192
f
uitgemaakt dat dit geoorloofd is. Maar die quaestie is niet aan de orde.
Ik stel mij op het standpunt: de gemeente mag winst maken, gelijk ieder
particulier, maar dan mag men niet zeggen: de winst als particulier ge
maakt, reken ik als winst door de gemeente behaald. Dat is een hybri
dische toestand. Maak winst als de particuliermaar houd dan ook als
zoodanig boek.
De heer Cock. Wat ik wenschte te zeggen, mijnheer de Voorzitterwas
grootendeels hetzelfde wat de heer Goudsmit zooeven juist en logisch heeft
uiteengezet. Ik kan dus kort zijn. Ik wil nog slechts even herinneren hoe
de quaestie in de wereld is gekomen. Er is een verschil gerezen tusschen
de Commissarissen van de gasfabriek en den heer Scheltema over de wijze
waarop de winst van die fabriek wordt berekend. De heer Scheltema meende
dat, om die winst beter te kunnep constateeren, het dubbel of Italiaansch boek
houden behoorde te worden ingevoerd. De Commissarissen van de gasfabriek
deelden die meening niet en waren van oordeel dat de tegenwoordige wijze
van boekhouden kon worden behouden. Beide partijen waren het echter
eens over dit voorname punt: dat er winst moest worden behaald. Of de
gemeente al dan niet winst mag behalen was eene vraag die zij buiten be
spreking lieten. Eenstemmig meenden zij dat winst moest worden verkre
gen. Dit blijkt zonneklaar daaruit, dat zij alleen twistten over de wijze
waarop die behaalde winst diende te worden geconstateerd. Ik had dan ook
gehoopt dat heden alleen de vraag aan de orde zou komenwelke wijze van
constateering dier winst voortaan zou dienen te worden gevolgd. Nu echter
heeft de Commissie van Financiën eene nieuwe quaestie te berde gebracht,
haast zou ik zeggen een nieuwen appel in het strijdperk geworpen. Even
eens zeer logisch ik geef dit toe zegt de Commissie van Financiën
wij kunnen niet beoordeelen welke wijze van boekhouding voor de gasfabriek
wordt gevorderd voor en aleer zij uitgemaakt of de exploitatie van die fabriek
behoort te geschieden overeenkomstig de bepalingen van art. 254 juncto 238
der gemeentewet, dan wel in overeenstemming met de wijze waarop zoodanige
fabriek door particulieren wordt geexploiteerd. Ik geef toe: van die quaestie
hangt de zaak af en ik wil gaarne medewerken om daarover eene beslissing
uit te lokken. Intusschen verklaart de Commissie van Financiën nu mon
deling, dat de door haar opgeworpen quaestie niet in omvraag mag komen.
Ik begrijp dit niet. Immers in haar rapport staat duidelijk pag. 155 2de kolom
regel 22 v. o.s »Ten einde tot eene gewenschte oplossing in deze te gera
ken, onderwerpen wij aan de beslissing van uwe vergadering deze vraag:
»Moet het beheer der gasfabriek beschouwd als handelszaak en ingericht
worden als eene koopmansboekhouding in den geest van het voorstel van
den heer Scheltema, of wel als gemeente-inrichting naar de wijze voor de
gemeente-administratie voorgeschrevenzooals door onze Commissie is aan
gegeven Doch wat hiervan ook zij, uit de gevoerde discussiën blijkt,
dat de Commissie van Financiën, niettegenstaande haar eigen woordentoch
geen zin heeft om die duidelijk door haar gestelde vraag te doen beslissen.
Zij ziet eindelijk terecht de verregaande gevolgen van zoodanige beslissing in.
Niettemin zal zij toch uit een van beide wijzen van boekhouding eene keuze
moeten doen. Ik ben het volkomen eens met den heer Goudsmit dat het
niet aangaat te zeggen: wij willen wel de winsten maken van een particulier,
maar willen niet boekhouden als een particulier.^ Dat kan^ niet. Op twee
gedachten kunnen wij niet hinken. Wij moeten of water of melk kiezen
maar geen water en melkm. a. w. beslissen dat de administratie der gas
fabriek zal plaats hebben of overeenkomstig de voorschriften door de gemeente
wet voor zuiver privaatrechtelijke gemeente-inrichtingen gegeven óf wel vol
komen in overeenstemming met de wijze waarop dit door particulieren zou
geschieden. Als men eens aangenomen heeftdat de gemeente winst mag
maken en dat dus de gasfabriek niet is eene inrichting van publiekrechtelij
ken aarddan moet zij die winst constateeren zoo als particulieren dat doen
en hunne wijze van boekhouding volgen. Particulieren zijn in dat opzicht
veel wijzer en practischer dan de gemeente wetgever ooit heeft willen wezen.
