18Q Hoofdstuk VI. Kosten dek plaatselijke gezondheids-politie. Nos. 120122 worden aldus goedgekeurdKosten van toezicht der open bare huizen enz. 500; Kosten van het vaccineeren van behoeftigen ƒ300; Kosten voortvloeiende uit het nemen van maatregelen ten behoeve van den openbaren gezondheidstoestand 500. In rondvraag gebracht, wordt het hoofdstuk met algemeene stemmen aan genomen. Hoofdstuk VII. Kosten voor het onderwijs en ter bevordering VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. No. 123. Kosten voor het gymnasium ƒ16440. Litt. ae worden achtereenvolgens goedgekeurd. De heer Goudsmit. Ik heb geene aanmerking te maken, maar wensch alleen te vragen of het Dagelij ksch Bestuur zich reeds bezig houdt met een plan tot reorganisatie van het gymnasium. Ik behoef niet te herinneren dat de wet tot regeling van het hooger onderwijs in 1877 zal worden inge voerd. Het zal dan noodig zijn dat eene uitbreiding aan het gymnasium gegeven worde, en naar het plan in de wet voorgeschreven, zouden wij wellicht een subsidie behoeven van het Rijk. Is het nu niet zaak zoodra mogelijk maatregelen te nemen, opdat wij niet achter het net visschen De Voorzitter. In antwoord hierop wensch ik het volgende te zeggen. Onmiddellijk na aanneming der wet op het hooger onderwijs, hebben Burg. en Weth. van Curatoren een voorstel ontvangen omten einde in tijds uit voering te kunnen geven aan de wettelijke bepalingenvoorloopig van den Minister van Binnenl. Zaken toezegging te verkrijgen tot het erlan gen van een rijks-subsidie, terwijl dezerzijds Curatoren zijn uitgenoodigd ter gelegener tijd een definitief plan van reorganisatie van het gymnasium te ontwerpen. Morgen zal de Commissaris des Konings de gemeente be zoeken, en dan heb ik het voornemen met ZEx. het gymnasium te be zoeken, ten einde ook diens vermogenden invloed in te roepen. De heer Goudsmit. IK dank u voor de inlichtingen. No. 123 wordt hierop goedgekeurd. No. 124. Kosten voor de middelbare scholen. Litt. a. Jaarwedden van de onderwijzers ƒ21381. De Voorzitter. De Commissie van Financiën stelt voor dezen post met 200 te verminderen. De heer Hartbvelt. Het voorstel is om den post met 206- te ver minderen ten einde niet toe te staan de verhooging der jaarwedde van den leeraar Disse. Wanneer het gevoelen van de Commissie door de ver gadering gedeeld wordt, dan wenscht zij eene splitsing van de volgnommers 124 en 125, vermits de 30 en ƒ170 verdeeld zijn over twee scholen. Mij dunkt dat nu wel te behandelen is de vraagof de 200 verhooging zal worden toegestaan, ja dan neen. De heer De Fremery. Ik wensch mede te deelendat een onderzoek is ingesteld omtrent het aantal lesuren, en daarbij is gebleken dat de onderwijzer in het teekenen 30 uren per week les geeft en daarvoor eene belooning geniet van 1200, terwijl de onderwijzer in de gymnastiek 40 uren les geeft, dus 10 uren meerder dan de onderwijzer in het teekenen. Op dien grond berust ons voorstel tot vermeerdering van zijn tractement met f 200. Hij heeft dan 1600 voor 40 uren, terwijl de onderwijzer in het teekenen 1200 heeft voor 30 uren. De verhouding is dus volkomen dezelfde. Wel is bet waar dat van den teekenonderwijzer wellicht meer studie en meer inspanning gevorderd wordt, maar daar staat tegenover de bepaling dat de gymnastiek-onderwijzer geene bijzondere lessen mag gevenhetgeen aan alle andere docenten is toegestaan ook aan den onderwijzer in het teekenen. Wij gelooven dat het niet billijk zoude zijn de voorgedragen verhooging niet toe te kennen. De heer Le Poole. Ik meen andere en betere inlichtingen omtrent de lesuren van den onderwijzer in het teekenen te hebben ontvangenwaaruit blijkt dat hij niet 30maar 42 uren per week les geeftwaaronder behoort de instructie aan de onderwijzers der lagere scholen welke hem is opgedia- gen. Als hij dus voor 42 uren een jaarwedde geniet van 1200, en zijn collega in de gymnastiek met 40 uren ƒ1400, dan heeft hij eerder op ver- hooging aanspraak. De heer Du Rieu. Heb ik het wel, dan wordt de bezoldiging van den leeraar in de gymnastiek voorgesteld op 1600, en dan vind ik dat te veel in verhouding tot de tractementen