383 De heer Wilhelmy Damsté. Een enkel woord ter beantwoording van de vorige sprekers. Juist door de ervaring geleerd, werd de Commissie in het afgeloopen jaar genoopt het vrije gebruik der zaal te verzoeken, omdat zij een nadeelig saldo had. Het nadeelig saldo bedraagt veel meer dan 186. De rekening heeft geloopen over p. m. f 1400 en daarop is een tekort ontstaan door de Commissie te dekken. Daar de Commissie geen kans ziet de tentoonstellingskosten door particuliere krachten te doen betalenwendt zij zich vooraf tot den Raad, en dat is in eene administratie goed te keuren. Ik blijl bij mijn gevoelen, dat het geld niet beter kan besteed worden dan ook voor de minbedeelde burgers. Het voorstel van den heer Van Iterson wordt in omvraag gebracht en verworpen met 13 tegen 8 stemmen. Voor stemden: de heeren Van der Lith, DriessenVan Wensen, De FremeryDe Laat de Kenter, Van Iterson, Van Hettinga Tromp en de Voorzitter. De heer Wilhelmy Damsté onthield zich van stemming. De heer Verster. Alvorens wij van dit hoofdstuk afstappenwensch ik aan het Dagelijkseh Bestuur mede te deelendat ik met groote ingenomen heid heb kennis genomen van de verklaring, dat maatregelen zullen in overweging worden genomen om de naburige gemeentennaar evenredigheid van het aantal hier ter school gaande kinderen in die gemeenten woon achtig te doen bijdragen in de ten laste van onze gemeente komende onderwijskosten. Ik hoop dat die overweging tot een gunstig resultaat zal leiden, omdat daardoor eene der grieven zal worden weggenomen, die bij mij tegen de wijze van regeling van het onderwijs binnen deze gemeente bestaan. De heer Dercksen. Ik refereer mij aan hetgeen door den heer Verster is gezegd. Hoofdstuk VII wordt hierop aangenomen met 17 tegen 5 stemmen. Tegen stemden: de heeren Le Poole, Cock, Scheltema, Verster en Dercksen. De heer Dercksen. Ik geloof datwil het niet den anderen dag worden het vrij onmogelijk is de zaken in deze zitting af te doen. Zou het dus niet het geschikte oogenblik zijn om te eindigen. Ik weet niet hoe de andere heeren er over denkenmaar mij komt het voor dat daartegen geen bezwaar bestaat. De Voorzitter. Ik stel voor nog eenigen tijd met de behandeling voort te gaan. Over dat voorstel, in stemming gebrachtstaken de stemmen (11 tegen 11). De Voorzitter. Ik zal het er voor houden dat mijn voorstel verwor pen is. Ik stel voor aanstaanden Maandag te 1 uur te vergaderen tot voortzetting van de beraadslagingen over de gemeente-begrooting. Dienovereenkomstig wordt besloten. De vergadering wordt hierop gesloten. Zitting van Maandag 30 October ÏSSO, geopend 'e namiddag» te 1 uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Tegenwoordig de heeren: Scheltema, Du Rieu, Suringar, Eigeman, Van Wensen Verster Librecht Lezwijn Van Hettinga TrompVan der Zweep Hartevelt, De Fremery, Van Iterson, Driessen, Van der Lith, Krantz, Cock, Wilhelmy Damsté, Le Poole, De Laat de Kanter, BijleveldVan Heukelom, Juta en Van den Brandeler. De heer Dercksen gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de dag- en avondzitting van Donderdag 26 October jl. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter legt over: 1°. Adres van J. A. Van der Made te Oegstgeest, om afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1876. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen van Burg. en Wetb. en van de Commissie van Financiën. 2°. Verzoek van Bestuurders der naamlooze vennootschap «de Leidsche bouwvcreeniging", om vergunning voor het leggen van een riool naar de Oude Vest. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen van Burg. en Weth. 3°. Voordracht voor de benoeming van twee onderwijzers 2de klasse aan de school n°. I voor onvermogenden en n°. 