176 De heer Goudsmit. Ik heb daartegen wel eenigermate bedenking. In j beginsel ben ik het geheel eens met den heer Scheltema, als hij Burg. en Weth. m. i. niet wil belemmeren om de gelden naar hun goedvinden te besteden, maar juist daarom zou ik het beter achten de som van 500 te verminderen tot 25 of f 50. Dan zou het meer uitkomen dat het hier niet geldt het bedragmaar veeleer het beginsel. De heer Scheltema. Ik kan mij daarmede zeer goed vereenigen. Ik zou even goed ook eene lagere som hebben kunnen nemen. Ik wil alleen doen uitkomen of de Kaad in beginsel vóór of tegen inkrimping van eigen beheer en uitbreiding van het stelsel van aanbesteding is. De heer Cock. Ik ondersteun het voorstel van den heer Scheltema. De heer De Laat de Kantek. Alleen dit wensch ik te doen opmerken, dat de Commissie van Fabricage er steeds op uit is zooveel mogelijk aan te besteden, en het komt mij voor dat, wanneer eenige weken geleden de rekening van het afgeloopen jaar is goedgekeurd zonder aanmerkingen wij het er voor mogen houden dat het beheer over 1875 goed geweest is. Ik meen dat het beter geweest ware bij de vaststelling der rekening aan te gevenwelke zaken nog hadden moeten uitbesteed worden dan dat men nu zoo vaag eenige zaken opnoemt. Wij trachten alles uit te besteden, maar niet alle werken zijn daarvoor geschikt. Tegen het voorstel tot verminde ring van dezen post zal ik mij niet verzetten. Wanneer het geld uitgeput isdan moeten wij of eindigen met werken of een voorstel doen tot aan vulling. De heer Scheltema. Ik moet met een enkel woord antwoordennaar aanleiding van het gezegde van den Wethouder, die terug is gekomen op de rekening. Hij was van oordeel dat bij gelegenheid van hare vaststelling de quaestie had moeten besproken worden en niet nu. Ik moet van opinie met hem verschillen. Ik geloof dat het juist beter is die zaak nu te behandelen, want bij gelegenheid van de bespreking der rekening komt het er op aan of de gedane uitgaven goed of niet goed zijn. Als de aanmer king dan eens leidde tot afkeuring der rekening, wat is dan het geval en wie is de verantwoordelijke persoon op wien het zou neerkomen. Ik heb er wel over gedacht bij die gelegenheid er op terug te komenmaar ik heb het toen niet gedaanbegrijpende dat het beter was bij het toestaan van de nieuwe uitgaven er op terug te komen. Ik vind de gelegenheid dus nu beter dan bij de behandeling der rekening. De heer Van Hettinga Tromp. De Commissie van Financiën heeft in haar verslag over de begrooting te kennen gegevendat zij bij het nazien van de rekening over dit jaar zal opgeven welke bedenkingen ten aanzien van de werken die bij aanbesteding zullen worden uitgevoerd, ja dan neen, gelden. De Commissie van Financiën heeft die aanmerkingen dit jaar nage laten op grond van de overweging door den heer Scheltema aangegeven. Voor het vervolg evenwel zal de Commissie van Fabricage daarop aandach tig worden gemaakt. Daardoor vervalt het argument van den Wethou der van Fabricage. De heer Van dee Zweep. Ik geloof dat als men het stelsel van aan besteding, waarvan ik een groot voorstander ben, huldigt, het niet mo gelijk is in alle gevallenin zulk eene uitgebreide gemeente, met zulk eene massa bruggendaarvan gebruik te makenwant minstens zullen er dan een paar opzichters meer noodig wezen. Hoe meer aanbesteding, hoe meer toezicht. Dus uit een oogpunt van zuinigheid zou ik het nooit wenschen envolgens mijne ondervindingis deze post niet voor vermindering vat baar. Het betreft daarbij verschillende kleine reparatien. In eigen beheer is niets nieuws te maken en het oude werk is moeielijk uit te besteden. Ieder deskundige zal zeggen dat dit onmogelijk is. De heer Van Hettinga Tromp. Er wordt gesproken van kleine repa ratien maar als de cijfers juist zijn dan komen daaronder nog al betrek kelijk groote voor, b. v. voor de stadsbank van leening, waarvoor de wer ken meen ik, verleden jaar niet zijn aanbesteed, als een post van /T8I6. een post van 966 en een post van ƒ226. Dat is een bedrag van f 3000 dat niet is aanbesteed. Er zijner meer, b. v. ƒ700, 135 en ƒ334 voor de Zijlpoort; alleen de rekeningen van een werkbaas zijn ingeleverd. Of het du gemakkelijker