128 moeten getrouw zijnis verzaakt, dat daardoor de balansde kapitaalrekening, de winst- en verliesrekening niet deugen dat alzoo de boekhouding niet deugt. Het betoog dat de Commissie van Financiën op haar, m. i. onjuist inzicht laat volgen en dat zij daarop bouwt is mij niet recht duidelijk. De Commissie is in haar advies niet karig met het woord «beginselen" maar zij laat weinig of niet uitkomen welke volgens haar de goede begin selen van beheer zijn. Zij zegt intusschen zelve dat haar betoog geene wederlegging is van mijne bedenkingenzoodat ik er mij dan ook niet in behoef te verdiepen. Ten slotte geeft de Commissie van Financiën een overzicht. In casu bewijst het evenmin als haar betoog iets tegen mijne bedenkingen. Het tegendeel zou eer het geval kunnen zijn, namelijk ten aanzien van de balans; want de Commissie van Financiën levert eene andere balans met andere cijfers dan die van HH. Comm. van de gasfabriek. Opmerkelijk is bet dat dit overzicht opgemaakt is op de wijze van het Italiaansch boekhoudenhet koopmansboekhouden bij uitnemendheid. Dit is dunkt mij niet consequent van de zijde der Commissie van Financiën, die beweert dat er voor eene gemeente-instelling «andere beginselen van be heer bestaan dan bij den handel" en dat er bij de gasfabriek zelfs geene eigenlijke koopmansboekhouding bestaat! Waarom dan dat overzicht niet gemaakt op de wijze van gemeentebeheer? Maar vooral opmerkelijk en karakteristiek zijn de volgende woorden in dat overzicht: Volgens deze berekening verkrijgt men de navolgende balans" en dan volgt eene balans met geheel andere cijfers dan die van HH. Comm. der gasfabriek. Wij hebben dus nu twee verschillende balansen de eene volgens de berekening van HH. Comm. van de gasfabriek, de andere volgens de berekening van een lid der Commissie van Financiën. Wanneer nu de beide andere leden der Commissie ook nog een balans hadden geproduceerd naar hunne berekeningdan zou het aantal balansen tot vier geklommen zijn. Volgens het advies der Commissie van Financiën berust de boekhouding van de gasfabriek op rationeele grondslagen en bijgevolg ook de balans het resultaat van die boekhouding. Steunt nu haar eigen balans (of die van het lid der Commissie van Financiën) met hare andere cijfersook op rationeele grondslagen Maar dit kan immers niet. Elk beginsel of systeem dat zoo iets zou toelaten is immers daardoor van zelf reeds veroordeeld. Jammer dat een lid der Commissie van Financiën ook niet heeft opge maakt eene winst- en verliesrekening volgens zijne berekeningwaarschijnlijk zou die ook verschillend zijn van die van HH. Commissarissen van de gas fabriek. Ik geloof van dat overzicht genoeg gezegd te hebben om te doen zien dat het voor mij een bewijs te meer is dat de boekhouding bij de gasfabriek niet op goede grondslagen rust. Tot besluit nog eene ivraag aan de Commissie van Financiën. Waarom zwijgt zij in haar advies over de winst- en verliesrekening, juist het cardi- nale punt? Zij gewaagt even, als ter loops, van «eene eigenaardig aan koopmanswijze verbondene winst- en verliesrekening," die zij voor de gas fabriek verwerptmaar waarom dan in plaats van haar betoog en de daar aan toegevoegde cijfersdie wel geschikt zijn om effect té makenmaar die in mijn oog onnut zijn omdat daarmede geen enkel mijner hoofdbezwaren is wederlegd niet liever aangetoond, hoe dan eigenlijk, naar haar oordeel, de winst, volgens beginselen van beheer die zij voor de gasfabriek voor staat, berekend behoort te worden. Of, nu zij voor HH. Commissarissen van de gasfabriek in de bres is gesprongenwaarom niet aangetoonddat de berekening van HH. Commissarissen goed is en dat mijn begrip van winst niet deugtwaarom ten minste niet aangetoonddat althans op dat punt, het voornaamste van alle, mijne bedenking «fout" is. Hoe men ook moge verschillen over de wijze van boekhouden, adminis tratie of beheer en welke beginselen of systeem men ook moge zijn toege daaner is, naar mijn gevoelen, slechts één voor alles geldend zuiver en juist begrip van winst en van verlies denkbaar; een begrip tevens zoo een voudig dat elk gewoon gezond verstand het vatten kan. Dat begrip, ik blijf dit beweren en het is door niemand tegengesprokenwordt bij de gasfabriek verzaakt. Aan den Gemeenteraad. J. Scheltema. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRaBBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 4