1 voor minvermogenden. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. Aan de orde is de voortzetting der behandeling van de Gemeente-begroo- ting voor 1877. De Voorzitter. Allereerst is aan de orde het voorstel van den heer Van der Lith op n°. 60«Jaarwedden van de ambtenaren en bedienden der gemeentesecretarie," strekkende om dien post met ƒ150 te verminderen, waarover in de vorige zitting de stemmen hebben gestaakt. Tk zal dat voorstel nu in stemming brengen. In stemming gebracht, wordt het voorstel met 12 tegen 9 stemmen ver worpen. Voor stemden: de heeren Scheltema, Du Rieu, Verster, Van Hettinga Tromp, Hartevelt, Van der Lith, Cock, Wilhelmy Damsté en Le Poole" De Voorzitter. Verlangt nu nog iemand bet woord over n°. 60 P De heer Cock. Ik wensch omtrent het artikel nog even het woord. In de vorige zitting heb ik daartegen mijne bezwaren in het midden gebracht. Ook nu nog wensch ik voort te gaan een stelsel te verdedigen, dat ik het meest goede stelsel acht en dat in principe door den Raad is aangenomen namelijkinkrimping van het aantal ambtenaren en daardoor vermeerdering van de tractementennatuurlijk gepaard gaande met eene vermeerdering van hunne werkzaamheden. Ik meende dat ons nu eene schoone gelegenheid werd aangeboden om dat beginsel verder in toepassing te brengen en het getal ambtenaren tot acht te verminderen, tot welk getal bet, na den dood van den heer Visser, althans officieel, was ingekrompen. Ik ben echter op deze mijne zienswijze teruggekomen en wensch mijne redenen daarvoor op 'e geven. Het principe blijf ik ongeschonden voorstaan. Maar het is mij gebleken dat de ambtenaren ten stadhuize veel meer en veel meer uitsluitend dan ik dacht en wenschelijk acht, elk aan zijne eigen afdeeling ver bonden zijn. Ik heb bevonden dat drie ambtenaren vast zijn verbonden aan de afdeeling «burgerlijke stand", twee aan de afdeeling «financien" of wat men in de wandeling noemt »de rekenkamer", terwijl de anderen ik laat het getal even in het midden bestemd zijn voor de meest gewichtige afdeeling, «algemeene zaken". Die indeeling heeft ook vroeger bestaan toen er 11 ambtenaren waren. Ook toen waren er 3 voor de afd. burgerlijke stand 2 voor de rekenkamer, en de overigendus 6voor de afd. alge meene zaken. Nu heeft men zeer overeenkomstig mijn wenschdat getal van 11 ambtenaren ingekrompen tot 9, en hoopte ik dat het zou kunnen worden ingekrompen tot 8. Maar het is mij gebleken dat door die inkrim ping slechts getroflen zou worden ééne afdeeling, namelijk die voor de algemeene zaken. Indien dus het getal van 9 tot 8 bezoldigde ambtenaren werd ingekrompenzou het gevolg daarvan zijn dat het getal ambtenaren aan de afd. burgerlijke stand hetzelfde bleef als het jaren herwaarts is geweest) dat ditzelfde het geval zou zijn met de ambtenaren aan de afdeeling financien, en dat de inkrimping dus slechts zou treffen de belangrijkste afdeeling, «algemeene zaken". Daarvan nu zou ik eene belemmering vreezen voor de afdoening van zaken, waartoe ik niet wensch mede te werken. Het gevolg zou toch zijn, indien het getal ambtenaren op 8 werd bepaald, dat 5 daarvan onafscheidelijk zouden verbonden blijven aan twee afdeelingen en slechts 3 zouden overblijven voor de afdeeling «algemeene zaken", van welke één is de eerste ambtenaardiezooals ieder weetniets meer doet dan te werken voor fabricage, en bovendien daarvoor nog een klerk heeft, die uit den post «schrijfloonen" wordt betaaldzoodat slechts zouden overblijven de twee verdienstelijke ambtenarenvan wie in de vorige discussie is gespro ken. Dat