van de docenten aan de hoogere burger school die in de letterkunde en talen les geven. Ik heb de Memorie van Toelichting voor mij en vind daar vermeld de heeren WoltersByvanck IJzerman en anderen op ƒ1600. Het komt mij voor dat dit niet gelijk moet staan. Die heeren hebben eene opleiding genoten voor een onderwijs dat niet gelijk staat met gymnastiek-onderricht. Ik geloof dus dat de verhooging van het tractement van den onderwijzer in de gymnastiek niet goed is. De heer Van Iterson. l)e verhooging van het tractement van den onderwijzer in de gymnastiek kan mijne goedkeuring niet wegdragen. Wanneer men beweert dat hij op het oogenblik een inkomen heeft van slechts 1400, dan men neme het mij niet kwalijk moet ik zeggen dat dit niet volkomen juist is. De gymnastiek-onderwijzer geniet andere voordeelen, die hem op eene wijze verzekerd zijn, welke ik moet afkeuren. Hem wordt nl. verhuurd het gymnastiek-lokaal voor ƒ200 'sjaars. Ik vraag: waartoe dat gedaan? Om hem in de gelegenheid te stellen private lessen te geven Neendat mag niet. Dan zal hij op eene andere wijze zijn voordeel er mede moeten doen. Waartoe zou bij anders huur betalen. Dat verhuren van een lokaal der gemeente aan een harer ambtenarenten einde hem de gelegenheid te geven daarmede op indirecte wijze zijn voordeel te doenkan ik niet goedkeuren. De onderwijzer Disse zal geen 200 huur betalen, als hij er niet wat aan verdienen kan. Hoe groot die ver dienste is, weet niemand. Wanneer men nu zijne jaarwedde verhoogt, handelt men in den blinde, want niemand kan zeggen hoe groot zijn inkomen thans is. Hoe is men er dan toe kunnen komen om te zeggen dat zijn tractement te klein is en vermeerdering behoeft? De heer Juta. Ik heb door het uitbrengen van mijne stem tegen som mige posten, getoond in het algemeen niet ingenomen te zijn met verhoo gingen van tractementenmaar met geene enkele vermeerdering ben ik zoo weinig ingenomen als met deze. Ik meen dat de bedoelde onderwijzer vol doende betaald wordt met ƒ1400, en inderdaad is die som gebleken hoog genoeg te wezen voor een paar jaren bij de aanstelling. Ik zie nu niet in dat de omstandigheden zoo veranderd zijn dat eene verhooging noodig is. Bovendien heeft de heer Van Iterson aangetoond dat er nog extraatjes voor dien onderwijzer te verdienen zijn. Wat aangaat de vergelijking door den heer De Fremery gemaakt, wil ik gelooven dat het geachte lid nog wel eene meer saillante vergelijking had kunnen makenwanneer hij de bedoelde wedde met die van vele andere onderwijzers had vergelekendie toch ook zeer verdienstelijke personen zijn, maar ik geloof dat die vergelijking niet opgaat. Ik hen tegen de verhooging, omdat ik de overtuiging heb dat de man goed en ruim wordt betaald. De heer De Fremery. Ik wensch nog even op te merkendat in zeke ren zin de gymnastiek-onderwijzer gelijk kan worden gesteld met een hoofd onderwijzer. Hij heeft het toezicht over de school en moet zorgen voor een goed beheer; de geheele administratie rust op hem. Alleen mist hij het voordeel aan den hoofdonderwijzer toegekend, om vrije woning te hebben of wel eene vergoeding van 300 voor het gemis daarvan. Ten aanzien van de opmerking, dat hij eenige voordeelen zou genieten uit de lessen gegeven in hetzelfde lokaal waarvoor hij ƒ200 huur betaalt, kan ik niet anders zeg gen dan dat dit mogelijk, ja zelfs waarschijnlijk is, doch tegenover dat voor deel rust dan op hem de verplichting om te zorgen dat de toestellen niet worden misbruikt en, zoo er schade wordt aangebracht, de kosten terug te vorderen. De heer Cock. Nog ééne vraag, mijnheer de Voorzitter! Is het waar dat van het lokaal een gedeelte wordt verhuurd of in gebruik gegeven aan het studenten schermgezelschap Arena Studiosorum? Tegen de zaak zelve heb ik natuurlijk hoegenaamd geen bezwaar. Alleen wenschte ik te weten of de gemeente dan wel of de gymnastiek-onderwijzer die huur ontvangt. De Voorzitter. De gemeente trekt er huur van. De heer Cock. Ik dank u voor de inlichting. De Voorzitter. Ik moet nog even den heer Du Rieu beantwoorden. Hij zegt terecht dat een dergelijke onderwijzer niet gelijk staat met een docent