De heer De Feemeby. De omschrijving, welke door den heer Hartevelt
van de gestelde vraag is gegeven stemt geheel overeen met mijne ziens
wijze. De tegenwoordige boekhouding is het gevolg van het voorschrift
der verordening van 14 Mei 1858 door den Baad vastgesteld. Daarin heeft
de Baad wijselijk besloten dat er voor de gasfabriek zal zijn eene commis
sie van beheer, dat aan deze niet meer kapitaal zal worden verstrekt, dan
wat noodig is voor de exploitatie; zij kan dus ook noodwendig niet anders
aangeven dan de winst op de exploitatie verkregen. Nu zegt de heer
Goudsmit dat vooraf behoort te worden bepaald of de gasfabriek zal zijn
eene fabriekzaakgelijk die door particulieren wordt ondernomen, dan wel
eene gemeente-inrichting. Maar als wij terugzien op hetgeen onze voor
zaten zoo wijselijk hebben beslotenop hetgeen 28 jaar lang heeft stand
gehouden ten voordeele der gemeente, dan zal men mij toestemmen dat
men zich wel tweemaal mag bedenken alvorens verandering te brengen in
den bestaanden toestand. Indertijd heeft men m. i. terecht gezegd: de
quaestie van uitbreiding van kapitaal moet niet aan eene commissie, zelfs
niet aan eene raadscommissie worden overgelaten. De kapitaalrekening
blijft de rekening der gemeente, waarover de Baad beslisse. Maar het geld
door de gemeente voorgeschoten voor de exploitatiedaarvan moet aan de
gemeente de winst worden uitgekeerd. Wat de exploitatie betreft, moet
de gemeente zich van beheer onthoudendit moet blijven bij Commissa
rissen. Daarenboven is eerst twee, later vier en nu eindelijk zes percent
van het oorspronkelijk aanlegkapitaal aangewezen tot vernieuwing of uitbrei
ding der eigendommen van de gasfabriek als aan- en verbouw daarvan
zoo mede tot vernieuwing en aanschaffing van de noodige werktuigen. Maar,
heeft de verordening er wijselijk bij bepaald, als dat geld niet noodig mocht
zijn, dan moeten Commissarissen dat niet onder zich houden, maar het ge
bruiken tot aankoop van inschrijving op het grootboek en komt er dan een
tijd dat zij meer geld noodig hebben voor vernieuwingen en aanschaffing
dan jaarlijks wordt beschikbaar gestelddan behooren zij vooraf aan den
Baad toestemming te vragen om de genomene inschrijving, zoo verre die
benoodigd is te mogen verkoopen. Op deze wijze heeft de gemeente dus
het beheer van dit kapitaal geheel in eigen handen gehouden en niet meer
beschikbaar gelaten dan volstrekt noodig is voor het beheer door Commis
sarissen gevoerd. Mijns inziens heeft men daarmede wijs gehandeld. Tot
nu toe is het beheer zeker goed gevoerd en daaromtrent breng ik volgaarne
hulde aan allen, die dit vóór ons hebbeu gedaan. Maar er kan een
tijd komen dat andere Commissarissen tot het beheer geroepen minder juiste
inzichten hebben in de zakenalthans ;n meening verschillen met den Baad;
daartegen moet gewaakt worden en daarom is het m. i. verstandig dat de
Baad het beheer van het kapitaal niet on noodig uit handen geve, en slechts
zoo veel als noodig is voor de exploitatie aan Commissarissen worde toe
vertrouwd. Wanneer dus bij de gasfabriek gesproken wordt van winst, dan
wordt daarmede alleen bedoeld de winst verkregen op de exploitatie der
fabriek, niet de waardevermeerdering van gebouwen of werktuigen. Of die
gebouwenof dat materieel enkele duizend gulden meer of minder waard
isis eene zaak die er weinig op aan komt. Als men door taxatie van
de waarde van de fabriek deze b. v. stelt op 6 of 7, ja wellicht volgens
sommigen op 8 tondan zal men als de rente van die onderstelde waarde
eerst wordt afgetrokken, in schijn minder winst verkrijgen, maar inderdaad
zal de fabriek dezelfde bate blijven opleveren. Het is dus waarlijk alleen
schijn waarnaar getracht wordten op dien weg ga ik liever niet mede.
Daarom wensch ik te behouden wat nu bestaat en wijselijk is verordend.
De heer Scheltema. Ik kan mijmijnheer de Voorzitterniet vereenigen
met hetgeen
De heer Keantz. Mijnheer de Voorzitter! Ik wensch eene motie van
orde voor te stellen om de discussiën te sluiten het komt mij voor dat de
verschillende opinies voldoende zijn toegelicht.
De Voorzitteb. Ik geloof niet dat het wenschelijk is op dit oogenblik
de debatten te sluiten. Bovendiende heer Scheltema was reeds bezig met
spreken. Ik verzoek hem dus voort te gaan.
