301
Want ook ik vind het onbillijkbillijk gekoesterde verwachtingen te
verijdelen. Ik ben tegen het principe van een evenredig aandeel in de
winsttoch zonde ik het niet zoo willen ontnemen zonder zekerheid te
hebben dat de toestand niet al te ongunstig worden zal. De heer Dercksen zou
beter doen door het amendement niet zoo naakt voor te stellenmaar het
in verband te brengen met wat hij verder wil, want ook hij kan geen
onbillijkheid willen.
Het voorstel van den heer Dercksen wordt niet voldoende ondersteund.
De heer Eigeman. Mijn voorstel is heel duidelijk. Ik wensch den
directeur te geven ƒ3500, met weglating van dat aandeel, dat naar mijne
berekening zoo wat neer zal komen op ƒ500, en bij eventueel wonen aan
de fabriek hem vrije woningvuur en licht te verleenenwaarvoor zijn
tractement zal verminderd worden tot ƒ3000.
De Voorzitter. Ik geloof dat het denkbeeld der vrije woning nu niet,
maar later kan worden besproken. Dan wordt het de 'quaestiemet hoe
veel het tractement zal worden verminderd. Uit het hier gesprokene zal
de directeur genoeg kunnen zien dat de vergadering het wenschelijk acht
bem het genot van vrije woning toe te kennen. Nu valt alleen te bespre
ken de hoegrootheid van het tractement in den tegenwoordigen tijd. De
Commissie voor de gasfabriek heeft reeds het voorstel overgenomen van
den heer Eigeman, om het tractement van den directeur op 3500 vast te
stellen.
De heer Eigeman. Ik heb met genoegen gehoord dat mijn voorstel ook
bijval vindt bij de Commissarissen, en nu meende ik, dat ook zij het
laatste gedeelte van mijn voorstel, om die bepaling nu te regelen, hadden
overgenomen.
De heer Du Rieu. Mijn idee zou zijn nu te bepalen het vaste trac
tement op ƒ3500, zonder aandeel in de winst, en dat dan de Raad later in
overweging zal nemen welke vermindering het tractement zal ondergaan
voor het genot van vrije woning.
De heer Dercksen. Is er voor het oogenblik reeds ernstig sprake geweest
van eene woning, althans van eenig bepaald voorstel daartoe strekkende?
Het voorstel van den heer Du Rieu, om het tractement vast te stellen op
3500 zonder meer, wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Thans is aan de orde litt. b van art. 5, luidende: Een boekhouder op
eene jaarwedde van 1500.
De heer Eigeman. Ik zou willen vragen of het tractement van ƒ1500
bepaald is voor de betrekking van boekhouder alleen. Ik stel deze vraag,
omdat ik in het verbeterde art. 7 lees dat hij tevens als kassier werkzaam
is. Ik geloof dat 1500 voor het boekhouden, met de groote verantwoor
delijkheid van kassier, al te gering is. Ik zou willen voorstellen zijne jaar
wedde om die reden op 1800 te brengen.
De heer De Eremery. Het door Commissarissen voor den boekhouder
voorgestelde tractement staat in verband met hetgefen hij gedurende een
aantal jaren genoten heeft. De boekhouder had een tractement van 1000,
met een aandeel in de 3 pCt. van de winsttot dusverre aan de beambten
toegekend, bedragende gezamenlijk p. m. 1500. Nu moet ik zeggen dat
ƒ1500 mij waarlijk niet te hoog voorkomt, en dat het wellicht overweging
verdient om het tractement, in verhouding tot de verantwoordelijkheid die
op hem rustiets hooger te stellen. Ik ben daar wel voor. Ik weet niet
hoe de heer Du Rieu er over denkten ook ken ik niet het gevoelen van
den heer Van WenBendie tot mijn leedwezen verhinderd is tegenwoordig
te zijn. Wat mij betreft, ik herbaal dat, naar mijne meening, eene hoogere
belooning wel verdiend is voor het werk door den boekhouder verricht.
De heer Du Rieu. Ik voor mij houd mij aan het voorstel van Com
missarissen om een vast tractement van 1500 toe te kennen. Wij hebben
het tractement niet willen veranderen, maar de jaarwedde willen vaststellen.
Vroeger hing het tractement af van de percenten in de winst. Dat was
niet wenschelijk. Men gaat rekenen op de bijdrage der percentsgewijze
belooning, en nu vind ik het niet goed dat de ambtenaar 2/3 als vast trac
tement geuiet en eenige maanden in het volgende jaar nog 1/3 als toelage
ontvangt. En daarom zijn Commissarissen er toe gekomen een vast trac
tement van /T500 te vragen, op welk cijfer het tractement neerkomt. M. i.
is dit eene ordentelijke bezoldiging voor den ambtenaar. Zijne werkzaam
heden zijn niet vermeerderd. Men meende dat in de verordening het
woord //kassier" moest voorkomen om te doen uitkomen dat zijne verant
woordelijkheid grooter is, maar zijne werkzaamheden zijn dezelfde gebleven.
