127
INGEKOMEN STEKKEN,
ter inzage vu* de leden nedergelegd.
N*- 1«®- Leiden, 26 Juli 1876.
Met verwondering heb ik kennis genomen van het advies der Commissie
van Financiën over mijne bedenkingen betreffende de administratie der
gasfabriek.
In de raadsvergadering van 22 Mei 11.bij gelegenheid van de behande
ling van de rekening van de gasfabriek over het vorig jaar, zeide de voor
zitter van de Commissie van Financiën dat «hij als lid der Commissie van
Financiën verklaren moest dat hij bijna geheel het gevoelen van den heer
Scheltema deelt"; dat «hij het wenschelijk acht dat er zoo spoedig moge
lijk eene nieuwe wijze van boekhouding bij de gasfabriek worde ingevoerd";
dat «in 1877 verwezenlijkt zal kunnen worden wat dat geachte lid en hij
wenschen"; dat «het voor hem aan geen twijfel onderhevig is dat uit
het herstellings- of reservefonds is geput, en dat dientengevolge winst wordt
genoemd wat niet tot de zuivere winst moet gerekend worden"; dat «de
heer Scheltema zich voor het oogenblik tevreden kan stellen"; dat uit
de discussiën gebleken is dat zoowel hij als anderen in-vele opzichten de
bezwaren van den heer Scheltema deelen. Dit doet dus des te meer ver
wachten dat zij in het vervolg zullen worden opgeheven. Laat dit voor
het oogenblik voldoende zijn", en eindelijk «Door nu de rekening over
1875, zooals die is ingediend,- goed te keuren, doen wij geen centime
nadeel aan de stadskas, maar houden alleen de onjuiste voorstelling van de
gemaakte zuivere winst".
Mij dunkt, duidelijker en stelliger kan de voorzitter van de Commissie
van Financiën niet spreken hoewel toen niet officieel rapporteerende. En
hij sprak zóó, niet onder den momentaneelen indruk van mijne bedenkin
gen, want, zooals ik in genoemde raadsvergadering te kennen gat, heb ik
haar daarmede niet willen overvallen. Men kende mijne bedenkingen reeds
lang en ook de voorzitter der Commissie van Financiën heeft dus al den
tijd gehad om ze na onderzoek te wikken en te wegen. Een ander lid
der Commissie deelde het gevoelen van den voorzitter, terwijl mij van het
derde lid niets van het tegenovergestelde bekend is.
Hoe is nu het eindelijk verschenen advies der Commissie van Financiën
te rijmen met die duidelijke en stellige verklaringen? Volgens dat advies
is de administratie nu goed. Ze rust op rationeele grondslagen en moet
niet veranderd worden. «Mijne redeneringen" (nl. mijne bedenkingen)
zijn //fout".
Zou er dan iets gebeurd zijn dat onwillekeurig aan comediespel doet
denkenen was het dan toen (in de vergadering van 22 Mei) alleen maar
te doen om mij //voor het oogenblik tevreden te stellen" en de rekening
goedgekeurd te krijgen?
Zijn HH. Commissarissen van de gasfabriek, in hun advies, over mijne
bedenkingen heen gegledende Commissie van Financiën doet in haar
advies anders. Zij plaatst zich op veen ander standpunt" dan ik en zegt
dan, dat zij vmeent in geene wederlegging van de bedenkingen van den
heer Scheltema te moeten treden". Zij wederlegt ze dan ook niet maar
ontwijkt ze eenvoudig en zegt desuiettemin dat ze vfout" zijn.
Ik zou eene veranderde overtuiging in de Commissie van Financiën bil
lijken, indien ze op redelijke en door haar kenbaar gemaakte gronden rustte,
maar in haar advies vind ik geen enkelen. Zij zegt alleen dat zij van
overtuiging veranderd is 1°. door de wederlegging van HH. Commissarissen
van de gasfabriek, 2°. door persoonlijk van hen verkregen inlichtingen.
1°. De z. g. wederlegging (het advies) van HH. Commissarissen van de
gasfabriek is openbaar gemaakt en gedrukt. Een ieder kan dus beoordeelen
of ik in mijn antwoord daarop niet met alle recht mocht zeggendat vgeen
enkel mijner hoofdbezwaren door HH. Commissarissen is wederlegd". Alzoo
door die z. g. wederlegging kan de overtuiging van de Commissie van Finan
ciën bezwaarlijk zoo geheel zijn omgekeerd. 2°. De persoonlijke inlichtin
gen, deze zijn niet bekend; gaarne zou ik ze geweten hebben, want daarin
alleen kan de sleutel gevonden worden tot de oorzaak van de voor mij zoo
verrassende wending van de Commissie van Financiën.
Doch hoe dit zij, mijn aanvankelijke bondgenoot is mij ontvallen en is
nu in de bres gesprongen voor HH. Commissarissen van de gasfabriek.