De heer Scheltema. Ik zeide dat ik mij niet kan vereenigen met
hetgeen de vorige sprekerde heer De Fremeryheeft in het midden ge
bracht. Daarentegen deel ik het gevoelen van den heer Goudsmit, dat, als
de gemeente winst berekent, die berekening moet betreffen de werkelijk
zuivere winst. Ik wenschte te geraken tot een zuiveren toestand. Dit is
het doel van mijn voorstel. De quaestie tusschen Commissarissen van de
gasfabriek en mij was gereduceerd tot een ondergeschikt punttot eene
secundaire quaestie, door het rapport van de Commissie van Financiën,
dat een voorstel van geheel andere en veel verdere strekking dan het
mijne behelst. Dat rapport stelt het punt op den voorgrond dat ik in het
begin heb aangehaald en dat ik eigenlijk wilde dat het eerst werd uitge
maakt, namelijk de vraag van de Commissie van Financien: hoe de gasfa
briek beheerd moet worden? Als ik het rapport van de Commissie van
Financien goed lees dan kan ik daaruit niet anders zien dan dat zij de
gasfabriek wil beheerd hebben niet als eene op zich zelve staande fabriek
zaakniet privaatrechtelijk, zooals thans het beheer is, maar als eene
inrichting in den geest der gemeentewet, *als gemeentelijke inrichting
onderworpen aan de wijze van beheer voor gemeente-administratie voorge
schreven" dus publiekrechtelijk. Blijkens het rapport der Commissie van
Financien moet de administratie zich bepalen tot eenvoudig beheer der
inkomsten en uitgaven, zonder te letten op kapitaalswaarde, een beheer
dat winst- en verliesrekening, fabriekrekening enz. uitsluit. De Commissie
van Finanoien wil dus volgens haar rapport een zuiver publiekrechtelijk
gemeentebeheer. Welke zijn nu de voorschriften die daarvoor bestaan?
Ik ken geen andere voorschriften dan diewelke de gemeentewet geeft.
Als de Commissie van Financien dus spreekt van voorschriften voor gemeen
telijke administratie, dan kan zij niet anders bedoelen dan die vervat zijn
in art. 218 en volgende der gemeentewet. De bestaande wijze van beheer
is geheel anders en zou dus moeten vervallen. De gasfabriek wordt thans
beheerd geheel afgescheiden van de gemeenteadministratie en naar andere
voorschriften. In de verordening houdende instructie voor den boekhouder
staat onder art. 1»dat de boekhouder de boekhouding moet inrichten
naar voorschriften van Commissarissen", dus niet naar voorschriften van
gemeentebeheer, want dan was die bepaling in art. 1 niet noodig. De
boekhouding van de gasfabriek heeft hare kapitaalrekening, balans-, winst
en verliesrekeningfabriekrekening enz.alle kenmerken van eene koop-
mansboekhouding en niet van gemeentebeheer. Feitelijk bestaat er dus
bij de gasfabriek eene koopmansboekhoudingmet hare winst- en verlies
rekening (ik laat nu in het midden of die al of niet juist is, dat is hier
nu de quaestie niet). Feitelijk wordt de winst in de gemeentekas gestort,
en niet het kassaldo. Die bestaande wijze van bebeer zou volgens de Com
missie van Financien moeten vervallen en vervangen worden door
een beheer voor gemeente-administratie voorgeschreven. Eene boekhouding,
die ten doel heeft kapitaal en winst of verlies te constateerenzou ver
vangen worden door eene eenvoudige kasrekening, en de winst door het
batig of nadeelig kassaldo, of wel strikt genomen zouden volgens voorschriften
voor gemeentebeheer de ontvangsten van de gasfabriek onder de ontvangsten
van de gemeente en zoo ook de uitgaven onder de uitgaven van de ge
meente gebragt moeten wordenzooals op sommige plaatsenik meen o. a.
te Grqningen geschiedt. Dan valt het gas onder art. 254 der gemeentewet
en van winst mag er dan, onder welken naam ook, geen sprake zijn.
Zoo zou m. i. een zuivere toestand zijn, een zuiver publiekrechtelijk ge
meentebeheer. Ik wensch dat men het eene of het andere kieze, dat men
óf het beheer voere overeenkomstig het voorschrift der gemeentewet voor
gemeentelijke inrichtingen, óf, de fabriek als handelszaak beschouwende,
de winst zuiver en goed berekene. Een fabrikant, namelijk een goed
fabrikant, is bij uitnemendheid een practise!) man; hij houdt van geen
omhaal. Op de bureaux van een gemeente kan men dien wellicht nog
vindenmaar niet op het kantoor van een fabrikant. Daar zoekt men
den kortsten weg om zijn doel te bereiken en dus ook om kapitaal en
winst te weten te komen. Wil de gemeente dus de winst der fabriek weten
zij volge dan dezelfde wijze van administratie als de fabrikant. Dat zal
ook voor haar de beste en kortste weg zijn. Maar wil men dit nietwil men
zuiver gemeentebeheer, dan moet ook het beheer veranderd worden. En
nu dacht ik dat het de bedoeling was van de Commissie van Financien
om eene beslissing van den Baad uit te lokken omtrent de vraag: welke
van de beide stelsels van beheer bij de gasfabriek voortaan gevolgd zal
worden. Ik wensch dat evenzeer, maar ik wensch dat dan ook werkelijk
het beheer van de gasfabriek in een zuiveren toestand komt, dat bij de gas
fabriek een der beide stelsels van beheer, maar dan ook zuiver wordt toege
past. Nu blijkt uit de discussiën echter dat de Commissie van Financiën
dit eigenlijk niet wil, en dat zij wel winst wil behouden. Seeds in haar