Ook heeft bij een borgtocht gesteld.
De heer Hartevelt. Voor ik de vraag had gesteldheeft de heer
Du Rieu haar reeds beantwoord. Er is vroeger geen kassier geweest,
uitsluitend als zoodanig werkzaam; de boekhouder nam er die betrekking bij
waar, en krijgt dus geen vermeerdering van werkzaamheden. Commissaris
sen stellen het vaste tractement op ƒ1500 voor, en er is geen enkele
reden waarom dat voorstel nu weder zal worden gewijzigd.
De heer De Fremery. Nu het voorstel is gedaan om het tractement
van den boekhouder met 300 te verboogenvind ik er iets hards in
vast te houden aan ons primitief voorstel, vooral voor mij, die zijne kennis,
ijver en trouw steeds heb gewaardeerd. Ik zou op dien grond als amen
dement willen voorstellen het salaris op ƒ1600 te bepalen. Ik ken ver
schillende inrichtingen waar de boekhouder gelijke remunerate geniet. Ik
geloof dat de voorgestelde jaarwedde niet overdreven isen in verband met
de afschaffing van het aandeel in de winstdoe ik daartoe het voorstel.
Het voorstel van den heer Eigeman, om het tractement van den boek
houder op ƒ1800 vast te stellen, wordt, na behoorlijk te zijn ondersteund
verworpen met 16 tegen 6 stemmen.
Voor stemden: de heeren De Laat de Kanter, Verster, Eigeman, Wil-
helmy Damsté en Le Poole.
Het voorstel van den heer De Fremery, om het tractement op ƒ1600 te
bepalenhierna in omvraag gebrachtwordt verworpen met 13 tegen
8 stemmen.
Voor stemden: de heeren De Laat de Kanter, De Fremery, Librecht
Lezwijn, Verster, Eigeman, Willielmy Damsté, Le Poole en de Voorzitter.
De Voorzitter. Mag ik daaruit opmaken dat het voorstel om het
tractement op ƒ1500 vast te stellen', niet meer in rondvraag behoeft te
worden gebracht?
In dien zin wordt besloten.
De heer Juta. Eene kleine opmerking omtrent de redactie van artikel
5 en wel om daarbij te voegen de woorden//benevens de verder benoodigde
beambten en werklieden." Het geheele artikel 5 is overgenomen in de
voorgedragen wijziging, behalve die zinsnede, die er nog moet bijgevoegd
worden. Ik vooronderstel dat het slechts eene omissie in de redactie is.
De heer De Fremery. In de nieuw voorgedragen wijziging zal men
zien dat die alinea overgebracht is naar art. 7. Daar wordt althans gesproken
van de werklieden.
De heer Juta. Duidelijkheidshalve wensch ik de zinsnede toch te be
houden; maar buitendien drukt het niet hetzelfde uit.
De heer De Laat de Kanter. Ik geloof dat het voldoende blijkt uit
art. 6bepalende dat de overige werklieden en beambten dóór Commis
sarissen worden aangesteld.
De heer De Fremery. Anders zou die zinsnede tweemaal in de veror
dening voorkomen.
Het voorstel van den heer Juta, voldoende ondersteund zijnde, wordt
aangenomen met 18 tegen 3 stemmen.
Tegen stemdende heeren De Laat de KanterDe Fremery en Librecht
Lezwijn.
Artikel 6. »De benoeming van den directeur en den boekhouder ge
schiedt door deu Gemeenteraad uit een dubbeltal door Commissarissen opge
maakt. De overige beambten en werklieden worden door Commissarissen
aangesteld. Ingeval van wangedrag of nalatigheidworden de beambten
geschorst en ontslagen door het college dat hen heeft benoemd of aan
gesteld."
De heer Eigeman. In de tweede alinea staat: //dat de overige beambten
en werklieden door Commissarissen worden aangesteld." Ik stel voor in
plaats vandoor Commissarissen, te lezendoor den directeur. De direc
teur, als verantwoordelijk persoon, moet in de gestie der zaak de handen
vrij hebben over de werklieden die hij daarbij noodig heeft, en daarbij
niet afhankelijk zijn van eene hoogere macht. Ik acht dit hoog noodig
voor eene goede directie in de zaak.
