126 IX. Verzoek als voren, van K. F. A. Hoefftcke, in de stadhuispoort. j (Zie Ing. St. nos. 131 en 160.) De heer Verster. Het is immers de bedoeling van het rapport der Commissie van Fabricage dat, wanneer de daarin genoemde muur zal zijn opgetrokkenalle communicatie tusschen de stadh'uispoort en het door den 1 heer Hoefltcke bewoonde perceel zal ophouden. De Voorzitter. Ja, dit zal het geval zijn. De heer Verster. Ik bedank u voor die inlichting. Het voorstel om het verzoek toe te staan wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. X. Voordracht betrekkelijk de gewijzigde verordeningen op de heffing en invordering van markt- en liggelden. (Zie Ing. St. nos. 144 en 164.) De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders kunnen, gelijk uit de stukken blijkt, na gehouden onderzoek, niet adviseeren tot intrekking van de markt- en liggelden. Het tijdstip is daarvoor nog niet aangebroken gelijk in het rapport is Uiteengezet. Verlangt iemand het woord over deze voordracht? De heer Goudsmit. Niet zoozeer over de voordracht, vraag ik het woord, mijnheer de Voorzitter! maar veeleer, ter gelegenheid daarvan, wenscb ik terug te. komen op de opmerkingen door den heer Krantz en mij eenige maanden geleden gemaaktten aanzien der controle bij bet plaatsen van vee ter markt. Tot mijn groot genoegen heb ik ontwaard uit het verslag der regeering, hoe onze veemarkt meer en meer in bloei toeneemt, hoe zij inderdaad is geworden eene der belangrijke markten. Te meer vind ik het daarom noodig dat er iets gedaan worde om beter controle op die markt uit te oetenen. Ik weet dat het eene inoeielijke zaak is. Meer dan ooit kan ik hier toepassen la critique est aiséemais Vart est difficile. Maar toch, bedrieg ik mij niet, dan hebben Burg. en Weth. bij de vroegere bespreking gezegd de zaak in overweging te zullen nemen, ten einde zoo mogelijk later daaromtrent een voorstel te doen. Nu het opmaken der begrooting voor de deur staat, neem ik de vrijheid die zaak met aan drang nader aan het Dagelijksch Bestuur aan te bevelen. De Voorzitter. Op het oogenblik mogen wij ons in het bezit van een marktmeester verheugen, die uitstekend goed op zijne plaats is, en die zooveel mogelijk tegen misbruiken waakt. Ik ben echter bereid bij de be- grooting deze zaak ter sprake te brengen. De heer Goudsmit. Mijn doel was volstrekt niet wantrouwen uit te lok ken tegen den persoon van den marktmeester dien ik niet de eer heb te kennen, maar alleen om nogmaals de aandacht er op te vestigen dat, naar mate de markt gewichtiger wordt, de opbrengst toeneemt, ook de controle dient toe te nemen. Ik erken zelf geen middel te weten maar hoop dat Burg. en Weth. in staat zullen zijn er een aan te wijzen. De voordracht van Burg. en Weth. wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. XI. Suppletoire begrooting, dienst 1876, van het Gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. n°. 153.) Wordt met algemeene stemmen aangenomen. XII. Voordracht tot vermeerdering van het aantal onderwijzers of onder wijzeressen 2de klasse en tot vermindering van het aantal hulponderwijzers en hulponderwijzeressen aan de scholen voor on- en minvermogenden. (Zie Ing. St. nos. 162 en 160.) Wordt met algemeene stemmen aangenomen. XIII. Idem betrekkelijk de huur van het schoollokaal op de Pieterskerk gracht. (Zie Ing. St. n°. 157 en 160.) Wordt met algemeene stemmen aangenomen. XIV. Verzoek van J. C. Vunderink, om ontslag als ambtenaar belast met het toezicht op de honden. (Zie Ing. St. n°. 161.) - Het ontslag wordt eervol verleend. De Voorzitter. Burg. en Weth. zijn voornemens in de eerstvolgende vergadering een voorstel te doen om den heer Vunderink eene gratificatie toe te kennen voor de aan de gemeente bewezen diensten in zijne betrek king als inspecteur-volontair. Ik geef thans het woord aan den heer Scheltema. De heer Scheltema. Ik wensch zoo vrij te zijn eene vraag te doen mijnheer de Voorzitteren daar ik voor de vergadering reeds de toezegging heb ontvangen, dat gij mijne vraag, indien ik baar deedzoudt beantwoorden, behoef ik thans ze alleen te formuleeren. Ik heb van ter zijde vernomen dat de schietbaan niet in gebruik zal worden genomen. Mijne vraag nu is: kunt gij ook mededeelen of dit zoo is, en hoe het met de zaak staat? De Voorzitter. De zaak van de schietbaan is aanhangig bij de Gedep. Staten. Deze hebben de daartoe betrekkelijke stukken in handen van het gemeentebestuur van Leiderdorp gesteld dat op 11. Maandag belanghebben den heeft gehoord. Wij hebben onzen stads-arcbitect daarheen gezonden om zoo noodig inlichtingen te geven -en bedenkingen te wederleggen. Er zijn werkelijk vele bezwaren van wege de ingezetenen van Leiderdorp ingebracht. Het proces-verbaal de commodo et incommodo is opgemaakt. Wellicht zullen wij nog daarover gehoord worden. De beslissing is bij de Gedep. Staten. De heer Scheltema. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter, voor de gege ven inlichtingen. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.' Hier volgt het door den heer Van der Lith gesprokene in de zitting van 13 Juli: In te vullen op blz. 117 Ik ben het, mijnheer de Voorzitter! in abstracto geheel eens met den heer Goudsmitmaar ik lees toch niet geheel in de stukken wat hij meent daarin te kunnen lezen. Ik meen toch dat de stukken doen zien dat wij hier geplaatst zijn voor eene concessie, en dat de taak van den Baad zal zijn afgeloopen, zoodra wij die hebben goedgekeurd. Ik kan mij evenmin vereenigen met de meening van den heer Goudsmitdat het woord 'ge meentebestuur" niet zuu beteekenen Burg. en Wetb.maar den gemeenteraad, en dat wel op grond dat in sommige artikelen der concept-voorwaarden het woord «gemeentebestuur" gebruikt wordt, kennelijk in den zin van Burg. en Weth. Ik wijs o. a. op art. 15, waar het eene quaestie van uitvoering geldt en waarin bepaald wordt dat concessionarissen bij bet aanvaarden der concessie, tot waarborg der behoorlijke uitvoeriug eene som van 50000 in staatsfondsen ten genoegen van het 'gemeentebestuur" zullen deponeeren enz. Men zal toch niet willen dat de gemeenteraad daarover toezicht oefent en het deponeeren geschieden zal ten genoegen van het gemeentebestuur. Hier is het eene quaestie van uitvoeringbuiten den Baad. Ik had de zaak liever bij de behandeling van de verschillende artikelen willen bespreken aangezien dan een amendement de quaestie had kunnen amoveeren, doorvoor te stellen in plaats van 'gemeentebestuur" 'gemeenteraad" te lezen, telkens wanneer deze laatste behoort te beslissen. Want ook ik ben overtuigd dat het niet aangaat (in tegenstelling met den heer Van Iterson) om na het ver- leenen der concessieafstand te doen van alles. Wij zijn geen deskun digen maar waar het eene zaak van zooveel belang voor de gemeente geldt als de algemeene controledaar moeten wij die niet uit handen kunnen geven. Wel degelijk behoort de Baad niet te worden uitgesloten. Wel verre van die verantwoordelijkheid te willen afwerpen, zou ik gaarne zien, dat de Baad die op zich nemen wilde. Ik althans zal niet terugdeinzen om mijn aandeel daarin te dragen. Ik zal later bij de artikelen een voorstel doen, om in sommige artikelen het woord 'gemeentebestuur" te vervangen door 'gemeenteraad", terwijl ik tevens zal voorstellen de woorden 'plannen van den gemeente-architect" te doen vervallen. Immers dit zal juist de groote quaestie zijn: zijn de plannen voldoende of niet? Ik zal het hierbij laten tot bespoediging der discussie. In te vullen blz. 121: Dus begrijp ik het goed dat in art. 1, waar gesproken wordt van gemeente bestuur, dit veranderd zal worden in: Burgemeester en Wethouders? Ik zou voorstellen te lezen'minstens twintig kilometers". Ik zie niet in dat de bijvoeging van het woord «minstens" aanleiding tot moeielijkheden zou kunnen geven. Wil men het echter weglatenmij is het goed. In te vullen blz. 122: Mag ik vragen wat men nu in dit artikel onder «gemeentebestuur" denkt te verstaan Ik wensch voor te stellen hier te lezen»aan den gemeente raad ter goedkeuring aangeboden". Ik houd mij aan hetgeen de heer Cock zoo juist in het midden heeft gebracht. De taak van den gemeenteraad is zeker niet, over kleinigheden te oordeelenmaar in groote zaken is eene beslissing van den Baad wen- scbelijk en noodig. Of de diepte der buizen goed is b. v., dat is eene vraag die wij aan Burgemeester en Wethouders kunnen overlaten, maar over de hoofdpunten behoort de eindbeslissing aan den Baad, na door des kundigen te zijn voorgelicht. Ik wijs juist op dien watertoren. Dat is een van de puntenwaarover groot verschil van gevoelen bestaat. Mij dunkt dat de Baadna gehoord deskundig adviesdaarover even goed kan beslissen als Burgemeester en Wethouders. Als wij alleen spreken van twee jaar is het niet voldoende. Maar mij dunktde zaak ware gevondenindien wij lazen'binnen een jaar na het verstrijken van den termijn in art. 5 (nieuw) genoemd". In te vullen op blz. 123: Neen in dit artikel moeten Burgemeester en Wethouders het' gemeente bestuur zijn. Is nu reeds opgelost of hier onder «gemeentebestuur" verstaan moet worden Burgemeester en Wethouders dan wel de Baad? Mij dunkt als hier de Baad het tarief goedkeurt, dan komt de geheele quaestie later hier ter sprake. Laten wij dus eerst uitmaken of de Baad dan wel Burgemeester en Wethouders het tarief goedkeurt. Ik begrijp ook niet waarom men den maximumprijs niet zou opnemen. Nadeel of bezwaar kan daarvan alleen voor de concessionarissen een gevolg zijn waartoe zullen wij afwijzenhetgeen zij aanbieden en dat ons niets dan voordeel kan opleveren

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 2