170 De heer Gocdsmit. Ik ben bereid daartoe mede te werkenmaar meen dat het doel van den heer Bijleveid reeds zal zijn bereikt, indien de ver ordening wordt ingediend minus de strafbepalingen. Daar het hier eene zaak geldt, waarvan ik, en naar ik geloof ook mijne medeleden in de Com missie niet veel verstand hebben zou ik voorstellén dat Burg. en Weth. die verordening aldus gewijzigd indienen. De heer Bijleveld. Het is mij niet te doen om te treden op het ter rein van de Commissie voor de huishoudelijke verordéiiingen. Maar ik wensehte alleen den abnormalen toestand, waarin wij 'thans ten aanzien van deze zaak verkeerenin een normalen te veranderen. Als de Commissie meent dat het voldoende is de verordening voor te stellen met weglating van de strafbepalingendan heb ik daar op zich zelf niets tegen. De Voorzitter. De gewijzigde verordening zal later, in overleg met de Commissie voor de huishoudelijke verordeningen, worden ter tafel ge bracht. ,l;' De heer Derckben. Ik wensch even de aandacht te vestigen op een punt, dat bij dit artikel en zeker bij dit hoofdstuk te pas komt. Toen na melijk de verordening omtrent de straatnommers werd gemaakt, uitte ik de vrees dat dit tot verwarring aanleiding zou geven, als wij ook niet de wijk- nommers behielden. Men heeft mij toen geantwoord dat men bedoelde ook de wijknommers te laten. Intussehen verdwijnen die langzamerhand en er bestaat geen reden iemand daaromtrent te bemoeielijken, daar de verordening er over zwijgt. Nu is mij, in eene andere betrekking, menigmaal gebleken, tot welke schromelijke verwarring deze toestand aanleiding geeft. In een buurt beeft men 20 menschen die overtuigd zijn dat zij wijk 4 n°. 10 of eenig ander noramer hebben. En nog erger is het in de geringere buurten. Daar meent men soms eigenaar te zijn van een wijknommer, terwijl men dit niet is. Ik heb onderhandsche akten gezien, vermeldende dat een perceel wijk zooveel nommer zooveel verhuurd was, terwijl bedoeld werd nommer. zooveel van zekere straat of gracht, liggende toevallig inde aangegeven wijk. Ik wensehte dus wel in overweging te geven dat bij een nader in te dienen voorstel de vermelding van wijken werd afgeschaft, die nu alleen maar tot verwarring aanleiding geeft. Het eenige bezwaar, dat b. v. stads-doctoren of andere officieele personen hun wijk dan niet meer zouden weten te vinden is, geloof ikonbeteekenend. Ik zou dus wenschen dat in de nieuwe veror dening werd vermeld dat men het wijknommer moet weglaten en alleen het straatnommer noemen. De Voorzitter. Wij zullen dezen wenk in gedachten houden bij de behandeling der verordening. No. 81 wordt hierop goedgekeurd. Nos. 8284 worden aldus goedgekeurd: Onderhoud en aankoop van voörWerpen van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschie denis der kunst 460; Bezoldiging van den concierge in het museum van schilderijen en oudheden in de Lakenhal 300; Bezoldiging van den ge meenteveearts f 400. De stemming over Hoofdstuk I wordt aangehouden, aangezien de stem men over een amendement bij een artikel hebben gestaakt. Hoofdstuk II. Kosten voor werken en inschrijvingen tot open baren DIENST BESTEMD. No. 85. Onderhoud van straten en pleinen 9200. De heer Hartevelt. Bij dit artikel is door de Commissie van Finan cien een wenk gegeven om bij belangrijke bestratingen deze aan te besteden en den aannemer in het genot te stellen van de keien en klinkers door de gemeente gekocht en voor den prijs door haar er voor betaald. De Com missie vleit zich dat dit een gewenschten uitslag zal geven en dat men dan eerst een duidelijk besef zal krijgen wat beter is, soortgelijk werk in^igen beheer te'vervullen' dan wel bij aanbesteding. De Voorzitter. Dezen wenk zouden wij kunnen opvolgen, indien wij niet beperkt waren door een cijfer van het getal te gebruiken straatsteenen. Overschrijden wij dit cijfer, dan moeten wij meer betalen. De Wethouder van Fabricage zal er echter zeker geen bezwaar tegen hebben daartoe over te gaan, als dit mogelijk is. De heer Cock. Ik wensehte nog even een ander punt te bespreken. In vorige jaren kwam op dezen post een som van ƒ480 voor, voor besproeiing der straten gedurende 60 dagen a ƒ8. Verleden jaar is die som van de begrooting