is eene rekening te controleeren dan eene aanbesteding, geloof ik te moeten betwijfelen. Ik meen dat al de werken aan de Zijl poort niet bij aanbesteding zijn uitgevoerd. Wanneer men te kennen geeft dat dit kleinigheden zijndan geloof ik te hebben doen uitkomen dat er nog posten voorkomen van gewicht genoeg voor aanbestedingten minste als men die kleinigheden te zamen neemt, waaronder ook gebracht kan worden de entree tot de stads-gehoorzaalvoor 358. Wanneer meer dergelijke zaken in ééne aanbesteding werden opgenomenlicht dat dan de aanbesteding over eenige duizenden gulden zou ioopen. De heer Cock. Ik doe opmerken dat de reparatie van het leiendak verleden jaar ook buiten publieke aanbesteding is geschied, terwijl ons voor dit jaar voorgesteld wordt de zoogenaamde buitengewone reparatien aan het stadhuis, tot een bedrag van 950, eveneens ondershands te laten verrichten. Onder die 950 is ook weer een gedeelte leiendak begrepen en verder het vernieuwen van eenige ramen. Ik maak van die zaak alleen melding om de opgave van den heer Tromp nog verder aan te vullen. De heer Van der Zweep. Mag ik opmerken dat het bij dergelijke wer ken niet aankomt op het meerder of minder kostende, maar wel op de mogelijkheid om die aan te besteden. Dergelijke werken zijn zoo moeielijk aan te besteden dat, als een aannemer het had aangenomen, ik zeker weet dat hij het voor dat geld niet zou gedaan hebben. De heer Scheltema. Mag ik er bijvoegen, dat ik reeds bij gelegenheid van de rekening een lijstje had gereed gemaakt, waarin ik verscheidene posten had opgenomen die gezamenlijk een aanzienlijk bedrag uitmaakten, en ik twijfel niet of verscheidene werken hadden bij aanbesteding kunnen worden gemaakt. Nog een enkel woord in antwoord op den heer Van der Zweep, die op de meerdere kosten van toezicht wees. Ook heb ik in de stukken gelezen dat bij aanbesteding meer toezicht zou vereischt worden. Ik kan dat niet toegeven, en het bevreemdt mij dat ik daarop nog moet terugkomen. Wanneer een werk wordt aanbesteed, dan komen immers de kosten van toezicht op de werklieden en op het gebruik van de materialen enz. voor rekening van den aannemer, en daarmede heeft de aanbesteder niets te maken. Bij eigen beheer daarentegen betaalt de gemeente zelve die kosten. De gemeente heeft alleen toe te zien dat hét werk goed wordt opgeleverd. Bij een werk van eenig belang betaalt de aanbesteder, naar ik meen5 pCt. voor het bestek en toezicht op het werk. Het is echter natuurlijk dat bovendien nog vele kosten van toezicht voor rekening van den aannemer zijn, welke bij eigen beheer door de gemeente gedragen worden. Het spreekt dus van zelf dat bij aanbesteding de kosten van toe zicht minder zijn. De Voorzitter. Vergun mijnaar aanleiding van hetgeen door den laatsten spreker in het midden is gebracht, aan te merken dat de kosten toch terugkomen in de som van aanbesteding. De heer Scheltema doet het voorkomen alsof zij in eeDS verdwijnen. De aannemer rekent er op en dit moet men wel degelijk in aanmerking nemen. Ten aanzien van hetgeen de heer Tromp gezegd heeft, veroorloof ik mij op te merken omtrent de Bank van Leeningdat bij Burg. en Weth. het voor nemen bestaat dat deze ook onder de aanbesteding voor het onderhoud van huizen zullen worden opgenomen zooals reeds is medegedeeld. De heer Cock heeft gewaagd van het leien dak, dat, niettegenstaande den uitdrukkelijken wensch van den Raad toch in eigen beheer is hersteld. Ik geloof dat de geachte spreker zich vergist. Burg. en Weth. hebben in het vorige jaar, bij het behandelen der begrooting, zeer duidelijk te kennen gegeven dat zij het onraadzaam achten op den zolder van het raadhuis vreemd werkvolk te laten arbeiden. Niet een ieder kan daar worden toegelaten. Burg. en Weth. hebben het eigen beheer op deze wijze verdedigdwaarmede de Raad zich heeft vereenigd. Nu geloof ik gaarne dat enkele posten, b. v. het behangen van een kamer, het leveren van tapijten enz., voor aanbe steding vatbaar zijn. Over het al of niet wenschelijke zal kunnen worden geoordeeldwanneer de Commissie van Financiënbij het nazien der reke ning over den dienst van 1876, de posten zal hebben aangewezen, die vol gens