113
INGEKOMEN STIKKEN,
ter inzage van de leden nedergelegd.
t
5
N°. 155. Leiden, 10 Juli 1876.
Bestuurderen van de R. C. Armenhet Weea- en Oudeliedenhuis alhier
hebben de eer U Ed.-Achtb. te verzoeken om wel aan den Raad der Ge
meente voor te stellen uit de hierna volgende twee heeren te dezer stede
woonachtigeene nieuwe keuze te willen doen voor de betrekking van Regent
dier instellingen, vacant geworden ter. gevolge het overlijden van den heer
B. J. Fornara, en wel:
1°. De heer Dr. Wilhelmus Petrus Weebers.
2°. De heer Johannes Gerardus Pranciscus Hoelen.
Bestuurderen voornoemd
De President, L. C. Qajant.
De Secretaris, A. G. Hessels.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 156. Leiden, 14 Juli 1876.
Ter voldoening aan art. 5, 2de alinea van de verordening van 13 Januari
1876 regelende het pensioen aan gemeente-ambtenaren en bedienden te ver
strekken (Gem.blad nu. 1)hebben wij de eer uwe vergadering mede te
deelen dat wij, bij besluit van 23 Juni jl., aan Johannes Wiekhart, eervol
ontslagen agent van politie 1ste klasse, een pensioen uit de gemeentekas heb
ben verleend ten bedrage van 433.32 en zulks gerekend te zijn ingegaan
den lsten Juni jl. Het pensioen bedraagt 2/3 gedeelte van de jaarwedde
ad 600 en de toelage van 50 voor vrij bovenkleedingmet toepassing
van art. 3 n". Ill j°. art. 4 der verordening, vermits de belanghebbende
ten gevolge van de uitoefening zijner functie wonden en gebreken heeft be
komen waardoor hij voor den gemeentedienst ongeschikt is geworden.
De betrekkelijke stukken zijn ter inzage van de leden in de leeskamer
nedergelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 15!?. Leiden, 13 Juli 1876.
Het is uwe vergadering bekend dat ten gevolge van het groot aantal
leerlingen op de beide scholen voor minvermogenden tijdelijk in een school
lokaal zal moeten worden voorzien tot dat de op de Korte Langegracht te
plaatsen school in gebruik zal kunnen worden genomen. Yoor dit doel
komt in de eerste plaats in aanmerking het schoollokaal op de Pieterskerk
gracht toebehoorende aan den heer J. Kneppelhout die, zooals in de zitting
van 19 Juni jl. werd medegedeeldbereid is dat lokaal voor één jaar aan
de gemeente te dien einde in gebruik af te staan voor de som van 400.
Wij verzoeken alzoo te worden gemachtigd om de vereischte huurovereen
komst aan te gaan, met iugang van 1 November a. s.vermits de aldaar
gevestigde bijzondere school in de eerste dagen van de maand October zal
worden opgeheven.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 158. Leiden, 12 Juli 1876.
Ter vervulling van bestaande vacatures in het hulppersoneel der openbare
lagere scholen alhierhebben wij in overleg met de betrokken hoofdonder
wijzers en den districts-schoolopziener de volgende voordracht opgemaakt
voor de benoeming van hulponderwijzers of hulponderwijzeressen, op de jaar
wedde van ƒ560, als:
a. voor de school n°. 2 voor onvermogenden .-
1°. Johannes Van den Brielte Moerdijk2°. Hendrik Dirk Van Ling
te Woerden3°. Mattheus Cornelis Everardus Van Maanenalhier.
b. voor de school n". 2 voor minvermogenden:
1°. Hendrik Dirk Aan Ling, te Woerden, 2°. Mattheus Cornelis Everar
dus Van Maanen, alhier, 3°. Mej. Jacqueline Drinhuijzen, alhier.
c. voor de school n". 1 voor minvermogenden:
ten eerste: 1". Mattheus Cornelis Everardus Van Maanen, alhier, 2°. Mej.
Jacqueline Drinhuijzen, alhier, en ter aanvulling 3°. Johannes Van den Briel
te Moerdijk.
en ten tweede: 1°. Mej. Jacqueline Drinhuijzen, alhier, en ter aanvulling
2°. Johannes Van den Briel, te Moerdijk, 3°. Hendrik Dirk Van Ling,
te Woerden.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
I
N°. 15». Leiden 17 Juli 1876.
Ten gevolge van de benoeming van mej. A. M. Sasse tot onderwijzeres
in de handwerken aan de openbare lagere scholen n°. 2 voor on- en min
vermogenden is er eene vacature ontstaan als hulpouderwijzeres in de hand
werken aan de scholen nos. 1 voor on- en minvermogenden.
Om daarin te voorzienhebben wij de eer u hierbij eene voordracht aan
te bieden door ons opgemaakt in overleg met de betrokken hoofdonder
wijzers en den districts-schoolopzieneru verzoekende daaruit eene hulp
onderwijzeres op de jaarwedde van ƒ200 te benoemen: 1°. mej: G. M.
Breebaart; 2°. mej. S. L. Coronel; 3°. mej. A. J. H. Boon allen kweekelin-
gen alhier.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
N°. 16©. Leiden, 21 Juli 1876.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de voor
drachten van Burg. en Weth. strekkendetol afstand van gemeentegrond
HANDD. OEM. 1876.
