m zorg voor de viérvoetige dieren, die echter hier niet vermocht te zegevieren; immers, het voorstel werd verworpen. Een paar maanden later nu komen Burg, en Weth. terug met hun voorstel, dat nu echter niet alleen strekte om voor de dieren de schapen en lammeren te zorgenmaar ook de schooljeugd had geinteresseerd in het plan. Toen ik dat voor het eerst zag, mag ik niet ontkennen, dat ik meende daarin de eigenaardige en zeer begrijpelijke zucht te ontwaren om bij het schoolplan en passant het plan voor het dempen van de Korte Langegracht er door te halen. Nu acht ik dit volstrekt geen misdaadomals men iets goeds wilte trachten het met iets anders, dat ook goed is, te verbinden, om het zoo aanneme lijker te maken. Maar dit is zeker, dat ik tegen beide voorstellen heb gestemdniet omdat ik meende dat er geen school behoorde te worden gebouwdmaar omdat ik van oordeel was dat die schoolbouw afgescheiden diende te worden gehouden van de zaak der vergrooting van de beesten markt ons in October 1875 door Burg. en Weth. voorgesteld. En nu kom ik op het citaat, dat de geachte Wethouder van Fabricage uit het boekjeeens door mij geschrevenheeft gelieven te trekken. De conclusie daaruit opgemaakt zou evenals de gedane aanhaling volkomen juist wezenindien daar in hoofdzaak sprake was van de zucht om een schooner gebouw te doen verrijzen. Hij die de zinsnede echter nauwkeurig leest, zal wel spoedig bemerken, dat ja, naar mijne meening, het gebouw op de Boommarkt niet op mijne bewondering kan aanspraak maken maar dat ik meer bijzonder den klemtoon heb gelegd op de «gemeenteraadlijke willekeur" die nauwe straten in het leven roeptwaar breede grachten bestaan. Diezelfde willekeur valt weer hier op te merken. Terwijl men elders ruime pleinen scheptzou men hier meer nauwe straten of toegangen maken. Allerminst zou ik dus aan de boorden van den Rijn weer een nieuwe school, hoe fraai dsn ook wenschen gebouwd te zien. Is er geen andere gemeente grond meer te vinden P Ik heb wel gevreesd dat die klacht eens zou worden aangeheven. Ik heb dan ook jaren lang vaak gestemd tegen elke afgifte van gemeentegrondwant voor de gemeente valt het zeer moeielijk eens uitgegeven terrein weer uit handen van particulieren te krijgen. Men zal zeggenin die buurt is geen grond afgegeven. Maar de grond van Jaeger dan? Of was die te dicht bij de begraafplaats? Toch niet dichter dan die der bewaarschool in de Groenesteegwaar blozende kinderen schoolgaan wier luid gezang zoo vroolijk over het oude bolwerk klinkt, dat wij alle reden hebben aan hunne gezondheid en hunnen levenslust te gelooven. En gesteld er ware in die buurt geen gemeentegrond meer beschikbaar, dan rijst de vraagof kinderen die thans vijf minuten moeten loopen het niet tien minuten kunnen doenof het zoo noodzakelijk is in dezen hoek van de stad een school te bouwenin die mate zelfsdat daaraan alles behoort te worden opgeofferdde meerdere uitgaven voor de gemeentede herschepping van een breede gracht in een nauwe straat en de afkeuring van alle leden die het voorstel van Burg. en Weth. in de vorige vergadering hebben verworpen? Ik geloof het niet. Alle 800 kinderen waarvoor de school zal worden ingericht, die mede in andere gemeenten kunnen wonen waarover ik bij de begrooting denk te spreken komen niet uit die buurt. Maar gesteld dit ware wel het geval. Welnuik eerbiedig volkomen de rechten van de min- en onvermogenden maar meen daarom niet minder te moeten eerbiedigen de rechten van de meervermogenden. De kinderen dier klasse van de HavenHeerengracht en Hoogewoerd gaan op de Boom- markt school, want daar is geen andere van die soort. Men moet dus niet te veel hechten aan het denkbeeld dat in dezen hoek der gemeente eene school moet zijn. Dat is eene reden te meer voor mij om nu tegen het voorstel te stemmen. Mij toch is het juist te doen om het emplacement, al was er ook geen andere reden van afkeuring. De heer De Laat de Kanter. In antwoord aan den heer Hartevelt die zich geergerd heeft aan de uitdrukking door mij gebezigd omtrent de school, namelijk dat wij voor 40000 slechts een schuur zouden kunnen verkrijgen, diene dat ik natuurlijk met die uitdrukking den uiterlijken vorm van het schoolgebouw op het oog had. Van eene schuur, een bergplaats van hooi of stroo, kan bij de inrichting van de school geen sprake zijn, want wij zouden nooit de goedkeuring der autoriteiten op het plan krijgen als het gebouw niet zoo zou worden ingericht dat het aan de