197 INGEKOMEN STEKKEN, ter inzage van de leden nedergclegd. N°. 257. Leiden, 20 November 1876. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen een voorstel van H11Commissarissen der stedelijke gasfabriek, tot wijziging van de in den aanvang van dit jaar aangeboden concept-verordening houdende Reglement op het beheer en bestuur der gasfabriek met den inhoud waarvan wij ons kunnen vereenigen. In art. 14 zullen ook de woorden alinea b moeten wegvallen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 24 November 1876, Door HH. Commissarissen der stedelijke gasfabriek zijn eenige wijzigingen voorgesteld van de in der tijd aan uwe vergadering overgelegde concept verordening houdende reglement op het beheer en bestuur dier fabriek waarbij o. m. de regeling van de jaarwedden van den directeur en van den boekhouder in die verordening wordt opgenomen en de percentsgewijze be looning van den directeur van 2 tot l pCt. van de winst op de exploitatie rekening verkregen wordt teruggebracht, op grond dat van de winst niet meer wordt afgetrokken de som door de gemeente voor straatverlichting bepaald. Evenmin als Burg. en Weth. hebben wij bedenkingen tegen de nader voorgestelde wijzigingen en er bestaat alzoo bij ons geen bezwaar om onder verwijzing naar ons rapport van 24 Januari jl. (n°. 17 der Handelingen) tot de vaststelling daarvan te adviseeren. Inmiddels is bij ons de vraag gerezen of het niet wenschélijk ware dat, evenals bij andere instellingen o. a. bij de Bank van Leening het geval is, jaarlijks door Commissarissen der gasfabriek eene begrooting van inkomsten en uitgaven aan den Raad ter goedkeuring werd aangeboden, gelijk ook in andere gemeenten plaats heelt. Zoodanige handelwijze zoude, onzes inziens, in alle opzichten aanbevelenswaardig zijn te achten. De jaarlijksche indiening toch van eene begrooting is in de eerste plaats geheel in overeenstemming met eene ordelijke en geregelde administratie; maar bovendien wordt alsdan de Raad in de gelegenheid gesteld om de gronden te leeren kennen waarop de raming van hst vermoedelijk overschot der exploitatie 6teunt en wordt tevens het bedrag van de bezoldiging van die beambten, wier jaarwedden niet door den ltaad zijn vastgesteld, aan zijne goedkeuring onderworpen. Het schijnt ons alleszins wenschelijk dat dit punt alsnog in ernstige overweging worde genomen en mocht uwe vergadering in deze ons gevoe len kunnen deelendan zoude aan de verordening een artikel kunnen worden toegevoegd waarbij de jaarlijksche overlegging van eene begrooting vóór de indiening van de gemeente-begrootingwordt voorgeschreven. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 258. Leiden, 24 November 1876. De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar tegen het voorstel van Burg. en Weth. om de huur van de woning boven het telegraafkantoor wederom voor den tijd van één jaar op de tegenwoordige voorwaarden te continueeren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 259. Leiden 20 November 1876. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens ter vaststelling over te leggen twee staten van af en overschrijving op de begrooting voor dit jaar tot verhooging van enkele posten, te vinden uit den post voor Onvoor ziene Uitgaven. De eene staat strekt tot verhooging van Volgn. 119, litt. a, Jaarwedden der onderwijzers op het gymnasium met ƒ420.60 en van Volgn. 120, litt. a, Jaarwedden der onderwijzers op de hoogere burgerschool met 42.40 ingevolge de verordening van 24 Februari jl. (Gemeenteblad n°. 2)waarbij het getal en de jaarwedden der leeraren aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs nader zijn geregeld. Deze staat zal, na vaststelling, aan de goedkeuring van de Gedeputeerde Staten moeten worden onderworpen. De andere staat strekt tot verhooging van Volgn. 97, Grond- en per- soneele lasten met ƒ19.06»- en van Volgn. 