De heer De Fremery. Ik herinner mij op het oogenblik de juiste
woorden van de instructie niet, maar weet toch dat definitieve aanstelling
van werklieden door den directeur in strijd is met den inhoud. Moeielijk-
heden bestaan er in realiteit niet. Er heeft nog nooit verschil bestaan over
de aanstelling van werkvolk, en dit laat zich volkomen begrijpen, wanneer
men weet dat de aanstelling steeds door den directeur plaats beeft, onder
nadere goedkeuring van de Commissie. Ik zou dus niet wenschen die aan
stelling uitsluitend aan den directeur over te laten want zoolang Commis
sarissen verantwoording schuldig zijn aan den Raadmoeten zij het hecht in
handen houden en mag buiten hunne toestemming geen beheer plaats heb
ben en de directeurmocht hij in deze sprekenzou zeker de eerste zijn
om te getuigen dat dit geene belemmering oplevert.
De heer Van Heukelom. De heer De Fremery Zegt dat er nimmer
moeielijkheden zullen rijzen. Ik wil het gaarne gelooven en verheng tnij
daarmede. Maar het artikel is niet geschreven met het uitzicht dat er
moeielijkheden zullen komen. Commissarissen moeten baas wezen, Zegt
men. Maar de directeur, die de verantwoordelijkheid van alles draagt, moet
weten welke personen hij op de fabriek weert of toelaat. Ik geloof dfit
de aanstelling van het werkvolk nooit en nergens tot de attributen 'van
Commissarissen behoort.
De heer De Fremery. De instructie is nu meer dan twee jaren in
werking geweest en heeft nog nimmer aanleiding gegeven tot eenige ver
wikkeling. Ik geloof alzoo dat het niet goed zou zijn daarvan af te wij
ken. Wanneer het voorstel van den heer Eigeman wordt aangenomen, din
zal noodwendig ook de instructie voor den directeur moeten herzien norden.
Ik acht dit niet wenschelijk en geloof dat in de allereerste plaats Commis
sarissen verantwoording schuldig zijn aan den Gemeenteraad en zonder
hunne instemming niets geschieden moet. Zij zijn alleen verantwoordelijk,
ook voor de daden van den directeuren deze mogen dus niet in strijd
zijn met hunne meening.
De heer Eigeman. Zooals ik gehoord heben ik word daarin bevestigd
door de mededeeling van den heer De Fremerybestaat feitelijk reeds de
toestand dien ik zou wenschen en nu voorstel voor goed in te voeren.
Wanneer Commissarissen reeds zeiven de wijsheid hebben gehad van de
instructie af te wijken, is het beter bij deze verordening te bepalen, dat
de werklieden onder den directeur zullen staan. In alle zakendie goed
ingericht zijn, treft men die bepaling aan. Zij is zoo noodig, dat zonder
uitdrukkelijke vermelding het als van zeil spreekt, en waarom zouden
wij een toestand bestendigen, die, nu nog moge het goed gaan, eerder
leidt tot nadeelige gevolgen
De heer Goudsmit. Ik ben het geheel eens met den heer Eigeman en
oneens met den heer De Fremery, die zegt dat Commissarissen op alles het
oog moeten houden. Zeer juist voor zoo verre men daaronder verstaat
dat de Commissarissen hebben toezicht te houdenonjuist voor zoo verre
men bedoelt dat zij zich met alles te bemoeien hebben. Aan de verant
woordelijkheid van Commissarissen jegens den Raad hecht ik niet veel.
De directeur alleen is de verantwoordelijke persoonen hij kan bet niet
zijnwanneer hij de bevoegdheid mist de werklieden aan te stellen.
Dat er tot nu toe geene botsing is ontstaan, wil ik gaarne geloovenmaar
het doet tot het beginsel weinig of niets af.
De heer De Fremery. Mijnheer de Voorzitter! Ik moet ten stelligste
tegenspreken wat de heer Eigeman onderstelde, dat Commissarissen namelijk
zouden zijn afgeweken van de verordening, voor welker naleving zij moeten
waken. Indien wij den directeur toestaan de werklieden aan te nemen dan
ligt daarin niet opgesloten een afstand van ons recht om de werklieden aan
te stellen. Het is eene tijdelijke machtiging, die altijd zal worden verleend
zoolang de noodzakelijkheid niet medebrengt er op terug te komen. Ik ge
loof dat het nadeelig op den gang van zaken zou werken indien tegen den
wensch van Commissarisseniemand werd toegelaten op het terrein van de
fabriek. De directeur is verplicht de instructie op te volgen en hij doet
dit getrouw en met zorg, en die toestand heeft nog nimmer tot eenige klacht
i!