eiscben voor eene school voldeed. Verder heeft de heer Hartevelt mij nog de vraag ge steld of ik zou verlangen dat de Commissie van Financiën vooraf aan ieder lid had gevraagd waarom hij in de vorige zitting voor of tegen ge stemd heeft. Volstrekt niet. Ik heb alleen gezegd dat, terwijl de Com missie van Financiën beweerde dat het oordeel van den Raad uit de discus- siën in de vorige zitting voldoende was geblekenik meende te mogen be- weerendat dit het geval niet was, want dat op den voorgrond was gesteld de quaestie van vormwaaraan was bijgevoegd de financieele quaestie. Slechts vier leden nu hadden hunne stem gemotiveerd, van welke er twee waren van wie niet duidelijk was gebleken welk hun hoofdbezwaar was. De ware reden der verwerping lag dus in het duister. Omtrent hetgeen de heer Dercksen in het midden heeft gebracht slechts een enkel woord. Ieder lid stemt natuurlijk naar eigen opvatting, maar de heer Dercksen heeft nu dui delijk gezegddat de voorname reden waarom hij tegen het voorstel van Burg. en Weth. heeft gestemd, daarin was gelegen dat de Korte Langegracht was aangewezen als de plaats waar de school zou worden gebouwd. Ieder nu staat het zeker vrij zijne stem uit te brengen zooals hij goed vindt, maar ik wil toch dit opmerkenals eenmaal door den Raad een besluit is genomen, dan moet dit door Burg. en Weth. worden uitgevoerd; dan zijn Burg. en Weth. verplicht dit te doen al is het ook lijnrecht tegen hunne meening. De reden daarvan is gelegen in den eerbieddien men in het alge meen voor de wet en voor de besluiten van het wettig gezag vordert. Er zijn in de wet zelfs bepalingen om Burg. en Weth. tot bun plicht te bren gen als zij verzuimen een aldus bevolen maatregel uit te voeren. Dergelijke strafbepalingen bestaan niet voor leden van den Baad. Zou desniettemin die wet ook niet gelden voor hen Zijn leden van den Raadals eenmaal een besluit is genomen, eigenlijk niet evenzeer verplicht een genomen be sluit te eerbiedigen? Mogen zij, door aan bet Dagelijkscb Bestuur de middelen te weigeren om een besluit uit te voeren aan dat college de mo gelijkheid der uitvoering ontnemen? Ik geloof niet dat op die vraag een bevestigend antwoord zal kunnen worden gegeven. Wanneer eenmaal een besluit is genomen om op eene bepaald aangewezen plaats een school te bouwen, is, volgens mijne opvatting, die ik natuurlijk niemand wensch op te dringende Raad verplicht de gelden daarvoor toe te staan. Ik wil hiermede volstrekt niet zeggen dat de Raad nu 47000 zou moeten toe staan, maar ik verdedig alleen mijn beginsel, omdat de heer Dercksen ver klaart te zijn tegen de hoogere kosten van den schoolbouwwegens de keuze van het emplacementterwijl dit onderdeel der zaak reeds door den Raad is beslist. De heeren Van Iterson en Dercksen vragen het woord. De heer Van Iterson. Ik geef gaarne den heer Dercksen de prioriteit. De heer Dercksen. Ik heb slechts weinig te zeggen en ben dus den heer Van Iterson te meer dankbaar voor zijne beleefdheid, die mij vergunt vóór hem bet woord te voeren. De heer De Kanter schijnt te meenen dat het minder fair is op mijne wijze een eenmaal genomen raadsbesluit krach teloos te maken. Ik zou inderdaad gelooven dat voor die meening aanlei ding bestond indien ik zou gestemd hebben tegen voorstellen om het geld dat is de toegestane som te vinden voor hetgeen eenmaal besloten is te stichten. Stel eens, wat meer is gebeurd, dat den Raad de vraag werd gedaan, of hij het geld wenscht te vinden door verkoop van Inschrijving op bet Grootboeken ik zou tegen zoodanig voorstel hebben gestemd omdat ik de school op de aangegeven plaats niet wenschte te hebben gebouwd dan zou het argument van den heer De Kanter volledig van kracht zijn. Hier echter hebben wij met een geheel ander voorstel te doen. Het geldt hier niet uitsluitend de keuze van eene plaats voor de school op zich zelf beschouwdmaar wel eenigermate in verband gebracht met een geldelijken toestandin verband met de wijze waarop de school zal gebouwd worden en in verband met een ander doel: de demping van de Korte Langegracht en de vergrooting van de beestenmarkt. Het schijnt mij toe dat men mij geen verwijt er van kan maken als ik thans voor bet bouwen van de school op de aangegeven plaats niet eene som van ƒ48000 meen te kunnen toe staan, waar ik vroeger de geraamde som van ƒ40000 voor een gebouw op die plek reeds te veel achtte. De heer Van Iterson. Ik wil in de eerste plaats, mijnheer de Voor zitter, terugkomen op