zij de ver antwoordelijkheid niet van zich afslaan. Moeten zij daarentegen de hun aangewezen werklieden bezigenzoo zullen zij zeggentu Tas voulu George Dandinuw eigen menschen hebben het gedaan. Gij kunt geene verantwoordelijkheid voor een stadswerk op mij laden. Dat is het grootè bezwaar. De Voorzitter. Ik geloof dat wij die verantwoordelijkheid wel op ons kunnen nemen, vooral wat de bestrating betreft, omdat de gemeente niet de pijpen doet leggen. De heer Goudsmit. Maar ik zie niet de noodzakelijkheid in, dat de gemeente die groote verantwoordelijkheid op zich lade. Het geeft aanleiding tot moeilijkheden. Later zullen Burg. en Weth. wellicht in rechten eene vervolging hebben in te stellen en dan zullen concessionarissen antwoordenuw eigen werklieden hebben den boel bedorven. Ëen van beiden is bet geval: of concessionarissen oordeelen dat de werklieden van de gemeente goed zijn, dan zullen zij ze zonder dwang gebruiken, of zij zullen hun eigen werklieden beter achtenen waarom dan de onze opdringen De Voorzitter. Hetzelfde principe is ten aanzien van de gasfabriek gevolgden dat heeft uitstekend gewerktbij het dichten der straten. De gemeente blijft alleen op de oppervlakte der straaten wanneer de bestrating door ons werkvolk wordt verricht, dan zal door ons de verant woordelijkheid worden gedragen. De heer Goudsmit. Ik wensch geene verantwoordelijkheid in het leven te roepen als zij niet noodig is. De heer Van der Lith. Ik acht het vourdeeliger dat het opbreken en herstellen der straten geschiede door de werklieden door Burg. en Weth. aangewezenwant dan staan die werklieden onder onze controle. Maar bovendien weegt bij mij nog een ander bezwaar. Indien wij bepalen dat de concessionarissen hun eigen werklieden moeten bezigendan belmoren zij een corps straatmakers in dienst te nemenen ik twijfel of zij daartoe genegen zullen zijn, of zij moeten andere personen bij de hand nemen. Wij nu hebben eenmaal personen die voor dat werk gebruikt worden waarom hen dan niet gebezigd De heer Goudsmit. De heer Van der Lith miskent dat ik niet dwang maar vrijheid wensch te laten. De heer Van der Litb. Ik verlang alleen dwang om de werklieden te gebruikendie geheel onder controle van Burg. en Weth. staan. Ons geheel stratennet wordt gelegd door dergelijke werklieden; welnu laten wij dat ook voor dit onderdeel behouden. De heer Le Poole. Ik wenschte hetzelfde te zeggen als de heer Van der Lith, en daarbij te voegen dat in onze politieverordening bepalingen voorkomen met betrekking tot de zorg voor orde en veiligheid op straat. Ik lees o. a. in art. 11, dat zonder schriftelijk verlof van Burg. en Weth. in de straat geen gat mag gebroken worden en dat hunne, in het belang der openbare veiligheid gegeven, voorschriften moeten opgevolgd worden. Ik geloof dus dat wij op een dwaalspoor komen met die zorg aan anderen op te dragenen beter doen deze alinea onveranderd te laten. Ik heb evenwel nog eene andere opmerking en wel ten aanzien van alinea 3. In dezelfde politieverordening staat geschreven dat ieder diezonder vergunning van Burg. en Weth., de straat gelieft op te breken met eene boete tot een maximum van ƒ25 kan gestraft worden. Is het nu billijk tegenover con cessionarissen bier eene strafbepaling van 50 aan te nemen en hen daar door met zulk eene draconische straf te bedreigen? De Voorzitter. Ik geloof niet dat dit in vergelijking kan komen. Het geldt hier niet de politieverordening, maar een maatregel bij concessie te regelenbuiten de politieverordening om. Het is een contract dat con cessionarissen gaarne aannemen. Zij weten vooraf waaraan zij zich te houden hebben, en dat dus de boete hooger is, ligt in den aard der zaak. De heer Bijleveld. Ik wensch ook op eene kleinigheid de aandacht te vestigen. In alinea 2 wordt gezegd dat, om de straten op te brekenmen zich schriftelijk wenden moet tot een ambtenaar door Burg. en Weth. aan gewezen. Ik heb daartegen geen bezwaar, maar wel tegen de bepaling die er is bijgevoegd, dat die aanvraag moet geschieden tweemaal 24 uren te voren. Nu is het mogelijk dat overwegende redenen (die ik niet ken) deze bepaling noodzakelijk maken, zoodat mijn bezwaar zou wegvallen, maar anders wensch ik te vragen of zij wenschelijk is. Het is mogelijk dat zich plotseling een gebrek vertoontdat spoedige herstelling vordertzal dan tweemaal 24 uren te voren daartoe permissie moeten worden gevraagd Dat kan tot groote moeilijkheden aanleiding geven. Waarom moet die ambtenaar tweemaal 24 uren hebben om zich te bedenken? Mij dunkt die quaesties zullen zoo ingewikkeld niet zijn. Ik stel voor de woorden: 'twee maal 24 uren te voren" te doen vervallen. De heer De Laat de Kanter. Die bepaling sluit volstrekt niet in zich dat niet binnen tweemaal 24 uren mag worden begonnenmaar dit kan ter beoordeeling gelaten worden aan den ambtenaar door Burg. en Weth. aangewezen. Het kan zijn dat het niet convenieert dadelijk te beginnenwegens het verband met andere werken. Maken wij in het belang van concessionarissen een termijn in het algemeenin ons belang is het niet toe te geven aan dadelijke eischen. De heer Bijleveld. Ik geloof dat de heer De Kanter uit het oog ver liest dat niet begonnen mag worden zonder vergunning. Bij het plotseling ontstaan dus van een gebrek moet het minstens tweemaal 24 uren blijven bestaanzelfs dan als de ambtenaar terstond op de aanvrage beschikt. Waartoe is dit nuttig? Zal dit in veel gevallen niet schadelijk zijn. Laat de bepaling wegzoo staat het immers toch aan den ambtenaar vrij niet terstond op de aanvrage te beslissen en zoo noodig vooraf onderzoek in te stellen. De heer Van Iter3on. Ik ondersteun het denkbeeld van den heer Bijleveld. De beer Van der Lith. Ik zie er geen bezwaar in en, naar ik geloof, de Wethouder ook niet. De heer De Laat de Kanter. Veel hecht ik er niet aan. De heer Van Heukelom. Mijnheer de Voorzitter! Ik kan die stads werklieden niet laten glippen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 3