179
0
Hij meent dat het niet aangaat in den tijd van 18 jaren den post voor
de politie met c. 13000 te verhoogen, wanneer alle omstandigheden overi
gens gelijk zijn gebleven. Ik moet daartegen opmerken dat eene successive
tractements-verhooging van 52 agenten van politie, in verhouding met de
tractements-verhooging van de overige ambtenaren en beambten in dienst
der gemeente, reeds op zich zelve een aanzienlijk cijfer daarstelt. De
stijging der prijzen van de levensbehoeften drukte evenzeer op hen; zij
deelden dus in die verhooging. Overigens heeft de reorganisatie der politie
sedert 1867, waarbij het corps nachtwakers is opgeheven, zeer tot die ver
hooging bijgedragen. Of onder zoodanige omstandigheden eene verhooging
van c. f 13000 buitensporig kan geacht worden, meen ik te moeten betwijfelen.
Omtrent het beweren van den geachten spreker, dat de politie er sedert
dien tijd niet beter en niet slechter op geworden is, vergunne hij mij niet
met hem in discussie te treden. Ik laat dit ter beoordeeling aan de inge
zetenen. Wat de vergelijking van Burg. en Weth. betreft met Utrecht
en Groningengeloof ik dat die juist is. Zij zouden evenzeer eene statis
tiek van personeel en kosten van gemeenten met gelijke bevolking hebben
kunnen overleggen die wellicht nog meer voor de voorgestelde verbooging
zou pleitendan zij wilden zich juist bij die academiesteden bepalen. Ik
wil slechts wijzen op het groot aantal studententhans ongeveer 900
bedragende, terwijl Groningen er slechts 200 telt; op Leiden als fabriek
stad, en in het bezit van een vrij talrijk garnizoen. Dit alleen reeds
rechtvaardigt het uitgetrokken cijfer voor de politie. Nu mag de geachte
spreker zeggendie beide steden kunnen wellicht in omstandigheden ver-
keerendie zulk een hoog cijfer wettigen; hierop moet ik antwoorden,
dat de regeling van de politie niet van zoodanige bij-omstandigheden
mag afhankelijk worden gesteld. Zijn de eischen niet te hoog gesteld,
zoo als ik meen te hebben aangetoonddan mag het financiëele bezwaar
deze quaestie niet beheerschen. Door den heer Bijleveld is gewezen op het
wenschelijke om de commissarissen van politie in rang gelijk te stellen.
Gedurende de II jaren, dat ik hier in betrekking ben, behandel ik hen als
zoodanig. Aan den lsten commissaris zijn de functiën opgedragen van
het openbaar ministerie bij het kantongerecht en de 2de is belast met
het personeel en den dagelijkschen dienst. Ik wenschte wel dat de onder
scheiding van lsten en 2den commissaris van politie niet bestond, dan, ik
heb die zoo gevonden. Be benoeming heeft plaats gehad en men kan dus
iemand den titel van lsten commissaris niet ontnemen.
De heer Van der Lith. Eene kleine opmerking, mijnheer de Voorzitter
Door u is gezegd dat de Iste commissaris belast is met de waarneming der
functiën van ambtenaar van het O. M. Op het oogenblik is bij de Staten-
Generaal aanhangig een wets-ontwerp, waarbij die betrekking wordt opgedra
gen aan meesters in de rechten. Nu wensch ik Burg. en Weth. aan
te bevelen, dat zij daarvan gebruik maken ten nutte der stad. Het is
slechts eene opmerking, meer niet.
De heer Bijleveld. Naar aanleiding van hetgeen door u is opgemerkt,
mijnheer de Voorzitter! wensch ik kortelijk te antwoorden. Zooals ik reeds
straks zeideis het mij bekend dat de toestand berust op een koninklijk
besluit. Ik meen echter te mogen bewerendat wanneer het onbillijke
wordt erkenddaarin verandering ware te verkrijgen. Ik geloof dus dat
het geen onoverkomelijk bezwaar zou oplevereneen voorstel in dien geest
te doenen als de Baad zich vereenigt met de beschouwingen is eene
herziening van den bestaanden toestand gemakkelijk te verkrijgen.
De Voorzitter. Door mij is dikwijls overwogen in hoever dat kon. Naar
mijne meening zou alleen verandering kunnen worden verkregenwanneer
tot eene nieuwe benoeming van den eersten commissaris moest worden over
gegaan. Ben tegenwoordigen commissaris den titel te ontnemenzou zeker
niet strekken om hem in zijn gezag te handhaven. Daarvoor zou ik dus
terugdeinzen.
