186
zoovrel bij bet bedrag onder dezen post uitgetrokken voor rente van het
kapitaal der gasfabriek, als bij het bedrag Ontvangsten der gasfabriek sub
n°. 28 uitgetrokkenzal nederleggen in afwachting dat beslist zal worden
over mijn voorstel betredende de gasfabriek.
De Voorzitter. Ik kan den leden mededeelen dat het het voornemen is
het voorstel van den heer Seheltema in de eerstvolgende vergadering ter
tafel te brengen.
No. 25 wordt hierop goedgekeurd.
Nos. 26 en 27 worden aldus goedgekeurd: Opbrengst van grasverpach-
tingen ƒ179} Pacht van de jacht en visscherij ƒ1119.
No. 28. Ontvangsten, resultaat van een afzonderlijk beheera. Gas
fabriek ƒ53000; 6. Gemeente-apotheek ƒ650.
De heer Le Poole. Reeds lang heb ik eene gelegenheid gezocht om te
kunnen mededeelen, dat ik een voorstel, vroeger door mij aangekondigd,
zou willen intrekken. De vergadering zal zich herinneren, dat den 21 sten
October van het vorige jaar, bij gelegenheid van den gasprijs aan particu
lieren een vrij levendig debat is gevoerd over het rabat aan de groote
gasverbruikers, en dat ik toen heb te kennen gegeven ter gelegener tijd
hieromtrent een voorstel te zullen doen. Ik wensch nu mede te deelen dat
ik van die gedachte ben teruggekomen en wel door kennis te nemen van
de geschiedenis van de Utrechtsche stedelijke gasfabriek. Deze fabriek is
in 1862 naar publiekrechtelijke beginselen opgericht, en alzoo als een onaf
scheidbaar deel van den algeraeenen dienst beheerd. Spoedig deden zich echter
groote bezwaren, aan deze wijze van beheer verbonden, gevoelen. Men
klaagde over onduidelijkheid, door de samenvloeiing van de financiën der
fabriek met die der stad, en bijzonder was dit bij de behandeling der begroo
ting het geval. In 1869 is dientengevolge eene commissie benoemd om
de vraag te beantwoorden of het wenschelijk ware de gasfabriek voortdurend
als eene publiekrechtelijke te administreeren. Die commissie heeft in lang
niets van zich laten hooren. In 1875 eerst beeft zij een uitvoerig rapport
uitgebracht. Hare eerste conclusie was: dat de gasfabriek niet meer als
eene publiekrechtelijke zaak, als een onafscheidelijk deel van den algemeeneu
dienst moest worden beheerd, maar afzonderlijk, als eene bijzondere onder
neming van de gemeente. Die conclusie is in de raadsvergadering van 9
Dec. jl. met eene kleine wijziging aangenomenluidende »dat de gasfabriek
ofschoon wat den prijs van het gas betreftmet voortdurende inachtneming
van art. 238 en 254 der Gemeentewet, niet meer als een onafscheidbaar
deel van den algemeenen dienst zal worden beheerd''. Men was het dus eens
betreffende het beginsel van levering van gas tegen den kostenden prijs.
En aan dit beginsel getrouwbeeft de Raad van Utrecht in het begin van
dit jaar de voordracht van Burg. en Weth. aangenomen, om met 1 Juli
de gasprijzen van 9 op 8 cent per kub. meter te brengen. Vraagt men
nu, welk verband er bestaat tusschen het door mij medegedeelde en de
intrekking van mijn voorstel omtrent het rabat, dan is mijn antwoord: een
zeer nauw verband. Immers, volgen wij het goede voorbeeld van Utrecht,
door onzen gasprijs te verlagen en meer in overeenstemming met de Gemeen
tewet te brengen, dan krimpt het rabat jaarlijks in. Nu reeds hebben wij,
nu wij den prijs van 12 op 10 cents hebben gebracht, ƒ800 minder,
want het rabat, dat in 1875 bedroeg 5807.94, is thans voor 1876 geraamd
op ƒ5064. Maar de voorname reden, waarom ik mijn voorstel intrek, is,
dat als ik nu voor den dag kwam met een voorstel tot afschaffing van het
rabat wil een ander lid echter het voorstel doendan zal ik het gaarne
ondersteunenmaar zelf wensch ik het niet te doen eene voordracht tot
prijsverlaging van het gas misschien weder in langen tijd niet op de agenda
zal komen. En die verlaging moet juist altijd aanhangig en aan de orde
blijven. Daarom wil ik eindigen met de vraag aan de Commissie voor de
gasfabriek, of zij mij deswege eenige hoop kan geven.
