193
irftpport sprak de Commissie van «exploitatie" en van «saldo door exploitatie
verkregen." Wat bedoelt de Commissie daarmede P Zij beeft de laatste
rekening van de gasfabriek goedgekeurd. Zij heeft ook de boekhouding ver
dedigd volgens haar rustte die «op rationeele grondslagen en moest ze
niet veranderd worden." Zij heeft niet alleen de rekening over het vorig
jaar, maar ook de winst van p. m. ƒ65000, welke die rekening aantoonde,
als zoodanig goedgekeurd. De Commissie heeft dus erkend dat die 65000
de winst was over 1875. En nu in haar laatste rapport] zegt de Commis
sie: die ƒ65000 is de winst niet, de rekening van de gasfabriek toont de
winst niet aan. Maar wat is dan nu volgens de Commissie van Financiën
die ƒ65000, als het de winst niet is? Het kas-saldo is het ook niet.
Maar wat danP Het saldo door exploitatie verkregen P Maar wat is een
voordeelig saldo, door exploitatie verkregen, anders dan winst? Is alzoo
wat bij de goedkeuring der rekening over 1875, zoowel door Commissarissen
van de gasfabriek als door de Commissie van Financiën, winst is genoemd
volkomen hetzelfde als wat nu de Commissie van Financiën saldo van exploi
tatie noemt? Dan is dat saldo van exploitatie niets anders dan vermomde,
gebrekkig berekende winst, en dan komt wat de Commissie van Financiën
eigenlijk wil hier op neêr: gemeentebeheer naar de wijze voor gemeente
administratie voorgeschreven, met uitsluiting van winstbejag en van winst,
en toch met behoud daarvan maar onder een anderen naamen wel van
exploitatie en saldo van exploitatie. Wil men de gasfabriek beschouwen
als eene privaatrechtelijke instelling, dan moet de winst berekend worden
zooals bet behoort. Doet men dit nietdan noeme men de fabriek eene
inrichting van zuiver publiekrechtelijken aard en beheere haar naar de
voorschriften der gemeentewet. Ik blijf dus van het gevoelen dat ik heb
voorgestaanmen maketen aanzien van het beheer der gasfabriek, uit wat
men wil, mits men tot een zuiveren toestand gerake. Maar men volge
niet langer den weg door den heer De Fremery aanbevolen. Anders komt
men tot geen ander resultaat dan dat men krijgt een saldo van exploitatie,
dat, gelijk ik meen voldoende te hebben aangetoond, niets is dan ver
momde gebrekkig berekende winst, verkregen in strijd met de voorschriften
voor het beheer van eene zuiver gemeentelijke administratie.
De heer Van dee Litu. Mijnheer de Voorzitter! Na den loop, diende
discussiën hebben genomenacht ik mij verplicht mijne verhouding tot het
rapport van de Commissie van Financiën even toe te lichten. Met genoe
gen heb ik medegewerkt tot het rapport van de Commissie van Financiën
maar, gelijk ik reeds in de commissie zelve heb verklaard, ik deed dit
terwijl ik dat rapport in zijn volle consequentiën nam. Ik ben van mee
ning, dat wij de gasfabriek moeten beschouwen als eene gemeente-inrichting
en wensch daarom die fabriek in zijnen vollen omvang in dat licht te be
schouwen. Ik stel mij de zaak eenigszins anders voor dan de heer Goud
smit. Ik stel mij voor dat de gemeente is overgegaan tot de oprichting
van de gasfabriekniet met het doel waarmede men b. v. een winkel opzet
maar omdat men begreep dat het noodzakelijk was, dat van overheidswege
werd voorzien in de behoefte aan verlichtingen dat deze eene zoodanige
zou zijndie niet nadeelig was voor de gezondheid of voor andere zaken
dus in bet publiek belang; dat men voorts begrepen heeft die noodzakelijk
geachte gemeente-inrichting te kunnen openstellen ook voor particulieren
maar datniettegenstaande die openstelling voor particulierende inrichting,
zooals zij van overheidswege is ingesteld is gebleven gemeente inrichting,
en daardoor niet van aardvan rechtstoestand is veranderd. Ik ga dus
geheel mede met den heer Scheltema, waar hij zegt, dat wij hier alleen te
maken hebben met een eenvoudig slot van rekening. Wat hij noemde een
vermomde winst, wat ik liever met hem zou noemen een gebrekkige winst,
daarmede alleen hebben wij te maken. Dat moet verantwoord worden op
de gemeente-rekening. In Arnhem en Groningen heeft men dat stelsel
aangenomenin Utrecht heeft men het verlaten. Ik ga op dat stelsel door
in zijne volle consequentiën. Daarbij komt natuurlijk de vraag te pas: wat