aan de hoogere burgerschoolmaar ik meen te moeten opmerkendat de docent van eene geheel andere conditie is, dan de heer Disse. Bij de laatste verordening is aangenomen dat de docenten in vier jaren tijds eene belangrijke verhooging van tractement zullen bekomen, die de heer Disse niet zal erlangen. Maar er is meer. De opleiding van den heer Disse is ook eenigermate wetenschappelijk, vermits hij ook examen moet afleggen voor een vak van het middelbaar onderwijs en wel in de anatomie. De heer Van Iterson. Om goed begrepen te worden wil ik nog mede- deelen dat ik bet genoegen heb den heer Disse persoonlijk te kennen en hem meer dan eens werkzaam heb gezieningeval van speciale gymnastische behandeling, en dat voor mij alle reden bestaat om met zijne bekwaamheid en ijver ingenomen te zijn. ifiijne medewerking tot verhooging van zijn tractement moet ik echter geheel afhankelijk stellen van een eventueele wijziging zijner positie. De Voorzitter. Ik sluit de debatten en zal het voorstel van den heer Hartevelt, dat behoorlijk ondersteund is, in omvraag brengen. Het voorstelstrekkende om den post met 200 te verminderenwordt aangenomen met 18 tegen 4 stemmen. Tegen stemden: de heeren De Fremery, De Laat de Kanter, Wilhelmy Damsté en de Voorzitter. Litt. a is alzoo verminderd met ƒ30. Litt. b. Kosten van schoolboeken en schoolbehoeften ƒ1700. De heer Verster. Vroeger werd door mij reeds op de wenschelijkheid gewezen om de prijzen bij de hoogere burgerschool af te schaffen. Ik maak daar thans een bepaald voorstel van, en doe dit des te eerder, omdat ik heb ontwaard dat mijne raeening èn door de Commissie van Toezicht èn door den Directeur der hoogere burgerschool, blijkens de door hen overgelegde rapportengeheel wordt gedeeld. De Voorzitter. De vergadering weet hoe Burg. en Weth. denken over de uitdeeling van prijzen. Zij blijven daarvoor zeer gunstig gestemd. Om trent het al of niet wenschelijke schijnt bij de betrokken leeraren niet zonder invloed de moeielijkheid om eene goede keus te doenen de leeraars vinden het gemakkelijker zich daar buiten te houden. Ik geloof dat het wenschelijk is dien prikkel te behouden en met de toekenning van prijzen waaraan meer waarde wordt gehecht dan men wel denktvoort te gaan. Bij bet gymna sium stel ik er zelfs zeer veel prijs op de uitdeeling van prijzen te behou den. Ik moet derhalve het voorstel tot vermindering bestrijden. De heer Cock. Gij gewaagdet zoo even van het gymnasium. Of de zaak bij Curatoren ter sprake is gebrachtbetwijfel ikik ben echter in de laatste vergadering van dat college niet tegenwoordig geweest. Officieel is, geloof ikhet gevoelen van Curatoren omtrent de prijzen niet bekend. Als mijn persoonlijk gevoelen wil ik gaarne mededeelendat ik geloof dat Cura torenmet het oog op de aanstaande invoering der nieuwe wet op het hooger onderwijs, zullen adviseeren de zaak te laten zoo als zij thans is. Men zegt namelijk dat de Minister van Binnenl. Zaken voornemens is die wet reeds met primo September 1877 in werking te brengen. Hoe dit zij, lang zal de invoering zich niet laten wachten en dan kunnen wij eene gansche reorganisatie van het gymnasium te gemoet zien. Die instelling zal voor een gedeelte geheel van karakter veranderen. Alles zal in zijn geheel en in zijne onderdeelen geregeld moeten worden, evenzoo dus ook de quaestie der prijzen. Dat dit alles veel geld zal kosten en zwaar zal drukken op de schouders der belastingschuldigenherinner ik in het voor bijgaan. Wat de quaestie der prijzen zelve betreft, geloof ik dat het, met zoo veel in het verschiet, verstandigst zal zijn den status quo voor nog een drievierendeel jaars te behouden. De heer Bij le veld. Ik deel geheel de meening van den heer Cock. Ik wensch den tegenwoordigen staat van zaken onveranderd te latentot dat eene eventueele reorganisatie van het gymnasium zal hebben plaats gehad. De heer Hartevelt. De Commissie van Financien is overgegaan tot haar advies om dezen post met 200 te verminderenomdat de Commissie van Toezicht op de scholen van middelbaar onderwijs zelve de afschaffing

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 16