De heer De Fbemery. De vorige spreker heeft reeds verklaard geen
voorstel meer te zullen indienen om de kortingenbij de gasverordening
toegestaan, te verminderen of af te schaffen; ik verheug er mij in en zoo
ik meen op goeden grond, omdat becijferingen, bij de Commissie berustende,
duidelijk aantoonen dat alleen het voordeel, dat .op de cokes behaald wordt,
reeds meerder bedraagt dan de korting die verleend wordt. De fabrikanten
worden inderdaad niet bevoordeeld, maar brengen integendeel groote voor-
deelen aan.
De heer Le Poole. Ik heb duidelijk gezegd dat ik geen voorstel meer
zal doen tot afschaffing van het rabat, maar alleen uit nieuwsgierigheid
gevraagd of eene voordracht tot prijsverlaging in de naaste toekomst aan
hangig zou worden gemaakt.
De heer Scheltema. Ik refereer mij ten aanzien van dezen post bij
hetgeen ik daaromtrent bij no. 25 heb gezegd.
No. 28 wordt hierop goedgekeurd.
Nos. 29 én 30 worden aldus goedgekeurd: Baggeren in de wateren de
gemeente toekomende 3700; Ontvangsten bij de Commissie van Fabri
cage 800.
Hoofdstuk IIIin stemming gebrachtwordt met algemeene stemmen
aangenomen.
Hoofdstuk IV. Ontvangsten van verschillenden aard en toeval
lige BATEN.
Nos. 31 en 32 worden aldus goedgekeurd: Tienden, cijnsen en erfpach
ten 1350; Pacht of opbrengst der bank van leening Nihil.
No. 33. Pacht of opbrengst van den haardaschvuilnisbagger- en
dergelijke mestspeciën 4377.
De heer Van Iterson. Ik zie dat de pacht gedeeltelijk in 1878, ge
deeltelijk in 1877, ten einde loopt. Het zal zeker bij het Dagelijksch
Bestuur een punt van overweging uitmaken, of het al dan niet wenschelijk
is die pacht op deze conditiën te continueeren
De Voorzitter. Volgens het contract beeft de pachter, met zekere
verhooging het recht voor 5 jaar de pacht te continueeren.
De heer Van Iterson. Dat spijt mij. Mocht hij echter niet bereid
zijn tot continuatie, dan zullen Burg. en Weth. zeker wel de zaak nader
overwegen.
No. 33 wordt goedgekeurd.
Nos. 3444 worden aldus goedgekeurd: Boeten van politie, nationale
militie enz. 350; Boete wegens overtredingen in zake van plaatselijke be
lastingen 25Teruggave van het Rijk wegens bij voorschot verstrekte
reisgelden aan militieplichtigen ƒ50; Teruggave van verplegings- en trans
portkosten van krankzinnigen en kinderen van gevangenen ƒ10; Bijdrage
van het Rijk in de kosten van het middelbaar onderwijs ƒ7000; Bijdrage
van het Rijk in de kosten van het hooger onderwijs (Gymnasium)Memorie-,
Andere ontvangsten; niet tot de vorenstaande behoorende 500Teruggave
van zegelgelden voor quitantiën der plaatselijke belastingen 350 Opbrengst
van faecale stoffen, stelsel Liernur, 500; Opbrengst wegens de afgifte van
duinwater ƒ3000; Pensioensbijdragen van gemeente-ambtenaren 1500.
Hoofdstuk IV, in zijn geheel in stemming gebracht, wordt met alge
meene stemmen aangenomen.
Hoofdstuk Y. Buitengewone ontvangsten.
Nos. 45—52 worden aldus goedgekeurd: Opbrengst van den verkoop van
gemeente-eigendommen, van boomen enz. ƒ500; Aflossing op hypotheken
en obligatiën ƒ1000; Afkoop van grondrenten, tienden enz. ƒ10; Subsidie
in de verpleging van arme krankzinnigen ƒ1200; Tegemoetkoming in de
gewone kosten van het lager onderwijs ƒ2000; Verkoop van inschrijvingen
op het grootboek der Nat. Werkelijke Schuld, 2j- pCt., ƒ5000; Renten
wegens op prolongatie uitgegeven gelden 50; Teruggave van voorschotten
uit de gemeentekas ƒ7000.
No. 53. Ontvangsten voortvloeiende uit het beheer van de voormalige
administratie der vereenigde gast- en leprooshuizen ƒ3200.
De heer Hartevelt. De Commissie van Financiën heeft opheldering
gevraagd omtrent een post van 100wegens »andere inkomsten'' uitge
trokken of deze ontvangst voortvloeide uit een voorgenomen verkoop van
een tal van voorwerpen vroeger gebruikt, maar nu ongebruikt liggende in
het Caecilia-Gasthuis. Ik geloof werkelijk dat een publieke verkoop en het
storten van de opbrengst in de gemeentekas te verkiezen ware boven het
laten bederven van die voorwerpen.
