112
Zoo hoopt hij zich te mogen vleijen met de goedgunstige en welwillende
beschikking Tan den Edel-Acbtb. Raad der gemeente Leiden.
't Welk doende,
Leiden, 29 Mei 1876. P. Kooreman.
Leiden, 12 Juli 1876.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van P. Koore
man te berichten, dat daarbij wordt gevraagd de eigendom van het open
pleintje van de Houtmarkt, tusschen de korenmolen de Stier en de brug
over de Oude Heerengrachtten eiude daarop te bouwen elf arbeiders
woningen dat volgens het bouwplan de woningen met den voorgevel zouden
komen tegenover de bestaande rij woonhuizenwaardoor een straat of steeg
werd gevormd van ongeveer vier meters gemiddelde breedte, en aan de
waterzijde privaten, waschplaatsjes enz. zouden komen, die den toestand
aldaar aan de Oude Heerengracbt ontsieren, dat die nieuwe steeg de ruimte
en luchtververscbing voor die buurt zou benadeelen en bovendien de rijweg,
het rijpad of de toerid met rijtuigen en wagens naar de korenmolen de
Stier en de daarbij gelegen begraafplaats daardoor zou worden versmald en
bij het oprijden van de molenkluit in een harden draf noodzakelijk voorde
bewoners gevaar zou kunnen ontstaan.
De Commissie vindt in de opgegeven redenen voldoenden grond, om tot
het nemen van eene afwijzende beschikking te adviseeren.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
N
152, Leiden, 17 Juli 1876.
Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen het
adres van de Kon. Nederl. Grofsmederij, verzoekende restitutie van de
beloopen boete ad 800 wegens te late oplevering van de brug over den
Ouden Singel bij de Mare, met het daaromtrent van de Commissie van
Fabricage ingewonnen bericht. De Commissie vermeent geen bepaald advies
te moeten geven aangaande de vraag of geheele kwijtschelding van boete
zal worden verleend, doch uit bet rapport blijkt tevens dat de drie omstan
digheden daarin vermeld de herbesteding, de wijziging van de afdam
ming en de noodzakelijke herstelling van één der hoofden als middel
lijke oorzaak moeten worden beschouwd van de latere vertraging en wel
ten gevolge van de sedert ingevallen vroegtijdige vorst, vermits zonder
bovenvermelde drie omstandigheden het werk gereed zoude kunnen geweest
zijn voordat de vorst inviel. Wanneer men nu in aanmerking neemt dat
ten gevolge van de wijziging der oorspronkelijk vastgestelde afdamming,
waarin de directie der Grofsmederij heeft toegestemdde scheepvaart belang
rijk is gebaat gewordenvermits de doorvaart nu in het geheel niet is
gestremd behoeven te worden voor de schepen eene breedte hebbende van
4 of minder meter, dan gelooven wij dat het niet van onbillijkheid zoude
zijn vrij te pleitenzoo de vertraginghoofdzakelijk veroorzaakt door de
vroegtijdige vorst, en alzoo een middellijk gevolg van de gewijzigde afdam
ming, voor de aannemers een belangrijk financieel nadeel zoude moeten
opleveren.
In de tweede plaats zij gewezen op de omstandigheid dat aan de aanne
mers geene nalatigheid kan worden ten laste gelegd en dat de gemeente
geene schade heeft geleden ten gevolge van de vertraging, behalve de som
van 80 voor de kosten van het overzetten.
Wij meenen alzoo dat er alleszins termen bestaan om de boete na aftrek
van de bovenbedoelde ƒ80 en alzoo tot een bedrag van ƒ720 aan de aan
nemers kwijt te schelden en hun die som te restituëerenwaartoe wij de
vrijheid nemen te adviseeren.