Voor hen zeker een groote steun en voor mij niet bemoedigendwant ik
vrees dat het voorbeeld van de Commissie van Financiën aanstekelijk zal
zijn en dat daardoor niet «verwezenlijkt" zal worden, wat in de raadsver
gadering van 22 Mei 11. de voorzitter van de Commissie van Financiën
met mij wenschte en verwachtte dat namelijk «mijne bezwaren in het
vervolg zullen worden opgeheven" en zulks niettegenstaande noch HH.
Commissarissen van de gasfabriek, noch de Commissie van Financiën in
hunne adviezen een enkel mijner bezwaren hebben wederlegd.
Welk is nu het standpunt waarop de Commissie van Ffinanciën zich ge
plaatst heeft om mij te ontwijken?
De Commissie meent dat ik de gasfabriek beschouw als «zuivere, handels
zaak die in handen van particulieren is, terwijl volgens de Commissie van
Financiën (en dit is dan haar «andere standpunt") de gasfabriek «in betrek
king tot de gemeente als eigenares steeds het karakter toekomt van gemeente
instelling."
De Commissie vergist zich echter zeer in hare meening, omtrent mijne
beschouwing van de gasfabriek. Ik heb ze volstrekt niet beschouwd speciaal
als eene fabriek, nog minder ais eene handelszaak in handen van particulieren
maar wel degelijk als eene fabriek waarvan de gemeente eigenares is en die
door haar wordt gedreven, dus als gemeente-inrichting. Ik plaats mij dus
dadelijk naast de 'Commissie van Financiën op het door haar ingenomen
standpunt, of liever het is eigenlijk mijn standpunt, waarop de Commissie
van Financiën zich geplaatst heeft en nu ik het genoegen heb haar daarop
te ontmoeten ben ik zoo vrij haar deze vragen voor te leggenacht zij het
goedop eene balans voor de waarde van de bezittingen een cijfer te plaat
sen dat aan die waarde geheel vreemd is acht zij het goed winst te
noemen wat geen winst is?
Dat er, zooals de Commissie van Financiën in haar advies zegt «voor
de gemeente andere beginselen van beheer bestaan dan voor den handel,"
ben ik in zoo ver met haar eens indien zij met andere beginselen van be
heer" bedoelt andere wijze van beheer, namelijk dat de administratie van de
financiën eener gemeente anders is dan de boekhouding in eene fabriek of
handelszaak. Bij eene gemeente bestaat de administratie van de financiën
in eene eenvoudige kasrekeningdaar komt geen boekhouding te pas zoo als
in handel of fabriekwezen. De kasrekening van eene gemeente constateert
alleen de ontvangsten en uitgaven en het kassaldo. De boekhouding in
eene fabriek moet daarenboven constateeren alle handelingen van inkoop en
verkoop enz. en bovenal het kapitaal en de winst of het verlies. Een han
d-laar of fabrikant werkt met een kapitaal, met het doel om het produc
tief te maken en nu moet op het einde van het jaar uit de boekhouding
blijken waarin zijn kapitaal bestaat en hoeveel winst hij gemaakt of hoeveel
verlies hij geleden heeft.
De Commissie van Financiën gewaagt van eene «aan koopmanswijze eigen
aardig verbondene winst- en verlies- en kapitaalrekening." Bestaan er dan
meer dan één soort van winst- en verlies en van kapitaalrekening? Ik ken
slechts één soort. Ik ken slechts één begrip van kapitaal, van winst en
van verlies en dat begrip geldt voor een ieder. Ik ken geen winst- en
verliesrekening of berekening volgens beginselen van gemeentebeheer;" winst
is voor een ieder evenzeer hetzelfde als een gulden dat is. Wie eene zaak
drijft, met een kapitaal werkt, winst maakt, onverschillig wie dat doet,
moet zich houden aan het eenige juiste en goede begrip van kapitaal en
winst. Wie dat niet doet bedriegt zich zeiven. Ik ken voor elke adminis
tratie voor elk beheer, voor elke boekhouding van welken aard ook
één algemeen en voor allen geldend beginsel, dat nimmer verzaakt mag
worden, en dat is: de cijfers moeten getrouw zijn.
Gesteld dat de gemeente eene gasfabriek, die in alle opzichten uitmun
tend wordt beheerd uit handen van particulieren volgens balanswaarde over
neemt, dat het kapitaal 500.000 en de winst over het laatste jaar, behalve
de rente van het kapitaal, 50000 bedraagt, zou dan indien de gemeente
die fabriek een jaar vroeger had overgenomen en zevoor hare rekening
maar volkomen op dezelfde wijze en volkomen met dezelfde voordeelen ware
gedrevenzou danvraag ik alleen omdat de fabriek van eigenaar is ver
anderd, omdat ze van particulier eigendom geworden is gemeente-eigendom
en gemeente-inrichting, de winst, berekend naar beginselen van beheer die
(volgens de Commissie van Financiën) voor een gemeente-beheer bestaan
grooter kunnen zijn en b. v. 26000 meer en alzoo f 76000 en het kapi
taal daarentegen f 26000 minder en slechts ƒ474.000 kunnen bedragen?