getal acht ik te gering. En hoezeer ik het nu ook betreur dat de verhooging van tractement gelijkelijk aan alle ambtenaren is gegeven, zonder hunne verdiensten in aanmerking te nemen en niet overeenkomstig de toename van ieders werkzaamhedenheb ik echter niet meer zoo groot bezwaar tegen den post om er tegen te stemmen. Om deze reden zal ik dus nu voor bet artikel mijne stem uitbrengen. No. 60, hierop in stemming gebracht, wordt met algemeene stemmen aangenomen. Hoofdstuk I, in zijn geheel in rondvraag gebracht, wordt eveneens met algemeene stemmen aangenomen. De heer Yau Heukelom komt ter vergadering. De Voorzitter. Alsnu komt in behandeling Hoofdstuk VIII. Kosten voor het armwezen mitsgaders sub sidien EN BIJDRAGEN AAN ONDERSCHEIDENE DAARMEDE IN VERBAND STAANDE INSTELLINGEN. No. 139 wordt aldus goedgekeurdBelooningen van doctorenheelmees ters, vroedmeestersvroedvrouwen enz. f 5340. No. 140. Kosten van de gemeente-apotheek ƒ6400. De heer Verster. Ik heb, bij de behandeling van de vorige begroo ting, tegen dezen post gestemd. Ik zou dit ook nu hebben gedaan, indien ik niet door bet antwoord van Burg. en Weth. op het sectie verslag eene aanwijzing had ontvangen om te komen tot den juisten oorsprong van de gunning aan de Wed. Coebergh van de levering der geneesmiddelen voor de R. K. armen. In het rapport van Burg. en Weth. namelijk wordt gezegd, dat die levering is gegrond op een vroeger genomen besluit, en tevens wordt er bijgevoegddat indien daarin wijziging wordt noodig ge acht, Burg. en Weth. dan een daartoe strekkend voorstel zullen afwachten. Zeer zeker zoude door mij een zoodanig voorstel zijn gedaanindien ik daarvan niet ware teruggehouden door de kennisneming van den inhoud van het bedoelde besluit, het besluit namelijk van 23 April 1846, waarbij is bepaald, dat de levering «personeel" aan de Wed. Coebergh is toege staan zoolang zij eigenares zal zijn van de apotheek en ongehuwd. Ik zal nu de laatste zijn om thans verandering voor te stellen, aangezien de Wed. Coebergh in het bezit is van een recht langs wettigen weg verkregen. Mocht zij evenwel komen te overlijden, dau verwacht ik, dat door Burg. en Weth. aan den Raad eene nieuwe regeling dezer zaak zal worden voor gedragen. Ik zal thans derhalve vóér den post stemmen. No. 140 wordt hierop zonder stemming goedgekeurd. Nos. 141144 worden aldus goedgekeurd: Kosten van verpleging van arme krankzinnigen ƒ11300; Onderstand, vervoer- en verplegingskosten mitsgaders die van geneeskundige hulp aan arme en doortrekkende perso nen ƒ625 Subsidiën aan godshuizen 14080; Subsidiën aan armbesturen (Israëlietische armen) 306. No. 145. Subsidiën aan werkhuizen en dergelijke inrichtingen tot het voorkomen van armoede 4000. De heer Le Poole. Ik wensehte wel bij dezen post te vragen, of de Commissie voor het werkhuis reeds in staat is eenige mededeelingen te doen omtrent de bestemming, door haar aan het legaat, door den beer Buzzi te Frankfort ten behoeve van het werkhuis vermaakt, te geven. Of is het niet hare meening dat dit legaat den bezoekers van het werkhuis op de eene of andere wijze ten goede zal moeten komen? De Voorzitter. Ik kan u antwoorden dat, naar aanleiding van het officieus bericht van bet legaat, de zaak de vorige week bij de Commissie is ter sprake gekomen. Natuurlijk kon toen echter geen decisie worden genomen omtrent deswege te doene voorstellen. De heer Krantz. Gij zegt terecht, mijnheer de Voorzitter, vernomen te hebben dat de Commissie deze zaak officieus besproken heeft. Officieel is haar daarvan niets bekend. Als het zoover zal zijn gekomenzal zij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 19