De heer Bijleveld. Mag ik hierop antwoorden P Ik geloof dat de zaak
ook van eene andere zijde kan beschouwd worden. Men ontneemt niet aan
den eersten commissaris zijnen titel, maar men heft den rang van tweeden
commissaris op. Daardoor komt de tweede commissaris in eene betere
eD de eerste niet in eene mindere positie. Ik kan mij niet voorstellen dat
er een hiërarchisch bezwaar is aan te voeren omdat de wet geene hiërarchie
kent.
De heer Goudsmit. Ik wensch te vragen of de titel van eersten com
missaris niet te verdedigen ware. Er zijn immers commissarissen inspecteurs
en agenten, en nu moet, naar mijn oordeel, iemand belast zijn met het toe
zicht over het geheele personeel, met den ganschen gang der politie. De
wet erkent wel is waar geen eersten en tweeden commissaris van politie
maar wel een directeur van politiein zekeren zin een commissaris en chef.
Wanneer ik nu dezen noem eersten commissaris, directeur of hoofdcom
missaris, dan komt de zaak hierop neêr, dat er een is die het geheel heeft
te overzien en te controleeren.
De Voorzitter. Als de zaak ware zooals de heer Goudsmit haar voor
stelt, dan zou zij zéér te verdedigen zijn. Maar dit is hier niet het geval.
Beide commissarissen bekleeden ieder eene afzonderlijke functie. Wat het
personeel betreft, daarover is de tweede commissaris gesteldde voordrachten
tot benoeming geschieden door de gezamenlijke commissarissen van politie.
De heer Goudsmit. Dan bewijst dit alleen eene minder goede organisatie,
want ik verbeeld mij dat er één man moet zijn die het oog over alles
heeft te laten gaan. Ik zal niet spreken over de personen wie het thans
geldt. Ik bespreek alleen de quaestie in abstracto, en dan vind ik het niet
ongerijmd om te hebben een eersten commissaris in dien zin en geest.
De heer Bijleveld. Naar aanleiding van het gesprokene door den heer
Goudsmit, moet ik opmerken dat, voor zoover mij bekendis, alleen bij de
rijkspolitie directeuren bestaan. Volgens de wet staan de commissarissen
van de gemeentepolitie allen op dezelfde lijn. In sommige gemeenten zooals
Amsterdam, Rotterdam en 's Gravenhage, is een hoofdcommissaris met com
missarissen en geeft dit geene rooeielijkhedenmaar ik acht het niet twijfel
achtig datbij quaestie over rangalthans uit de wet geen argument zou
te putten zijn voor eenig onderscheid. Volgens mijne opvatting, en zooals
gehouden gesprekken mij wel eens hebben geleerd marcheert de zaak omdat
er eene gewenschte onderlinge goede verstandhouding en welwillendheid be
staat. Dit is echter m.i. geen gezonde toestand; deze kan alleen berusten
op wettelijke bepalingen.
De heer Goudsmit. Ik wil nog alleen opmerkendat wij hier jaren lang
eenen directeur van politie hebben gehad. Niemand wil, wat betreft de
wettige bevoegdheid, eene distinctie tusschen den lsten en 2den commissaris
maar dit belet niet eene organisatie in dien zin dat er één hoofd is dat
feitelijk verantwoordelijk is, en tot wien de Burgemeester, hoofd der politie,
zich zoo noodig wenden kan. Ik vind eene dergelijke organisatie noch
gebrekkig, noeh onwettig.
No. 107 wordt hierop met 21 stemmen tegen 1die van den heer Cock
goedgekeurd.
No. 108. Belooning van de inspecteurs, dienaars en verdere beambten
van politiemitsgaders van de veldwachters27400.
De Voorzitter. De Commissie van Financien geeft in overweging de
agenten 3de klasse te behoudenmet toekenning van hooger tractement.
Ik heb hiertegen bedenking. De 3de klasse bestaat slechts uit een gering
getal agenten, zoodat de prikkel tot verhooging niet groot kan zijn. Waar
gelijke dienst wordt verleend, komt het met de billijkheid overeen aan
beide klassen gelijke traotementen te geven. Ik stel voor, met opheffing
van de betrekking van agent 4de kil., de tractementen vast te stellen: voor
de agenten 2de klasse op 5503de klasse op 450.
De heer Hartevelt. Het idee van de Commissie van Financiën is
om de agenten 3e en 4e klasse te behoudenen die der 4e klasse te doen
deelen in de verhooging van tractement, mits twee jaren trouw gediend
hebbende en door het hoofd van de politie voor verhooging voorgedragen. Ik
zal niet onderzoeken, waardoor die herhaalde mutatiën onder de 32 agenten
ontstaanmaar ik zoude meenen datwanneer zij het vooruitzicht hebben
na 2 jaren dienst, verhooging van tractement te krijgen, zij zullen blijveD.
