204 mogelijk. Niet nuttig, omdat de begrooling tot niets geene zekerheid leidt, even als zulks het geval is bij gewone inrichtingen, die op bepaalde ontvangsten kunnen rekenen, die vooraf nagenoeg alle uitgaven kunnen, bepalen, in welke men tot over- en aiaehrijvingen van het een of ander artikel kan besluiten. Ook is het niet mogelijkomdat men in^ zulke zaken te afhankelijk is van tijdsomstandigheden, die zich vooruit niet laten be denken en toch dagelijks verandering geven. De heer Hartevelt. Ik stel dan voor een nieuw artikel vast te stellen overeenkomstig het voorstel van de Commissie van Financiën, hetgeen tus- schen art. 11 en 12 zoude moeten geplaatst worden, houdende dat er jaar lijks eeue begrooting zal worden aangeboden en vastgesteld. De heer Van deb Lith. Ik kan mij roet dat voorstel zeer goed ver eenigen. Er zijn onderscheidene postendie geen groote verandering on dergaan en die wel te ramen zijn. De jaarlijksche aanbieding cn vaststel ling eener begrooting leidt tot onderzoek en overweging en verscherpt de controle; zij kan aanleiding geven tot het doen van voorstellen. De heer Le Poole. Openbaarheid is een der kenmerken van onze gemeentelijke administratieen waarbij kan de firma Leiden nu meer belang hebben dan bij al wat openbaarheid van haar eigen fabriek betreft. Wij krijgen nu reeds een verslag, en komt er nu nog bovendien eene begrooting, dan zal de gasfabriek om een beeld te gebruiken van een mat glazen huis in een gebouw met blankdoorschijnend glas ver anderd worden. Ik ben dus wel geneigd het voorstel van de Commissie van Financiën te ondersteunen. De heer Kbantz. Ik ben niet voor het indienen eener jaarlijksche be grooting daardoor zou aan Commissarissen een onnoodige last worden opgelegd. Er is bijna geen fabriek of industrieele ondernemingwaarvan men vooraf, met genoegzame zekerheidde sommen voor eene begrooting zou kunnen opgeven. De heer Hartevelt. Ik moet dan nogmaals vragenmaken Commis sarissen voor zich dan geene begrooting? Hoe komen zij dan tot het cijfer in onzo gemeentebegrooting, aangegeven als winst van de gasfabriek te ma ken voor een volgend jaar? De beer Krantz. Behalve het bedrag der steenkolen, kunnen ook de andere postenals die der gasleidingweekloonende uitgaven voor gebouw en werktuigen enz., met geene zekerheid worden begroot, zoodat geen gunstig resultaat verwacht kan wordenmaar voor de Commissie daardoor zeer lastige bemoeiingen kunnen ontstaan. In omvrage gebracht, wordt het voorstel van den heer Hartevelt verwor pen met 13 tegen 8 stemmen. Voor stemden: de heeren Van Hettinga Tromp, SuringarHartevelt, Van Iterson Van der Lith, Juta, Goudsmit en Le Poole. Alsnu is aan de orde de Overgangsbepaling. De heer Van Iterson. Wanneer er goede redenen bestaan om vast te houden aan de bepaling, dat dit reglement geacht zal worden te zijn inge gaan op l Januari jl.dan heb ik daar vrede mede, maar niet voor zooveel dit betreft de tractementen van den directeur en den boekhouder. Ik acht het ongeoorloofd daarin over het loopendo jaar, dat bijna ten einde is verandering te brengen die wellicht zou blijken in hun nadeel te zijn. Daarom wcnsch ik, dat er aan de overgangsbepaling een tweede lid worde toegevoegd, waaivau de strekking zou moeten zijn, dat de beide hoofd ambtenaren over 1876 de tractementen behouden, die bun volgens de thans vigcerende verordening toekomen. Men zou aldus kunnen redigceren»voor het jaar 1876 worden de tractementen van den directeur cn boekhouder be rekend volgens het vorige reglementtot een minimum rcspcctivelijk van 3500 eu 1500." Do heer Goudsmit. Wat is het doel van de retro-activiteitdie men aan deze verordening geven wil? Ik zie er het nut niet van in. De heer De Fremery. Ik meen te moeten herinnerendat de verorde ning reeds in Januari jl. is ingediend en aan het oordeel van uwe vergade ring ouderworpen is. Tengevolge van verschillende omstandigheden en de onderscheidene overwegingen waartoe het ontwerp aanleiding gaf, werd dit nog niet behandeld. De bepaling was dus te zijner tijd zeer rationeel en is door ons niet gewijzigd, in het belang van al de ambtenaren, die natuurlijk prijs stellen op tijdige uitbetaling van het tractement. De heer Goudsmit. Er moet toch eenige bedoeling bestaan hebben bij het verleenen van retro-active kracht aan deze verordening. Ik herhaal dus mijne vraag: wat beteekent de terugwerkende kracht, die men hier voorstelt De heer De F"rEmery. Ik herhaal dat de bedoeling geene andere is dan om de tractementen op den verschijndag uit te betalen terwijl volgens de verordening, die nu nog vigeert, een gedeelte van het toegekende loon eerst na de goedkeuring van de rekening, dat is in Juni of Juli, kan wor den uitgekeerd. De heer Goudsmit. Dat is eene regeling van huishoudelijken aard en brengt geene verandering in de cijfers te weeg. Daarvoor behoeft van retro-activiteit geen sprake te zijn. Ik zou dus wenscbendat de invoe ring der verordening eenvoudig op 1 Januari 1877 gesteld werd. De Voorzitter. Dan ware het wellicht nog beter de geheele overgangs bepaling weg te laten en eenvoudig vast te stellendat de verordening in werking zal treden met den eersten Januari 1877. De