is winst en hoe wordt die berekend? Het is thans echter het oogenblik
niet om daarover uit te weiden. Alleen wil ik opmerken dat reeds door
den heer Farncombe Sanders is beweerddat de quaestie san het al of niet
wettige van winstberekening geenszins afhankelijk is van de beslissing der
vraag: of de inrichting is privaat- of publiekrechtelijk, en althans niet
noodzakelijk ontkennend beantwoord behoeft te worden. Men moet de ge
volgen echter niet vreezen als de wet ons de verplichting oplegt eene inrich
ting als gemeentelijke inrichting te beheeren. Als wij meenen te doen te
hebben met eene gemeentelijke inrichting, die dit was bij hare oprichting
en door accessoire bepalingen niet van aard kan veranderendan moeten
wij voor de gevolgen van die roeening niet terugdeinzen. Ik geloof niet
dat die gevolgen zoo gevaarlijk zullen zijn als sommigen vreezen. Het prin
cipe van het rapport beaam ik dus ten volle. Daarom ga ik mede met
het rapport der Commissie van Financiën. Twee leden der Commissie heb
ben gezegdniet zoo ver te willen gaan. Als ik echter eenmaal een principe
heb omhelsdblijf ik het beamen in zijne uiterste consequentiën. Ik kan
niet anders. Dat is dus het standpuntwaarop ik tegenover het rapport van
de Commissie van Financiën sta. Ik beschouw de gasfabriek als een ge
meente-inrichting, die als eene gemeente inrichting moet beheerd en geadmi
nistreerd worden. Dit alleen heb ik ter opheldering in het midden willen
brengen.
De heer Van Itekson. Ik wenschte u wel te vragenmijnheer de
Voorzitter, welk voorstel nu eigenlijk aan de orde is.
De beer Van Hettinga Tromp. Ik wenschte eene opmerking te maken,
naar aanleiding van het gezegdedat de zaak als handelszaak naar vaste
regelen moet beheerd worden. De Commissie van Financiën heeft twee
rapporten ingediend. Bij het indienen van haar eerste rapport stond zij
voor de opmerkingen van den heer Scheltema. Deze had die opmerkingen
geresumeerd in eene conclusie bestaande uit zeven punten. Als men die
zeven punten vergelijkt met het voorstel nu door hem gedaanzal men
daartusschen een groot onderscheid kunnen waarnemen, zelfs als de zaak
wordt beschouwd als handelszaak. Bij de opmerkingen van den heer Schel
tema toen was wel degelijk opgenomen het reservefonds. De Commissie
van Financiën heeft bezwaar gezien in zoodanig reservefonds. Zij heeft
begrepen dat het een middel zou worden om een kapitaal op te leggen in
handen van Commissarissen van de gasfabriek, en zij achtte dit in strijd
met het geheele gemeentelijk beheer, dat wil dat de gemeente jaarlijks
HANDD. OEM. 1876.
beschikke over de inkomsten en de uitgaven. Dat is de reden waarom ik
niet kon treden in het voorstel van den heer Scheltema. Door het voorstel,
dat de heer Scheltema nu heeft gedaan hebben er groote wijzigingen plaats
gehad. Daar in de discussie gewezen is op vaste regelen, bestaande voor
elke handelszaak, achtte ik het wel van gewicht er op te wijzen, dat het
eerste voorstel van den heer Scheltema hemelsbreed verschilt met dat nu
door hem gedaan.
De heer Van Iterson. Daareven heb ik reeds de vraag gesteldmijn
heer de Voorzitter, wat nu eigenlijk aan de orde is.
De Voorzitter. Er zijn verschillende voorstellen gedaan.
De heer Van Iterson. Maar welk voorstel deukt gij het eerst in om
vraag te brengen? Dat is de zaak, w'aarop het aankomt.
De Voorzitter. Natuurlijk het voorstel, dat ik in den aanvang heb
geformuleerd om de vraag te beslissen of het beheer der gasfabriek moet
beschouwd worden als handelszaak en dienovereenkomstig worden ingericht.
De heer Van Iterson. Dat is niet het voorstel, naar ik meen, zooals
gij het in den aanvang heb geformuleerd.
De Voorzitter. Ik heb juist dit voorstel in den aanvang der dis
cussie op den voorgrond gesteld ter bekorting van de discussiën en
omdat ik dit fatsoenlijk vond tegenover het voorstel door den heer Schel
tema gedaan. Ik herhaalik heb de vraagdie ik meen dat allereerst
moet worden beslist, aldus geformuleerd: «Moet het beheer der gasfabriek
beschouwd worden als eene handelszaak en dienovereenkomstig worden
ingericht?
De heer Van Iterson. Dat voorstel is duidelijk. Als het nu maar
zoo blijft, dan weten wij waarover wij discussieeren.
