t 165 Zitting van Donderdag 26 October 1676, geopend 's namiddags te 1 uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Te behandelen onderwerpen: 1*. Verzoek van Dr. W. P. Weebers, om continuatie als stads-geneesheer. (238) 2'. Voordracht tot overplaatsing van den onderwijzer 2de klasse, W. F. Oostveen. (235) 3*. Verzoek van Gebroeders Van Hoeken, om eene coupure te maken door de straat voor hunne houtzagerij aan de Haven (240) 4°. Idem van F. A.. W. Schüdel en C°. om een keldergat te maken. (242) 5°. Voordracht betrekkelijk de tijdelijke voorziening in de vacature van leeraar in de geschiedenis en aardrijkskunde aan de gemeente-instellin gen voor hooger en middelbaar onderwijs. (245) 6*. De Gemeentebegrooting voor 1877. (89, 166, 167, 214, 222 en 239) Tegenwoordig de heeren Eigeman, Van der Zweep, Wilhelmy Damsté, Scheltema, Juta, Verster, Du Bieu, DercksenVan Heukelom, Van der LithDriessen, Van Wensen, De Fremery, Hartevelt, De Laat de Kanter, Van Hettinga Tromp, Le Poole, Cock, Bijleveld, Goudsmit, Suringar, Van Iterson en Van den Brandeler. De heer Krantz gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 19 October 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuidholland, dd. 17/20 October n°. 28, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 5 October, tot aan vaarding van het legaat groot 30000door wijlen den heer Buzzi aan de gemeente Leiden vermaakt ten behoeve van het Stedelijk Werkhuis. Deze wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van Mr. S. Vissering en 27 andere bewoners van het Rapen burg tusschen het Noordeinde en den Vliet, verzoekende dat dit gedeelte der gracht moge worden gedempt. Dit adres is van den volgenden inhoud »Aan den Baad der Gemeente Leiden. Gevennaar aanleiding van onlangs bij den Baad gewisselde schrifturen met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekenden ingezetenen van Leiden, bewoners van het Rapenburg tusschen den Vliet en het Noordeinde: dat, naar hunne ervaring, dat deel van het Rapenburg geenszins een der rsieraden", maar veeleer een der stinkpoelen der gemeente verdient genoemd te worden datnaar hunne overtuigingdoor demping van de grachtmet aanleg van plantsoen op het daardoor aangewonnen terrein het Rapenburg wezenlijk reen sieraad der gemeente" zou worden; dat zij daarom herhalen het verzoek reeds vóór tien jaren (in 1866) door de groote meerderheid der toenmalige bewoners van dat deel van het Rapenburg aan den Raad gerichtom in het belang van den welstand der gemeente ook vooral in het belang der openbare gezondheid tot demping van het Rapenburg le besluiten dat zij dit met te meer aandrang mogen doen omdat de toestand van dat open riool, die toen reeds bedenkelijk mocht heeten, sints dien tijd steeds verergerd en thans nagenoeg ondragelijk geworden is; dat zij alzoo bij dezen den Raad eerbiedig verzoeken»dat hij gelieve te besluiten tot demping van het Rapenburg tusschen den Vliet en het Noordeinde en de maatregelen te verordenenwaardoor aan dit besluit ten spoedigste uitvoering worde gegeven." Leiden, 24 October 1876. 't Welk doende, enz., S. Vissering, A. E. I. Modderman, C. P. Tiele, G. Roorda Tzn., D. Bierens de Haan, P. Maclaine Pont, S. A. AndresonW. G. PluygersJ. C. Wijnmalen, RappardC. A. T. Vogel, Roelants kapt., W. Scheller, H. W. Hazenberg, P. van Geer, J. H. Scholten, C. Vreede, W. H. Bosch, J. C. Wcndel, Dr. Boursse Wils, Van Reede van OudtshoornTh. M. Roest, W. T. Werst, K. de Boer Hzn., A. H. Adriani, J. H. CoronelJ. J. Taffijn, A. Van Blom- mestein." Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit adres te stellen in han den van Burg. en Weth. 2°. Adres van de Wed. J. Knotter, om afschrijving van plaatselijke directe belasting. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën, 3 Proces verbaal van de opneming der boeken en kas van den Ge meente- Ontvanger. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. 4°. Voordracht tot het verleenen van afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1876. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën. 5°. Missive van den Directeur der Hoogere Burgerschoolverzoekende wederom een der lokalen van de Hoogere Burgerschool te gebruiken voor het houden van eenen cursus in de scheikunde. Deze luidt als volgt: 'Leiden, 24 October 1876. De Directeur der Hoogere Burgerschooluitgenoodigd om zijne voor drachten over scheikunde gedurende de wintermaanden voort te zettenheeft de eer u te verzoeken hem het gebruik van een der leerzalen en van de instrumenten der Hoogere Burgerschool wederom te willen toestaan. De Directeur der H. Burgerschool, Aan den Gemeenteraad van Leiden. D. De Loos." HANDD. OHM. 1876. Over^jJSc^ig de voordracht wordt besloten dateven als dit is geschied bij raat^Ksl'uit van 14 October 1875 toe te staan onder de gewone voor waarden. Aan de 'orde is I. Verzoek van Dr. W. P. Weebers, om continuatie als stads-geneesheer. (Zie Ing. St. n8. 