afgenomen op verzoek van sommige leden. Ook ik heb toen daartoe medegewerkt. Ik heb daar echter berouw van. De ondervinding heeft mij geleerd dat het besproeien van straten bij zeer warm weer een tweeledig nut heeft: 1°. dat het den overlast tempert van het vele stof voor de ingezetenen en speciaal voor de winkeliers en neringdoendenen 2°. dat het bij zulk heet weer ook nuttig werkt op de gladheid van de steenen. Dezen zomer heeft het velen gefrappeerd hoe glad de keien waren. Dit schijnt deels te wijten aan de soort van keien die gebruikt worden maar deels ook daaraan dat de straten niet zijn besproeid, zooals in vorige jaren. De hygiënische redenen, die ten vorigen jare op gezag van den heer Van Iterson hebben geleid tot afschaffing van de besproeiing der straten worden door de voorstanders der besproeiing niet zoo onbetwist gedeeld. Het nadeel der besproeiing voor de gezondheid achten zij niet zoo groot. De voordeelen wegende tegen de nadeelenkom ik tot het resultaat dat het wenschelijk is Burg. en Weth. de faculteit te geven met de besproeiing voort te gaan al dan niet. Zij zullen het zeker niet doen als liet niet noodig is. Ook niet als het water bijzonder onaangenaam riekt. Ik wensch dus in bedenking te geven den post van 480 voor het besproeien van straten, die jaren lang op de begrooting voorkwam, maar ten vorigen jare er is afgenomen daarop weder te herstellen. De Voorzitter. Verleden jaar heeft het mij verheugd dat een deskun dige in deze vergadering betoogde dat het besproeien der straten bij warm weer niet dienstig is voor de hygiëne. Te minder bezwaar had ik toen tegen het doen vervallen van den post, omdat ik altijd gevonden heb dat iüen voor die som al zeer weinig kan besproeien en dus toch altijd geheele buurten daarvan verstoken blijven. Daarbij kwam nog dat ik altijd van meening ben dat den winkeliers, die deze besproeiing in het belang hunner zaak noodig achten de gelegenheid openstaat voor zich zelf de straat voor hun huis vochtig te doen houden. Daarom heb ik verleden jaar het voor stel om den post te doen vervallen gaarne aangenomenveel lieyer zelfs dan een grootere som er voor uit te trekken. De som van 480 echter is zeer weinig. Men moet werkelijk op de Breedstraat wonen om in te zien hoe weinig die waterbesproeiing beteekent. Ik kan dus niet zeggen zeer ingenomen te zijn met het denkbeeld nu door den heer Cock geopperd. Wordt zijn voorstel, om dit jaar weer ƒ480 uit te trekken voor besproeiing, ondersteund? Het voorstel wordt voldoende ondersteund. De heer Cock. Op het quantpui' sta ik niet. Het is mij onverschillig of men de som hooger of lager wi( stellen. Maar ik^ j)Of,mde de, som van 480, omdat die vroeger altijd voldoende werd geacht. De heer Van Iterson. Ik wensch te verklaren dat ik sedert verleden jaar niet van de meening ben teruggekomendat het besproeien van de straten met grachtwater, zooals dat bier des zomers gewoonlijk is, beden kelijk voor den gezondheidstoestand moet geacht worden. Daaromzal ik tegen het voorstel van den heer Cock stemnjpn. Dat de groote warmte de meerdere gladheid der straten zou ten gevolge hebbengelijk die ge achte spreker beweerde, kan ik niet aannemen. Veelmeer geloof ik <Jat> gelijk dezelfde spreker ook als oorzaak aangaf, de sLechte afgeslepen keien de schuld daarvan zijn, terwijl de omstandigheid dat men des zomers meer hinder daarvan ondervindt dan in een ander jaargetijde, wellicht daaraan moet worden gewetendat bij groote hitte de paarden minder flink op de beenen staan. Het amendement van den heer Cock wordt verworpen wet 16 tegen 1 stemmen. Vóór stemden: de heeren Van HeukelomDriessenCock, Suringar, Wilhelmy DamstéScheltema en Verster. De heer Scheltema. Ik kom nog even op een oude klacht: de gebrek kige bestrating, en heb nu speciaal op het oog, eene straat,in,mijn buurt en wel den Ouden Singel van de Prinsenstraat tot de gedempte IJzerengracht. Die straat is ongeveer acht jaren geleden geheel ver,uie.ut?d en is nu toch zoo slecht dat zij weer vernieuwd moet worden. Dit is, dunkt mij, te kort en ik geloof dit alleen te moeten toeschrijven aan de wijze waarop de strateu hier gemaakt worden. Vooral de bestrating aan den kant van de buizen, de zoogenaamde kleine