heer Van Iterson. Zoo de leden van de Commissie met de invoering der verordening op 1 Januari 1877 genoegen kunnen nemen, dan heb ik er volkomen vrede mede. De lieer De Laat de Kanter. Het amendement van den heer Van Iterson verdient naar mijne opvatting onze volle adhaesie, juist door de bijvoeging, dat aan de ambtenaren als minimum-tractement over het loopende jaar eene bezoldiging wordt toegekend, gelijkstaande aan die, welke in deze verordening voor hen wordt vastgesteld. Daarmede vervalt de anomalie waarop is gewezen, cn tegelijkertijd het bezwaar van Commissarissen, dat het trac tement over 1876 eerst in Juni of Juli 1S77 voor een groot gedeelte kan worden uitbetaald. De heer Van Iterson. Dat is mijne bedoeling niet. Alleen wilde ik de onrechtvaardigheid voorkomen, dat aan het einde van 1876 over dat jaar tractementen werden vastgesteld tot een geringer bedrag dan aan de betrok ken ambtenaren bij den aanvang van het jaar zijn toegezegd. De Voorzitter. De Commissie van de gasfabriek kan dan later, zoo noodig, een voorstel doen over de uitbetaling van hetgeen den bedoelden ambtenaren nog mocht toekomen. De heer Van Iterson. Ik kan mij met dat denkbeeld minder goed ver eenigen. Le betrokken personen blijven dan in het onzekere en ook voor hen geldt de spreekwijzebeter een vogel in de hand dan tien in de lucht. De heer Bijleveld. Ik geloof inderdaad, dat de zaak zeer eenvoudig is. Na het op ultimo December e. k. eindigen van het dienstjaar 1876, hebben de in deze bedoelde personen een verkregen recht. Daaraan kan natuurlijk geen afbreuk worden gedaan door de eerst in 1877 in werking tredende verordening. Ik ondersteun dan ook gaarne uw voorstel, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Dan stel ik, ter sluiting van deze beraadslagingen, voor, dat er eenvoudig worde bepaalddat deze verordening in werking zal treden met 1 Januari 1877. Dit wordt met algemeene stemmen aangenomen. Hierop wordt de Verordeningzooals zij nu is gewijzigdin haar geheel met 18 tegen 3 stemmen aangenomen. Tegen stemden: de heeren De Fremery, Scheltema en Verster. VIII. Staten van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1876. (Zie Ing. St. n°. 259.) Worden zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. IX. Tweede suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1876. Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen goedgekeurd. X. Voordracht tot inzending van eenige voorwerpen uit het Museum in de Lakenhal naar de Tentoonstelling in 1877 te Arasterdam te houden. (Zie Ing. St. n°. 260.) De Voorzitter. Bij de Commissie bestaat geen bezwaar aan het ge dane verzoek te voldoen. Alleen had een dor leden nog al bedenking ten opzichte van een Gobelin-behangsel, voorstellende het beleg van Leiden. Het zou echter te bejammeren zijn zoo dat niet te Amsterdam werd ten toon gesteld. Men mag wel vertrouwendat zoowel voor die als voor de overige voorwerpen de noodige zorg zal worden gedragen. De heer Bijleveld. Ik heb geen bezwaar tegen de gevraagde machti ging, maar ik meen er op te moeten aandringen, dat voor assurantie zorg gedragen worde. De Voorzitter. Dit is wel degelijk ens plan. Dc heer Hartevelt. Zijn de voorwerpen, die men naar Amsterdam wil zenden, alle van de stad, of zijn daaronder ook door anderen aan de stad in bruikleen gegevene? De Voorzitter. Zij behooren natuurlijk alle aan dc stad. De voorwer pen, die wij in bruikleen hebben, zouden nimmer, zonder toestemming der eigenaren kunnen worden afgestaan. De heer Eigeman. Ik herinner mij dat datzelfde Gobelin-behangsel hij een vorigen keer reeds in Amsterdam is geweest. De Voorzitter. Dit is werkelijk het geval geweest. De heer Eigeman. Ik wil daarmeê zeggen, dat er voor de Commissie van het Museum nu wel geen bezwaar zal zijn, het Gobelin naar Amster dam te laten gaandaar het al eenmaal de reis er heen heeft gemaakt. Hierop wordt de gevraagde machtiging verleend. De Voorzitter. Hiermede zijn de werkzaamheden voor deze vergadering afgeloopen. Vraagt een der leden nog het woord? De heer Le Poole. Ja, Mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Dan geef ik het woord aan den lieer Le Poole. De heer Le Poole. Ik wenschte een abuis te herstellen, door mij bij de behandeling der begrooting begaan. Bij art. 124 der uitgavenover de verhooging van de jaarwedde van den gymnastiek onderwijzerwerd door den heer De Fremery, bij afwezigheid van den heer Librecht Lezwijn, namens het Dagelijksch Bestuur medegedeeld, dat de onderwijzer in het tee kenen 30 uren les gaf voor ƒ1200. Daar er echter twee onderwijzers zijn en geen van beide op dat tijdstip 30 lessen haddoor dat de uren van den eenen beneden van den anderen boven het maximum gesteld waren raakte ik het spoor bijster. Ik haalde nu hem aan die de meeste uren had maar vergat daarbij te vermelden, dat hij niet 1200, maar wel 1700 tractement genooteen abuisdoor do omstandigheid veroorzaakt dat naar de som van zijn tractement op drie verschillende plaatsen van de begrooling moet gezocht worden, maar welk abuis ik niet langer verzuimen mocht te rectificeeren. Niets meer aan de orde zijnde wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 6