De Voorzitter. Deze post van 100 heeft in de laatste jaren steeds
op de begrooting gestaan. Naar aanleiding van de vraag in het rapport,
heeft de Wethouder van Fabricage een onderzoek doen instellen omtrent
hetgeen voor verkoop vatbaar zal zijn. Men moet daarmede echter niet te
ver gaan. Er kunnen gevallen zijn dat men die voorwerpen nog kan ge
bruiken.
No. 53 wordt hierop goedgekeurd.
No. 54 wordt aldus goedgekeurdRente van de door de gemeente Katwijk
te sluiten geldleening ten behoeve van den aanleg van een kanaal naar
Katwijk aan Zee 75.
Hoofdstuk V wordtin zijn geheel in stemming gebracht, aangenomen
met algemeene stemmen.
De Voorzitter. Nu zullen wij moeten nagaan, hoe het met de cijfers
is gesteld.
De heer Hartevelt. Ik wensch hieromtrent een voorstel te doen, ter
bekorting van de zaak, namelijk om n°. 6 uit te trekken voor het ronde
cijfer van 112,000, no. 7 tot het uitgetrokken bedrag van ƒ2500, en
de resteerende ƒ389.75 bij Onvoorziene Uitgaven (n°. 175) te voegen,
waardoor dat artikel alsdan ƒ6384.29 zal bedragen.
De Voorzitter. Ik neem dat voorstel over en zal nu n°. 6, ad 112.000,
in stemming brengen.
De heer Van der Lith. Ik wensch een bescheiden vraag tot Burg. en
Weth. te richten. In het verslag van Burg. en Weth. heb ik met groote
ingenomenheid gelezen dat zij overwegen of het bestaande belastingstelsel
wijziging vereischt. In eene sectie toch hebben vele leden aangedrongen
op de invoering van eene klassenbelasting. Nu wenschte ik te vragen aan
Burg. en Weth., of zij ook binnen betrekkelijk korten tijd voorstellen zul
len aanhangig maken tot verandering van ons belastingstelsel.
De Voorzitter. Burg. en Weth. hebben zich voorgesteld het bestaande
belastingstelsel ernstig te bespreken. Vóór 1 Januari zal dit echter niet
wezen.
De heer Van der Lith. Ik had ook niet het oog op dit jaar, maar op
het volgende
De Voobzitteb. Burg. en Weth. hopen met eenig voorstel gereed te
zijn voor de begrooting van het volgende jaar.
De heer Scheltema. Tegenover het gevoelen van den heer Van der
Lith wensch ik mijnerzijds te verklaren dat ik gaarne zal gewaar worden
dat Burg. en Weth. hoe langer hoe liever talmen met de indiening van
eenig voorstel tot eene klassenbelasting of incometas. Ik ben overtuigd
dat men van zulk eene belasting niet dan groote teleurstelling zal onder
vinden.
De heer Cock. Ik wensch mij te voegen bij den heer Scheltema. Ik
had over deze zaak niet willen spreken. Maar du de zaak is ter sprake
gebracht, zij mijnerzijds ook een enkel woord vergund. Reeds in de
nieuwsbladen heeft men met zekeren ophef kunnen lezen dat in Leiden de
Gemeenteraad zich verklaard had voor eene klassenbelasting; waarschijnlijk
werd bedoeld eene incometax, bedorven door bijvoeging van klassen. Nu
wensch ik die beweging, dat mouvement, hetwelk gezegd wordt in dezen
gemeenteraad te zijn ontstaan, tot zijne juiste proportiën terug te brengen.
Wat is er geschied? In ééne sectie, dus een derde van den Raad, beeft
zich eene meerderheid gevormd die verklaarde dat ons tegenwoordig belas
tingstelsel ongelijkmatig druktedie verder wenschte dat men naar een
ander belastingstelsel zoude uitzien, en eindelijk verklaarde niet afkeerig te
zijn van het denkbeeld eener klassenbelasting. Ziedaar de ware proportiën
van het feit, zooals het blijkt uit het officieele verslag der sectiën, het
welk ik bijna woordelijk aanhaal.
De heer Van der Lith. Ik ben niet van plan het voor of tegen van
een ander belastingstelsel na te gaan. Dat ware nu niet op zijn plaats.
Ik wenschte alleen ten aanzien van de plannen van Burg. en Weth. op de
hoogte te worden gesteld, om te weten in hoever het initiatief van anderen
noodig kan zijn, en dank den Voorzitter voor zijne belangrijke mededeeling.
De heer Cock. Mijne woorden van zooeven waren niet in antwoord aan