De Commissie van Financiën zou daarom gaarne zien dat de agent meer
gebonden werd aan zijne betrekking, door het vooruitzicht na twee
jaren in het genot- van verhooging van bezoldiging te worden gesteld.
Voor de agenten 3e klasse, wier tractement wij gaarne op 500 zagen
gebrachtzullen bij voorkeur agenten 4e klasse worden gekozendie twee
jaren als zoodanig dienst hebben gedaan. Dan bestaat er een prikkel om
zijn best te doen en op te klimmen.
De Voorzitter. Het komt mij voor, dat het bezwaar voornamelijk
gelegen is. in de lage tractementen en wanneer men verbetering zoekt in
den prikkel om na 2 dienstjaren hoogere belooning te krijgendan zal men
zich zeer vergissen; vóór dien tijd zullen zij wel elders eene betere bezol
diging zoeken en vinden b. v. te 's Hage of Rotterdam of elderswaar zij
meenen een gemakkelijker dienst te hebben. Ik stel dus voor de voorge
dragen som te behouden.
De heer Scheltema. Ik wensch te verklaren dat ik tegen dezen post
zal stemmen maar ik wil daarmede niet te kennen geven dat ik de wedden
van de politie-agenten voldoende acht. Integendeel, ik geloof dat de
tractementenzooals die nu zijn voorgesteld, voor goede politie-beambten
nog te laag zijn. Het is om andere redenen dat ik mij tegen de verhoo
ging zal verklaren.
De heer Cock. Ik wensch mij daarbij te voegen.
In stemming gebracht, wordt no. 108 met 12 tegen 10 stemmen goed-
gekeurd.
Tegen stemden: de heeren Van Heukelom, Hartevelt, Tromp, LePoole,
Cock, Wilhelmy Damsté, Scheltema, Juta, Verster en Du Rieu.
Nos. 109113 worden aldus goedgekeurd: Kleeding en wapening der
politiedienaars en veldwachters ƒ3100, Onderhoud der wachthuizen, mits
gaders licht en brandstoffen 650; Onderhoud der lantaarns en verdere
kosten der verlichting ƒ21000; Onderhoud der brandspuiten ƒ2000; Be
looningen en premiën aan de brandspuitlieden en beambten 3600.
No. 114. Kosten der schutterij, overeenkomstig de door den Schutters
raad ingediende begrooting, door de Commissie van Financiën voorgedragen
tot een bedrag van ƒ8370.25.
De heer Dercksen. Even als ten vorigen jare moet ik mij verklaren
tegen deze begrooting, wegens de schutterij-rauziekdie in den regel niet
voor de schutterij maar voor andere doeleinden gebezigd wordt. Verder
verwijs ikten einde de discussie te bekortennaar de opmerkingen ver
leden jaar in het midden gebracht. Ik zal dus tegen stemmen.
De heer Hartevelt. Ik zou wenschen dat, nu wij de begrooting van de
stedelijke schutterij zullen vaststellen, ook het cijfer der begrooting ad f 8370.25
in stemming werd gebracht.
In omvraag gebracht wordt de begrooting, en dus ook de post, met 17
tegen 4 stemmen aangenomen.
Tegen stemden: de heeren Dercksen, Goudsmit, Cock en Verster. De
heer Scheltema onthield zich van stemming.
Nos. 115118 worden aldus goedgekeurd: Kosten van het huis van be
waring en onderhoud van politiegevangenen ƒ50; Drukwerk, schrijfbehoeften
en andere uitgaven voor de politie ƒ350; Toelage aan den plaatselijken
adjudant ƒ100; Kosten van toezicht en de zorg voor militaire transporten
en inkwartiering 50.
No. 119. Jaarwedde van den torenwachter en zijn adsistent ƒ355.
De heer Bijleveld. Ik zal tegen dezen post stemmenomdat ik er bij
vorige gelegenheden tegen was.
De heer Juta. Ik ben evenzeer niet van opinie veranderd.
De heer Goudsmit. Ik ook niet.
Met 15 tegen 7 stemmen wordt de post goedgekeurd.
Tegen stemdende heeren Van HeukelomVan der LithBijleveld
Goudsmit, Suringar, Van der Zweep en Juta.
De Voorzitter. Alzoo is de torenwachter in zijne hooge betrekking
gehandhaafd.
Hoofdstuk V, in stemming gebracht, wordt aangenomen met 15 tegen
stemmen.
Tegen stemden: de heeren Van Heukelom, Hartevelt, Cock, Scheltema
Juta, Verster en Du Rieu.