hetgeen de heer De Kanter herhaaldelijk heeft bijge bracht op eene wijze die mij onaangenaam heeft aangedaan. Deze geachte spreker heeft meer dan eens op den voorgrond gesteld dat de Raadna besloten te hebben tot den bouw eener school op de Korte Langegracht, nu het geld wordt aangevraagd tot uitvoering van het besluit, zich weiger achtig betoont dit toe te staan. Ofschoon hij nu den Raad wel niet kan dwingen zegt hij desniettemin imperatief: de Raad moet geld geven tot uitvoering van dat raadsbesluit. Maar dat is niet juist, mijnheer de Voor zitter, zooals blijkt, indien men het besluit van 19 Juni aandachtig naleest. Wat lees ik daar aan bet slot van het verslag? »De Voorzitter. Dan breng ik nu in omvraag bet eerste gedeelte van nu. 2 (bouw eener derde school voor minvermogenden). Dat gedeelte van n°. 2 der voordracht wordt met algemeene stemmen aangenomen. »De Voorzitter. Nu breng ik in stemming het tweede gedeelte van n°. 2 der voordracht (plaatsing dier derde school op de Korte Langegracht de kosten tot een maximum van 40000te vinden door verkoop van inschrijving). Dit gedeelte wordt met 11 tegen 9 stemmen aangenomen." Hier is dus derderlei voorstel in eene formule1°. plaats der school op de Korte Langegracht, 2°. kosten tot een maximum van 40000 en 3°. die 40000 te vinden door verkoop van inschrijving. Dat drievoudige voorstel is aangenomen met 11 tegen 9 stemmen. Uit niets blijkt echter dat de meerderheid vóór en boven alles gewild heeft dat de school op de Korte Langegracht gebouwd zoude worden. Vóór en tegenstemmers hebben zich niet uitsluitend in het bepalen hunner stem laten leiden door de quaestie der plaats, maar deze in verband met de kosten en de wijze waarop de gelden gevonden zouden worden heeft den uitslag der stemming beheerscht. Nu kan men niet een deel van het voorstel handhaven en het andere op zij schuiven, nu kan men niet een deel er van uitvoeren en het andere niet. In toto is beslotenin toto moet het besluit worden uitgevoerd of de Raad heeft op nieuw te beslissen omtrent alle onderdeelen van het niet uitvoerbare besluit. Het Raadsbesluit is: er moet op de Korte Lang-gracht eene school worden gebouwd voor niet meer dan ƒ40000, welke som zal moeten worden gevonden door verkoop van inschrijving. Wanneer nu Burg. en Weth. verklaren aan één element geen uitvoering te kunnen geven, dan hebben zij niet het recht tegen den Raad te zeggenuw besluit blijft en alleen dat ééne deel moogt en moet gij veranderen de rest blijft van kracht. De drie onderdeelen zijn niet van elkaar af te scheiden. Vervalt het een dan vervalt ook het ander. En als de heer De Kanter zegt, dat voor 40000 geen goede school op de Korte Langegracht kan worden gebouwd ik ben overtuigd dat de heer De Kanter niet zal willen medewerken tot den bouw van eene slechte schoolal heeft hij dit zoo losweg gezegd dan moet hij de eerste zijn om op het geheele besluit terug te komen zoowel den bouw daar ter plaatseals de kosten en de wijze hoe die te vinden. Die drie punten zijn niet van elkaar te scheiden. In de tweede plaats wensch ik te releveeren eene uitdrukking van den heer De Kanter, die, als zij door het Dagelijksch Bestuur wordt bevestigd, het onmogelijk maakt in eene vergadering tot eene zuivere beslissing te komen. De meergenoemde spreker heeft namelijk gezegd dat men niet zou teruggekomen zijn op het besluit in de vorige vergadering genomen, indien men had moeten aannemen dat het voorstel van het Dagelijksch Bestuur verworpen was geworden op financieele gronden. Alleen de onderetelling dat het voorstel is verworpen op formeele gronden geeft het Dagelijksch Bestuur de vrijheid dit was de bedoeling van het gezegde op nieuw met hetzelfde voorstel bij den Raad te komen. Alzoo, of een voorstel op nieuw wordt ingediend hangt af van de redenen die de tegenstemmers genoopt hebben een vorig maal het voorstel te verwerpen. Zal men nu die leden gaan afvragen wat hen gemoveerd heeft zoo te stemmen? En als nu alle elf verkla ren niet wegens formeele, maar wegens financieele bezwaren tegen te hebben gestemd zou het Dagelijksch Bestuur dan nu zijn voorstel terugnemen Dat zou het moeten doen als het consequent en homogeen ware met den heer De Kanter. Maar neenhet is irrationeel te verlangen elf tegenstemmers te vragen waarom zij hebben tegengestemd. Daarom heeft men de princi- pieele vraag op nieuw aan den Raadanders saamgesteld dan in de vorige

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 6