De heer Scheltema. Ik moet verklaren niet te begrijpen wat de heer
Tromp bedoelt. Hij spreekt van een vroeger en een later voorstel door
mij gedaan. Ik heb echter slechts één voorstel gedaan en daarin heb ik
geen reservefonds opgenomenmaar daarentegen wel voorgesteld het be
staande fondswaarop de bedenking van de Commissie van Financien van
toepassing is, op te heden. Wat ik moge gezegd hebben omtrent vaste
regelen voor het boekhoudensloeg niet op het reservefondsmaar op het
Italiaanscb boekhouden; dit heeft zijne eigene vaste regelen. Mag ik u
nog even verzoekenmijnheer de Voorzitterde door u geformuleerde
vraag te herhalen
De Voorzitter. De vraag luidt: «Moet het beheer der gasfabriek
beschouwd worden als eene handelszaak en dienovereenkomstig worden inge
richt?" Kan de heer Scheltema daarin berusten?
De heer Scheltema. Ik kan er mij geheel mede vereenigen dat de
vraag aldus worde gesteld.
De Voorzitter. Dan wensch ik nu de discussiën te sluiten en die
vraag in stemming te brengen.
De heer Goudsmit. Met uw verlof, mijnheer de Voorzitter! Ik wensch
voor te stellen eene verandering te brengen in de redactie. Het beheer
eener fabriek kan men toch niet beschouwen als eene handelszaak.
De heer Van Iterson. Daar straks heb ik bet voorstel van den Voor
zitter opgeschreven, zooals het toen werd geformuleerd. Het luidt: Moet de
gasfabriek beschouwd worden als eene handelszaak en als zoodanig worden
beheerd
De heer Goudsmit. Maar dan blijft de cardo quaestionis onbeslist. Over
de wijze van boekhouding wordt in die vraag niet gesproken.
De heer Van Iterson. Daaraan komen wij later. Eenmaal vastgesteld
wat de gasfabriek is, komen wij tot den vorm welke voor de boekhouding
moet worden aangenomen.
De heer De Fremery. Als dit voorstel wordt aangenomendan zal het
noodig worden in alle kleinigheden te tredenwaarover Commissarissen thans
alleen beslissen.
De heer Dercksen. Ik zal werkelijk over die vraag niet kunnen stem
men. Ik ben het eens met den heer Goudsmit dat dergelijke abstracties
hier niet beslist behooren te worden. Onze opinie kan voldoende blijken
uit onze stemming over het voorstel van den heer Scheltema en dan zal dit
geschieden in den behoorlijken en gewenschten vorm.
De heer Eigeman. Zooals de vraag door u is geformuleerd, mijnheer
de Voorzittermoet ik er in beginsel geheel tegen stemmen. Uit de for
mule: dat de zaak als handelszaak moet worden ingericht, vloeit voortdat
men trachten moet winstveel winst te makenzooals bij eene handelszaak
geschiedt. Zulks komt dan ten koste van de gasverbruikersdie door dit
monopolie worden geëxploiteerd. Van het begin af heb ik mij de gasfa
briek gedacht als eene instelling van de gemeente, opgericht met hare gel
den en nu moet zij beschouwd worden als elke andere harer instellingen
zoodat hare inkomsten zonder die te vermeerderen door winstbejag moeten
strekken ten voordeele van de gemeente. Het komt mij voor, uit de ge
houden bespreking, dat er verwarring bestaat door het zoeken naar de wet-
tigste wijze van administratie in deze. Tot nu toe is die gevoerd op eene
wel voorjarige wijze, doch ik vermeen, dat, wordt de administratie op deze
of gene wijze gevoerddit tot het resultaat zelf niets afdoetalles hangt af
van de bepalingendie men daarbij maakt. Ik wsb nog lid der Commissie
van Financiën toen de zaak van de gasfabriek door den heer Scheltema
werd te berde gebracht. Hij had bedenkingen tegen de administratiedie
z. i. niet deugt om haren voorjarigen vormgeen betrouwbaar resultaat op
levert wijl de cijfers beter moesten sprekenen eene andere wijze van
administratie kan aantoonen dat onder de winst of overschot, die men
jaarlijks aan de gemeente overdraagt, kapitaal schuilt. Als lid van de
Commissie van Financiën heb ik mij bezig gehouden die zaak goed te
onderzoeken. Ik heb geene andere bepalingen gevonden dan die er nog
zijn en naar welke de geheele handeling is en nog wo'dt gevoerdik
ben tot de conclusie gekomendat het beheer van de gasfabriek en de
administratie naar de voorjarige wijze van boekhouding, die ik waarlijk ook
niet verkiesaltijd met de meeste zerg en met de beste uitkomsten is
gevoerd. Om het bewijs daarvoor te verkrijgen, heb ik de afzonderlijk
gehouden kapitaal- en exploitatie-rekeningen, zooals blijkt uit het rapport
van de Commissie van Financiën van 1 Juli 11., langs een anderen weg,