Ook voor de toekomst zalnaar onze overtuigingzoodanig besluit heil
zaam werken in het wezenlijk belang der gemeente. Immers worden de
vastgestelde boeten in het algemeen streng toegepast ook daar waar noch
van nalatigheid der aannemers noch van schade door de gemeente geleden
sprake is, dan zullen meer en meer bij volgende inschrijvingen voor
gemeente-werken de soliede aannemers zich terugtrekken en de gemeente
zich met minder deugdzaam werk moeten vergenoegen waardoor de gemeente
kas voorzeker meer zal worden benadeeld dan door eene vrijstelling van
boeten in gevallen als de onderwerpelijke waarin daarvoor, naar onze mee
ning, deugdelijke gronden kunnen worden aangevoerd.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Koninklijke Nederlandsche
Grofsmederij, alhier:
dat door haar is aangenomen het maken en stellen eener draaibrug ter
vervanging van de oude Marepoortsbrug
dat zij met de oplevering van dit werk achterlijk is geweest ten gevolge
waarvan aan haar eene boete is opgelegd voor 40 dagenten bedrage
van 800.
De redenen, dier te late oplevering, zijn:
1°. het gebrek aan de noodige werkliedeneen gebrekdat niet te voor
zien was, daar er steeds op een enkel verzoek in de nieuwsbladen een vol
doend aantal werklieden te bekomen was, zooals o. a. gebleken is in 1873,
toen er door de requestrante meerdere en belangrijke werken zijn aangeno
men en er steeds werklieden te krijgen waren.
Als een bewijs dat bij haar het denkbeeld vaststond dat dit gebrek zich
niet zou voordoen kan strekken, dat zij den 19den Mei a®. p#. aan Burge
meester en Wethouders der Gemeente op hun verzoek om de afdamming
niet in zijn geheel, zooals voorgeschreven was, te doen plaats hebben, maar
zoo mogelijk eerst het eene landhoofd en daarna het andere af te werken
en dus elk afzonderlijk af te dammen, waardoor de scheepvaart niet be
hoefde gestremd te worden te kennen gaf dat zij aan dit verzoek gaarne
wilde voldoen mits de termijn voor den onderbouw, die op twee maanden
gesteld was, kon worden verlengd met eene maand, zonder dat dit van
invloed zou zijn op de eindaflevering.
Had zij dit gebrek wel kunnen voorzienvoorzeker ware die laatste zin
snede niet door haar geschreven. Zonder dus eenige conditie te stellen ten
haren faveure, alleen dus ter wille van de scheepvaart, heeft zij aan dit ver
zoek voldaan.
Dit punt behoeft echter geene nadere toelichtingdaar uwe Gemeenteraad
in haar request aan de 2de Kamer der Staten-Generaal tot behoud van de
rechtbank, duidelijk heeft geconstateerd dat in deze gemeente gebrek heerscht
aan fabriekarbeiders en
2® de strenge vorst in November, December en Januari 11.
Bij de eerste aanbesteding was de tijd van oplevering gesteld op 20 No
vember a°. p°.
'Bij de heruitbesteding werd die termijn met 14 dagen verlengd, terwijl
bij het blootkomen van een der landhoofdentoen het bleek dat daar meer
werk te doen was dan waarop gerekend werdandermaal die termijn met
14 dagen verlengd werd.
Intusschen was de vorst reeds in November ingevallen en belette de
strenge oostewind bet werken in de open lucht.
Op den 9den December werd door de requestrante een request aan
Burgemeester en Wethouders ingediend, waarin kennis werd gegeven dat de
brug geheel was afgewerkt en er een aanvang konde gemaakt worden met
transporteren en stellen, doch dat door stremming der vaart hieraan geen
gevolg kon worden gegeven weshalve zij
maanden.
Toen echter den 13den d. a. de dooi was ingevallen
water kon plaats hebben, verzocht zij Burgemeester
missive om dat request als niet gedaan te beschouwen.