238.) De heeren Wilhelmy Damsté, Du Rieu en Driessen worden door den Voorzitter uitgenoodigd met hem het bureau van stemopneming uit te maken. Met algemeene stemmen wordt Dr. W. P. Weebers als stads-geneesheer gecontinueerd. De heer Goudsmit komt ter vergadering. II. Voordracht tot overplaatsing van den onderwijzer 2de klasse W. F. Oostveen. (Zie Ing. St. n°. 235.) Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. III. Verzoek van Gebroeders Van Hoeken, om eene ooupure te maken door de straat voor hunne houtzagerij aan de Haven. (Zie Ing. St. n». 240.) Overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth: wordt het verzoek met algemeene stemmen toegestaan. IV. Idem van F. A. W. Schüdel Co., om een keldergat te maken. (Zie Ing. St. n°. 242.) Overeenkomstig het voorstel van Burg. en Weth. wordt het verzoek met algemeene stemmen toegestaan. V. Voordracht betrekkelijk de tijdelijke voorziening in de vacature van leeraar in de geschiedenis en aardrijkskunde aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. (Zie Ing. St. n". 245.) De voordracht wordt mat algemeene stemmen aangenomen. VI. De Gemeentebegrooting voor 1877. (Zie Ing. St. nos. 89, 166, 167, 214, 222 en 239.) De Voorzitter. Verlangt een der leden ook algemeene beschouwingen over de begrooting te voeren P De heer Le Poole. Een enkel woord slechts, mijnheer de Voorzitter, om te verklaren dat ik mijtot mijn leedwezen even als in vorige jaren genoopt zal zien tegen de geheele begrooting te stemmen, wegens de uitga ven voorkomende in Hoofdstuk VII, betreffende het lager onderwijs. Ik hoop echter levendig dat dit de laatste maal zal kunnen zijn. En als de hoop het verlangen is naar iets met de verwachting om het te verkrijgen dan kan ik mij nu reeds in de hoop daarop verblijden. Immers, heeft niet de Koninklijke mond bij de troonrede de volksvertegenwoordiging toegeroe pen: 'een wetsontwerp op het lager onderwijs zal u weldra bereiken." Ik leef dus ui afwachting dat de grieven, die wij hier in kleiner kring, in eigen boezem, hadden kunnen verzachten en verminderen, door de wetgevende macht zullen worden opgeheven. Mochten die grieven niet worden weggenomen, dan hoop ik toch den moed niet te verliezen en in den strijd te blijven vol hardengedachtig aan en gesterkt door de spreuk: Tandem bona causa triumphat. De heer Scheltema. Ik wensch bij deze algemeene beschouwingen slechts een punt van betrekkelijk ondergeschikt belang te bespreken, de quaestie namelijk of het rapport van de Commissie van Financiën over de begroo ting voor of na de behandeling er van in de sectiën behoort te worden uit gebracht, over welke quaestie, die telken jare terugkomt, ik gaarne zien zou dat de Raad eindelijk eens een besluit nam. Gaarne breng ik hulde aan de wijze waarop het verslag van het verhandelde in mijne sectie is opgesteld; de steller heeft zich uitmuntend van zijne taak gekweten en ook goed mijn gevoelen omtrent het door mij bedoelde punt teruggegeven zoo- dat ik daar niets behoef bij te voegen. Ik zou nu alleen in bedenking willen geven om niet numaar het volgend jaar, bij de indiening der be grooting, dit punt ter sprake te brengen, om alsdan uit te maken welken weg wij voortaan hieromtrent zullen bewandelen, namelijk of de Commissie van Financiën uit te noodigen eerst haar rapport over de begrooting uit te brengen, of eerst het sectie-onderzoek te doen plaats hebben. Voor dit jaar is het toch reeds te laat. Maar ik geef Burg. en Weth. in overweging het volgend jaar die zaak aan het oordeel van den Raad te onderwerpen. De Voorzitter. Het komt mij voor dat het tijdstip, waarop zoodanige beslissing zou kunnen worden genomenvan zelf is aangewezen. Telken jare stellen Burg. en Weth. bij de indiening van de begrooting voor den Raad in sectien te verdeelen. Dan ware het zeker het meest geschikte oogenblik om een voorstel omtrent dit punt te doen. Burg. en Weth. heb ben in achtereenvolgende jaren hunne zienswijze meermalen te kennen ge geven en zich verklaard voor de behandeling, thans gevolgd. Het is dus niet te verwachten dat zij een ander voorstel zullen doen. De heer Scheltema. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter! voor den gegeven wenk en hoop niet te vergeten het volgend jaar bij die gelegenheid de zaak ter sprake te brengen en eene decisie van den Raad daaromtrent uit te lokken. De heer Cock. Slechts een paar woorden, mijnheer de Voorzitter! om te verklaren dat ik nu, even als de negen vorige keeren en om dezelfde redenen toen meermalen uiteengezet, weder mijne stem aan de begrooting zal onthouden. De heer Verster. Evenals de heer Cock wensch ook ik te verklaren dat ik, om meermalen ontwikkelde redenen tegen deze begrooting zal stemmen. De algemeene beraadslagingen worden gesloten en tot de behandeling der onderdeelen wordt overgegaan. In de eerste plaats komen aan de orde de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 1