steentjes, ziet er schromelijk slecht uit, ,en toch ook die is voor acht jaar geheel vernieuwd. Zooals ik zeide kan ik dit aan niets anders toeschrijven dan dat de wijze waarop hier de bestrating geschiedt niet deugt., hetgeen mij te meer verwondert daar de opzichter, die met het toe zicht over de bestrating belast isals een knap en bekwaam man bekend staat. Zoover ik weet is er bij die straat geene andere oorzaak die verklaart dat de toestand in acht jaar zoo slecht kan zijn geworden. Ik hoop dat de Wethouder van Fabricage mij ten goede zal houden dat ik zijne aandacht daarop vestig. De heer De Laat de Kanter. Ik neem het niet alleen niet kwalijk, maar apprecieer het zeer, wanneer men bij gebreken als hierbedoetd daarop mijne aandacht vestigt. Dan kan gezorgd worden dat die gebreken zoo spoedig mogelijk worden hersteld. Ik zal zeker niet in gebreke blijven het gedeelte der stad dat de heer Scheltema heeft genoemdte doen onder zoeken. Dat echter de kleine steenen aan den huizenkant slechter zijn dan die aan den boomenkant is verklaarbaar en waarschijnlijk het gevolg daarvan dat de eerste meer gebruikt worden. Men vergete ook niet dat een der redenen waarom hier, evenals in andere gemeenten, telkens herstel noodig wordt, gelegen is in het aanhoudend opnemen der straten voor aanleg en onderhoud der gasbuizen enz. Bovendjen is de ondergrond op sommige plaatsen slecht en zijn wij beperkt in het aantal straatmakers en het materieel. Hier in de stad zijn, ik heb het eens-nagegaan310.000 M1 straat. Jaarlijks worden voor vernieuwing toegestaan 75000 keien en 250000 klinkers. Wij hebben 167000 Ms klinker- en 1*40000 M1 keien straat. Als men de geheele keienstraat met het jaarlijks toegestane aantal keien wil vernieuwen, dan zou men daarmede 104 jaren bezig zijn; de klinkerstraat zoude men eenmaal in de 87 jaar kunnen vernieuwen. Men moet dus of veel meer geld toestaan dan de financiën gedoogenvoor meer materiaal en werkvolk, of er in berusten dat de straten altijd eeniger- mate gebrekkig zullen zijn. Bij zulk een groote straatoppervlakte is er altijd overvloed van werk. Het in orde houden der straten is werkelijk een mer a boire. Het is dan ook niet mogelijk in eenige stad van omvang te maken dat er geen aanmerkingen tegen de bestrating meer kunnen rijzen, tenzij men onbeperkt over geldmiddelen kunne beschikken. De straatraa- kers worden betaald per M1. En de loonen die zij verdienen staan met die van de andere stadswerklieden in goede verhouding. Zij verdienen iets meer dan dezenmaar worden ook betaald naar de verrichte taak. Wer- kelijk geloof ik dus dat in het algemeen de klachten over den slechten toestand der straten eenigszins overdreven zijn. Wanneer men met regen achtig weer op de straten in andere steden let, als bijv. in den Haag, BotterdamAmsterdam en Haarlemdan zal men moeten erkennen dat onze straten zoo al niet beter, zeker ook niet slechter zijn dan daar. Het blijft niettemin steeds een punt van aanhoudende zorg. Ik geloof dat de heer Scheltema voorloopig met deze verklaring genoegen zal willen nemen. Wij kunnen niet meer doen dan aanhoudend aan de bestrating te laten werken. De heer Scheltema. Ik zou er niet voor zijn nog meer voor de straten uit te geven. Wij hebben daarvoor in de laatste tienvijftien jaar reeds veel betaald. De vraag is echter, of de straten niet zoo gemaakt kunnen worden dat zij beter en duurzamer zijn. Daar is het door mij bedoelde gedeelte, dat na S jaar reeds niet meer deugt. Zoude het, als het goed gemaakt ware geweest, niet nog eenige jaren hebben kunnen duren? Dan zouden bij goed werk de kosten, dunkt mij, eer minder dan meerder worden. Dit gedeelte straat is althans aan de zijde van de huizen zoo gebrekkig door de wijze waarop het is gemaakt De kleine steenen liggen bijna een hand breed hooger dan de groote; dus moet de kant wel stuk gereden worden. De heer De Laat de Kanter. Ik weet niet wat de vorige spreker bedoelt met geheele vernieuwing. Als een straat 8 a 10 jaren gelegen heeltmoet zij natuurlijk eens worden verstraat, dat wil zeggen de steenen worden opgenomen en op nieuw gelegd, met vervanging van de gebroken steenen door nieuwe.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 6