Nauwelijks was de brug echter op de plaats barer bestemming of de vorst,
gepaard met hevigen oostewindviel op nieuw in en maakte het werken
uiterst moeielijk, op sommige dagen zelfs onmogelijk.
UEdel-Achtbaren zullen uit het bovenstaapde ontwaren, dat hoe onaange
naam het ook voor sommige personen moge geweest zijndat de passage
aldaar zoolang gestremd was, dit toch wel niet aan de requestrante is te
W1JBeide de opgegeven redenen behooren naar hare bescheidene meening
als force majeure beschouwd te worden en verzoekt zij dus beleefd restitutie
der bereids betaalde boete.
'tWelk doende,
Voor de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij,
Leiden, 27 Juni 1876. De Direkteur
Van Bleiswijk Ris.
verzocht om een uitstel van drie
en
en
bet transport te
Wethouders per
Leiden, 12 Juli 1876.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het in bare handen ge
steld request van de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij alhier, te
berichten, dat de finale oplevering tot openstelling der brug over den
Ouden Singel, genaamd Oude Marepoorts-brug, is bepaald op 20 November
1875, maar eerst plaats had den lOen Februari van dit jaar, en dat we
gens de latere herbesteding, die krachtens Raadsbesluit van 28 Januari 1875
geschiedde, de oorspronkelijke termijn van 20 November werd verlengd tot
4 December 1876
dat voorts de vertraging is veroorzaakt, door de wijziging der afdamming
tot instandhouding van de doorvaart, ten gevolge waarvan geen stremming
van de scheepvaart plaats haden door de buitengewone herstelling van
één der hoofden, die onvermijdelijk moest geschieden en den voortgang
van het werk vertraagde.
De verbeuring van 20 per dag werd om de aangegeven redenen be
paald op veertig dagen en daarin vond de gemeentekas ook een vergoeding
voor de kosten van het overzetveer of het dagloon van twee man tegen 2
daags of 80.
De Commissie evenwel is van meening, dat nog eene andere gewichtige
reden van billijkheid in aanmerking kan genomen worden,
noemde redenen hebben er toe geleid, dat de uitvoen
kampen had met de vorst en het gure weder, dat reeds in het
van
De drie opge-
uitvoering van het werk
zwaar te
laatst van November en het begin van December een geregelden arbeid in
de open lucht zoo zeer belemmerdedat daaruit eene natuurlijke vertraging
van de finale oplevering moest ontstaan, die als onvoorziens en buitenge
woon kan worden beschouwd, meer gegrond en pleitende vóór eene billijke
kwijtschelding, bedoeld bij art. 139 der gemeentewet, dan de in het request
aangevoerde omstandigheid van gebrek aan bekwaam en bruikbaar werkvolk
waarop in onzen tiid voorzeker bij elke aanneming wordt gerekend ofschoon
het feit van dat'gebrek werkelijk tijdens de uitvoering van het werk
De Commissie meent aan den Gemeenteraad de beslissing over het ver
zoek tot algeheele kwijtschelding der boete te moeten overlatenmaar drukt
er toch op, dat in alle gevallen de gemeente een schade leed van 80
voor de kosten van het overzetveer gedurende den langeren duur der ver
traging van het openstellen der brug voor voetgangers en rijtuigen, die
naar billijkheid vergoeding eischt.
Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz.
en Wethouders.
N° 153 Leiden, 10 Juli 1876.
De Commissie van Financiën vereenigt zich met het voorstel van Burgo-
meester en Wethouders betreffende de plaatsing van een zuurkast ip de
meisjesschool 1ste klasse en heeft de eer uwe vergadering te adviseeren het
daarvoor aangevraagde crediet toe te staan.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
Leiden j 18 Juli 1876.
De Commissie van Financiën heeft onderzocht de hierbij gevoegde sup-
pletoire begrooting van het Gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen
en Vrouwenhuis alhier voor het jaar 1876, en daarop geene bedenkingen
hebbende heeft zij de eer u te raden die goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.