I aan G. Tibboel voor f 2 per centiare; aan J. Van der Wiel voor een
koopprijs van 365; en aan K. F. A. Hoefftcke voor 25; tot afwijzing
van het verzoek van P. Kooreman ter bekoming van grond aan de Oude
Heerengracht; tot vermeerdering, voorloopig, van het aantal onderwijzers
of onderwijzeressen 2de klasse aan de scholen voor on- en minvermo
genden en om te worden gemachtigd tot het in huur nemen van het
schoollokaal op de Pieterskerkgracht.
De Commissie stelt uwe vergadering mitsdien voor om die voordrach
ten goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 161. Leiden, 21 Juli 1876.
De heer J. C. Vunderink, inspecteur van politie en ambtenaar speciaal
belast met het toezicht op de honden tot richtige invordering der belas
ting, vraagt bij het hierbij overgelegd adres, ontslag uit laatstgenoemde
betrekking wegens benoeming tot inspecteur van politie te Groningen.
Wij hebben geen bezwaar tot inwilliging van het verzoek te adviseeren
en stellen uwe vergadering voor het gevraagd ontslag eervol te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Door de benoeming tot inspecteur van politie te Groningen, heeft de
ondergeteekende de eer U Edel-Achtbaren beleefd te verzoeken hem op
primo Augustus aanslaande, eervol ontsiag te willen verleenen, als
ambtenaar belast met het toezicht op de invordering der hondenbelasting.
Hoogachtend Edel-Achtbares dw. dienaar,
Leiden, 19 Juli 1876. J. C. Vunderink.
N°. 162. Leiden, 20 Juli 1876.
Onder overlegging van de betrekkelijke stukken geven wij uwe ver
gadering in overweging om, in afwachting van eene nadere regeling ter
voorziening in de behoefte aan hulppersoneel op de openbare lagere
scholen, te bepalen dal op de scholen voor on- en minvermogenden het
aantal onderwijzers of onderwijzeressen der 2de klasse met één wordt
vermeerderd en het aantal hulponderwijzers of hulponderwijzeressen op
genoemde scholen met één wordt verminderd.
Aan den Geméenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, Juli 1876.
In antwoord op uwe missive dd. 16 Juni 11. en onder terugzending
van den daarbij behoorenden brief van de hoofdonderwijzers der openbare
scholen voor on- en minvermogendenhebben wij de eer u te berichten
dat wij er niet dan noode toe overgaan het voorstel van de hoofdonder
wijzers, om het aantal onderwijzers 2de klasse met één te vermeerderen
en het aantal hulponderwijzers met één te verminderen te ondersteunen.
Zoo wij dit voorstel thans, als tijdelijk hulpmiddel, ondersteunen,
geschiedt dit alleen, om in het oogenblikkelijk gebrek aan hulppersoneel
te voorzien, en omdat het bezwaarlijk gaat als tijdelijk hulpmiddel iets
anders voor te stellen, niet omdat wij den voorgestelden maatregel den
doelmatigsten achten.
Er zijn namelijk in onze Commissie ernstige bezwaren geopperd tegen
den voorgestelden maatregel, die volgens onze bescheiden meening, als
hij herhaaldelijk moet worden toegepastden bestaanden toestand niet
zal verbeteren.
De reden, welke de hoofdonderwijzers tot hun voorstel leidt, is, dat
zich bij herhaalde oproepingen voor hulponderwijzerszelfs op het maxi
mum der jaarwedde, 550.—, weinig of geen sollicitanten aanmelden, en
daardoor, tot groot nadeel voor het onderwijs, de vacaturen onvervuld
blijven.
Wij erkennen het groote gebrek aan hulppersoneel en gelooven gaarne,
dat zelfs op het maximum der jaarwedde zeer moeielijk hulponderwijzers
te verkrijgen zijndoch veroorloven ons de opmerkingdat die feiten
eerder een voorstel zouden wettigen tot verhooging van hel maximum
dier jaarwedde, dan tot den thans voorgestelden maatregel.
Die maatregel toch voorziet wel voor het oogenblik in het bestaande
gebrek, doch het motief, dat tot den maatregel leidde, wijst juist aan,
waar de kwaal schuilt. Gebrek aan hulppersoneel is het ziekteverschijn
sel te lage bezoldiging der hulponderwijzers de kwaal. Het voorstel
der hoofdonderwijzers kan alleen voor een oogenblik de kwaal stuiten,
maar niet ze genezen.
Uit de te lage bezoldiging der hulponderwijzers vloeit voor het onder
wijs immers nog een ander nadeelig gevolg voort, dan dat waarop de
hoofdonderwijzers wezen, namelijk eene herhaalde wisseling van het
hulppersoneel.
Zoo nu de te lage bezoldiging in deze gemeente veroorzaakt, dat er
zich geene sollicitanten aanmeldeneven zeker bewerkt zijdat wij de
hulponderwijzers, die thans nog aan onze scholen verbonden zijn, ver
liezen en dat de weinige sollicitanten die zich van tijd tot tijd op de
oproepingen aanmelden, hier tot hulponderwijzers aangesteld, reeds na
een kort verblijf aan onze scholen, vertrekken, naar elders gelokt door
hoogere jaarwedde.
Wij meenen daaromdat. spoedig de vraag ernstig zal moeten bespro
ken worden, op welke wijze meer afdoend in het gebrek aan hulpper
soneel kan worden voorzien.
Het voorstel der hoofdonderwijzers ondersteunen wij dus alleen als
maatregel van tijdelijken aard, te"rwijl wij voor ;t geval van eene herha
ling er van, ons oordeel voorbehouden.
De Plaatselijke Schoolcommissie te Leiden,
F. Was, Secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders te Leiden.