Zoo ja dan zou ik meenen dat de administratie over dat jaar volgens
«beginselen van gemeente-beheer" evenmin deugt als die van onze Leidsche
gasfabriek.
De Commissie van Financiën zegt voorts in haar advies: «voor de gas
fabriek zijn andere regelen van administratie (dan «naar koopmanswijze")
aangenomen. Welke die zijn weet ik niet. Ik kan dit uit de rekening niet
zien. Of er eenen zoo ja welkbepaald «systeem" of wijze van boekhou
den bij de gasfabriek is aangenomen, dit doet eigenlijk ook niets ter zake.
Het is mogelijk dat die «regelen" goed zijn maar dat de toepassing niet deugt.
De Commissie vervolgt daarna aldus: «Wil men de administratie in hare
boekhouding beoordeelendan moet men zulks doen naar de haar eigen
beginselen."
«Vergissen wij ons niet dan ligt juist daarin de fout der redeneeringen
van den heer Scheltema, dat hij de boekhouding erkent geene werkelijke
koopmansboekhouding te zijn en deze toch als zoodanig beoordeelt, kriti
seert en verwerpt. Dat gaat toch niet op, om de eenvoudige reden, dat
er geene eigenlijke koopmansboekhouding bestaat en dus de maatstaf van
vergelijking niet deugt, waarop zijne kritiek zich grondt."
«Is ons inzicht juist, dan enz.
Dat inzicht der Commissie van Financiën is ten eenemale onjuist. Zij
vergist zich grovelijk.
Ik zal zoo vrij zijn aan te toonen 1". dat er bij de gasfabriek weldege
lijk eene bepaalde boekhouding bestaat niet volgens beginselen van beheer
die voor een gemeente, maar volgens die welke voor eene fabriek bestaan,
2°. dat ik de boekhouding voor zoover mij die uit de rekening blijkt, be
oordeeld heb naar «haar eigen beginselen."
Volgens de verordening op bet beheer der gasfabriek is er bij die fabriek
een bepaalde «boekhouder" (geen ontvanger). Er wordt «boekgehouden"
naar «voorschriften van HH. Comm." (zoo luidt de instructie voor den
boekhouder) dus niet naar de gewone «beginselen" of regelen van eene
gemeente-administratie. HH. Comm. van de gasfabriek hebben dan ook
bepaald welke wijze van boekhouding er bij die fabriek zijn moet. In die
boekhouding komen voor: eene balans, eene kapitaalrekening, eene winst
en verliesrekening eene fabriekrekeniog, eene magazijnrekening, eene interest
rekening enz. Dat dit zoo is zal de Commissie van Financiën niet ont
kennen. Wel nu! welke wijze van boekhouden kon dat nu zijn? Volgens
welke beginselen of systeem? Volgens beginselen van gemeentebeheer?
Immers niet. Een gemeentebeheer kent alleen kasrekening; maar geen
winst- en verliesrekening, geen fabriekrekeniog, enz. Welke wijze'van
boekhouden is het dan? Immers geene andere dan de gewone boekhouding
van eene fabriek. Er zijn twee wijzen van goed boekhouden. Het enkele
en het dubbele of Italiaansch boekhouden. Een van die beide wijzen be
staat bij de gasfabriek of misschien wel van beiden iets. Doch ook dij.
doet er niets toe. Met beide wijzen kan men eene goede juiste balans
eene goede winst- en verliesrekening opmakenof omgekeerdin welke'
wijze van boekhouden eene balans, eene winst- en verliesrekening ook voor
komt, ze moeten beiden altijd goed zijn; ze moeten immer opgemaakt
worden getrouw aan het beginsel: de cijfers moeten waarheid vermelden.
Aan dit beginsel, dat ook geldt voor de boekhouding van de gasfabriek,
heb ik die boekhouding getoetst en daarnaar heb ik ze beoordeeld. Ik heb
van geene bepaalde wijze van boekhouding in mijne memorie gesproken.
De wijze die bij de gasfabriek is aangenomen kan uitmuntend zijn en toch
kan het zijn dat de cijfers van de balans, van de kapitaalrekening, van de
winst- en verliesrekening niet deugen. Dit kan met het Italiaansch boek
houden evenzeer plaats hebben. Ik heb dit beweerd en het is niet tegen
gesproken dat bij de boekhouding van de gasfabriek het beginsel, de cijfers