haar gevoelen voor aanbesteding in aanmerking kunnen komen, zoo als zulks door die Commissie is toegezegd. Burg. en Weth. zullen dit met genoegen te gemoet zien. Maar om nu reeds een voorstel te doen, vind ik niet wenschelijk. Wat betreft de vermindering van ƒ25, daartegen heb ik geen bezwaar, maar de Commissie van Financiën heeft zelf aan de hand gegeven uwe vergadering aan te zullen toonen waar de schoen wringt en op een tal van werken te wijzen waarop aanbesteding kan worden toegepast. Bezui niging verkrijgt men echter niet. De heer Van der Zweep heeft dit terecht opgemerkt. De heer Van Hettinga Tromp. Ik heb gewezen op de rekening van 1875, met geen ander doel dan om te reluteeren het argument door den Wethouder van Fabricage gebruikt. Hij heeft uit de goedkeuring van de rekening betoogd dat er geene aanmerkingen over het al of niet doen van aanbestedingen zijn gemaakt. De Voorzitter. Ik geloof dat de Wethouder van Fabricage gelijk heeft, want inderdaad is er niets gepreciseerd, en waar geene posten zijn aangegeven, is dit van geen overwegenden invloed om bij de behandeling van de begrooting te worden in acht genomen. De heer Van Hettinga Tromp. Dan hebben mijne woorden alleen de strekking om een wenk voor het vervolg te geven. De heer Scheltema. Nog een kort woord over hetgeen is aangevoerd dat de kosten van toezicht van zelf terugkomen in de aanbestedingssom. Vooreerst is dit hier de quaestie niet, maar die is, wat de gemeente zelve aan vaste opzichters betalen moet, en dit is bij aanbesteding minder dan bij eigen beheer. Maar ook dat de gemeente indirect, onder de aanbeste dingssom de kosten van toezicht toch betaalt en dat dus daardoor aanbe steding geen voordeel zou opleverendit moge in theorie waar zijnmaar de praktijk laat hier de theorie in den steek. Eene voorname bedenking toch tegen eigen beheer van eene gemeente is gelegen in het verbruik van materialen. Daarop kan veel bezuinigd wordenen nu bestaat bij een aan nemer daartoe een prikkeldie veel vermaghet eigenbelang. Bij eigen heheer van eene gemeente bestaat die nieten dit weegt wel op tegen eenige meerdere kosten van toezicht. De Voorzitter. Is het ook niet gelijke prikkel van eigenbelang, die den aannemer noopt geen goed werk te leveren? De heer Scheltema. Daarvoor moet gezorgd worden door den aanne mer. Ik houd echter voldatom voordeelig te leverende prikkel van het eigenbelang moet aanwezig zijn. De Voorzitter. Maar den anderen prikkel zou ik nog veel meer vreezen, want met de toezicht-kosten zou hij toch nog slechter werk leveren. De heer Dercksen. Nu de zaak der Zijlpoort wordt ter sprake gebracht, veroorloof ik mij de vraag, of het niet afwerken van een der wapentropeëen moet geweten worden aan den aannemer dan aan de personen vertegen woordigende het feigen beheer". Zooveel is zekerdat die tropee niet afgewerkt is. Wellicht meent de Wethouder van Fabricage dat deze op merking een zeer ondergeschikt belang betreftmaar hij houde mij ten goede dat ik schoonheidsgevoel geene geringe zaak acht op het gebied der bouwkunst en dat ik een der weinige poorten van Leiden ongaarne door het gemis daarvan ontsierd zie. l)e heer De Laat de Kanter. Ik acht het niet van weinig beteekenis maar ik ben niet in staat te antwoorden op de vraagwie de beschadiging heeft toegebracht. De heer Dercksen. De beschadiging is gebleken voor de afwerking. Men heeft het blijkbaar niet eens gemerkt dat in den tweeden pijlbundel geen stokmaar een lictorbijl behoorde te wezen. De Voorzitter. De tegenwoordige Wethouder van Fabricage zal zeker, naar aanleiding der bedenkingen van den geachten spreker, die beschadi ging wel eens willen laten opnemen. De heer De Laat de Kanter. Ik moet verschoonende omstandigheden pleiten het is vóór mijn tijd geschied. Het voorstel van den heer Scheltemaom den post te verminderen met 50, wordt verworpen met 13 tegen 8 stemmen. Voor stemden: de heeren Van HeukelomDriessenLe Poole, Cock, Goudsmit, Suringar, Van Iterson en Scheltema. Nos. 101 104 worden aldus goedgekeurd: Grondlasten en personeels lasten wegens huizen en landerijen alsmede patentrechten van schuiten 1400;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 12