161, Uitkeering aan het Rijk van het aandeel der gemeente in de kwade postenwegens de directe be lasting, ad ƒ1513.661. Blijkens mededeeling van de Gedeputeerde Staten en van den ontvanger der directe belastingen bedraagt namelijk het aandeel der gemeente ƒ5118.661, terwijl op de begrooting voor dit jaar in over eenstemming met de uitgaven over 1874 is uitgetrokken 3600, zoodat die post met 1518.66^ zal moeten worden verhoogd. In de eerstvolgende vergadering zal een voorstel worden aangeboden tot verhooging van eenige andere posten der begrooting., die vermoedelijk niet toereikend zullen zijn tot bestrijding van de noodige uitgaven, en zulks ten einde tegemoet te komen aan het in der tijd te kennen gegeven verlangen dat de aanvragen om verhooging zooveel mogelijk zouden worden ingediend vóór het einde van het dienstjaar. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 25 November 1876. De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de vaststel ling van de overgelegde staten van al- en overschrijving op de begrooting voor dit jaar. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 260. Leiden, 27 November 1876. De hier ter stede gevestigde plaatselijke commissie voor de tentoonstelling van kunst toegepast op nijverheid te houden te Amsterdam in 1877, heeft ons verzocht aan die tentoonstelling te willen deelnemen door toezending van enkele zich op het museum in de Lakenhal bevindende voorwerpen. Tegen eene inwilliging van dit verzoek bestaan geene bedenkingennoch bij de commissie van het museum, noch bij ons college, zoodat wij de noodige machtiging van uwe vergadering verzoeken om boven bedoelde voor werpen ten voorschreven einde lijdelijk aan de commissie voor de tentoon stelling al te staan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 261. Aan den Gemeenteraad te Leiden. Diakenen der Nederduitsch Hervormde gemeente te Leiden, zijn tot de ervaring gekomen, dat eene verandering noodzakelijk was in de wijze van bedeeling en wel voornamelijk wat betreft de tijdelijke winterbedeelden welke wijziging daarin bestaat, dat ook de kinderen der tijdelijk bedeelden voortaan tot schoolgaan verplicht zijn. Zij achten dien maatregel zeer in het belang der bedeelden en van hunne kinderen. De bedeeling vangt in den regel aan in de maand December, terwijl volgens de bestaande verordening op het toelaten van kinderen op de ge meentescholen die toelating alleen plaats heeft in de maanden April en October. j Overtuigd als diakenen zijn van het groote nut om ook die kinderen in het onderwijs te doen deelen, nemen zij de vrijheid UEdel-Achtbaren bij deze beleefd en tevens dringend uit te noodigen om ten behoeve van die kinderen eene uitzondering te willen maken en toe te staan dat die kinderen in de maand December of Januari op de scholen voor on- en minver mogenden worden toegelaten. Veel wordt door UEdel-Achtbaren gedaan in het belang van het onderwijs en dus ook in het belang van de kinderen der inwoners dezer stad, zoodat diakenen met vertrouwen durven verwachten dat door UEdel-Achtbaren deze zaak van zoo teederen aard met belangstelling in overweging zal worden genomen en pogingen zullen worden aangewend om aan het billijk verlangen van diakenen ten behoeve hunner bedeelden te kunnen voldoen. Te dier zake hadden diakenen voornoemd de eer zich te wenden, bij missive dd. 31 October 11., tot heeren Burg. en Weth. dezer gemeente, doch ontvingen tot hun leedwezen van dat college daarop eene afwijzende beschikking, als reden dier afwijzing opgevende, /'dat het onraadzaam is, daarin verandering te brengen voor zooveel betreft de kinderen van de door de Nederduitsch Hervormde diaconie bedeelden." Diakenen voornoemd G. J. Corts Voorzitter. Leiden, 23 November 1876. C. C. TjelemaNSecretaris. VERBETERING. Bladz. 192, kol. 1r. 44 v. o.staat: privaatreg- telijke; lees: publiekregtelijke. HANDD. OEM. 1876. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 1