106 DB GEMEENTE LEIDEN. Kapitaal-rekening. Aan exploitatie-rekening van de gasfabriek: voor ontvangen Per de stedelijke gasfabriek: door de stad gefourneerd tot de uit de overwinst in de stadskas, sedert 1849 tot en met oprichting en nitbreiding in 1849 f 243988.17J. 1874 (waaronder jarendie geene bijdrage tot verminde- in 1873 30000.00 ring van schuld aanwijzen) de som van f 125671.77 in 1874 21175.00 Zoodat nog af te dragen is eene som van109491.40^ 295163.171 f 295163.171 STEDELIJKE GASFABRIEK. Exploitatie-rekening. Aan kapitaal-rekening: voor ontvangen in 1849 van de ge- Per gebouwen, machineriën, pijpennet enz. voor de straat- meente Leidenvoor oprichting243988.17^ verlichting enz. enz233078.79J. Idem in 1873 30000.00 Per herstellingsfondsvoor afgegeven in 1875 tot de uitbreiding 26000.00 Per bedrijf-kapitaal in 1849 f 10909.38 in 1873 4000.00 14909.38 f 273988.17j f 273988.17j HERSTELLINGSFONDS. Aan exploitatie-rekening: voor ontvangen sedert 1849 tot en Per gebouwen, machineriën, pijpennet enz. enz. Herstelling met 1875 uit de winst der exploitatie het bedrag van f 283262.83{- en bijbouwing van de gebouwenf 92187.35|. Aan intrest-rekening: voor ontvangen renten der gelden uit Voor de aanschaffing van werktuigen172625.60 dit fonds op het grootboek geplaatst18329.36 Voor aanlegpijpen voor de straatverlichting56365.71 Aan diversenvoor ontvangen huishuur 541.20 Per intrest-rekening voor renten van de geleende gelden in Opbrengst sloopwerk 1021.15J- de laatste jaren2061.67 jron oei Per diversen: voor onderscheidene uitgavenr 4194.83 Aan exploitatie-rekeningvoor ontvangen in 1875 26000:00* Per sald° ka9geld °P 31 December 1875 2894.37*- Aan de kapitaal-rekening: voor ontvangen in 1874 21175.00 f 330329.55 330329.55 RECAPITULATIE DER DRIE REKENINGEN wegens ontvang en uitgaaften dienste der stedelijke gasfabriek, sedert den tijd van oprichting in 1849 tot en met 1875. Ontvang. Uitgaaf. Aan kapitaal-rekening: voor ontvaDgen in 1849 f 243988.17| Per exploitatie-rekening: voor de daarstelling in 1849 van de in 1873 r 30000.00 fabriek wegens kosten voor gebouwenmachineriënpijpen- in 1874 21175.00 net in de straten enz. enzf 233078.79J- Aan herstellingsfonds: voor ontvangen uit de jaarlijksche winst Per herstellingsfonds: wegens herstelling en aanbouw bij de der gasfabriek een bedrag van263262.83^ bestaande gebouwen92187.35-J- Aan intrest-rekening: voor ontvangen renten van de gelden Aanschaffing van werktuigen172625.60 op het grootboek geplaatst18329.36 Aanleg en verbetering pijpen enz. voor de straatverlichting 56365.71 *- Aan diversen: voor ontvangen huishuur541.20 Per intrest-rekening: wegens betaalde renten van de geleende Aan opbreng sloopwerk1021.15£ gelden aan het herstellingsfonds 2061.67 Per onkost-rekeningvoor bijzondere uitgaven 4194.83*- Per bedrijfkapitaal: wegens kasgeld in 1849 f 10909.38 Idem in 1873 4000.00 Wegens saldo uit het herstellingsfonds op 31 December 1875 2894.37f v 17803.75* f 578317.72j f 578317.72*- Uit deze opgave van ontvang en uitgaven volgen van zelve de vragen: wat heeft de gasfabriek sedert de daarstelling en gedurende de exploitatie gekost, aan gebouwenmachineriënpijpennet door de straten enz. enz. welke sommen zijn er ontvangen uit die exploitatiedie daarvoor in mindering kunnen komen? en op hoeveel zijn thans na die bevinding de waarden van de gebouwen enz. te bepalen? Het antwoord blijkt uit den volgenden staat: Aan exploitatie-rekening: wegens de oprichting van gebouwen, Per exploitatie-rekening: voor uit dezelve ter afdraging van de machineriën, werktuigen enz., enz. in 1849 f 233078.79^ schuld aan de stad verstrekt uit de overwinst sedert 1849 Aan het herstellingsfondsWegens vernieuwing, uitbreiding tot en met 1874 f 125671.77 van dezelven, sedert 1849 tot en met 1875 327435.17| Voor uit de jaarlijksche winst aan het herstellingsfonds ge geven met de rentenbedrag huishuur en opbrengst sloopwerk 283154.55 Saldo151687.65 f 560513.97 560513.97 Volgens deze berekening verkrijgt men de navolgende BALANS. Aan gebouwen, machineriën, pijpennet voor de straatverlich- Per de gemeente Leiden voor nog af te dragen aan de stad, ting enz. enz., sedert de oprichting in 1849 tot nu restant van de eerste leening118316.40|- gekost hebbende f 560513.97, na aftrek van afgelost Leening in 1873 30000.00 geld, adf 151687.65 Leening in 1875 21175.00 Aan kassa, uit het bedrijfkapitaal f 14909.38 Saldo herstellingsfonds2894.37j 17803.75* f 169491.40* ƒ169491.401 N#. 144. Leiden, 26 Juni 1876. Bij de vaststelling van gewijzigde verordeningen regelende de heffing en invordering der belasting voor plaatsen op de onderscheidene markten en van een liggeld van vaartuigen werd ons college uitgenoodigd om inlichtingen te verstrekken aangaande het gemiddeld bedrag per jaar van de inkomsten voortspruitende uit de heffing van de hier bedoelde belastingen en ;;it ande ren hoofde ter zake van de markten door de gemeente genoten wordende en van de kosten die wegens den aanleghet onderhoud en de verstrekking van het in deze gebruikte en genotene ten laste van de gemeente komen alsmede om uwe vergadering te dienen van advies aangaande den invloed dien eene vermindering of afschaffing van de meerbedoelde heffingen op den bloei der markten en op den handel en het vertier in het algemeen zoude kunnen uitoefenen. Tevens is door het college van de Gedeputeerde Staten ter zake opgemerkt dat, vermits de hier bedoelde rechteningevolge de bepaling van art. 254 der gemeentewet tot geen hooger bedrag mogen worden geheven dan noodig is om den betaler naar evenredigheid van liet gebruik of genot, dat hij heeft, in de kosten van aanleg, onderhoud of verstrekking van het door hem gebruikte of genotene te doen dragen, zal moeten blijken voor elke heffing, van: a de vermoedelijke opbrengst per jaar, en b het vermoedelijk cijfer der jaarlijksche uitgaven, die uit de opbrengst moeten worden bestre den. Verder is door de Gedeputeerde Staten opgemerkt ten aanzien van Het marktgeld dat het voorschrift gegeven bij artikel 1 der verordening op de invordering, luidende: »l)e belasting is voor eiken dag verschuldigd als bevattende geen regeling van de wijze van invordering, maar van het bedrag, de hoegrootheid-der verschuldigde belasting, in het besluit tot heffing behoort te worden overgebracht. Het liggelddat vermits met de heffing van eene plaatselijke belasting eerst kan worden aangevangennadat aan het besluit door den Koning goed keuring is verleend en van die goedkeuring afkondiging is geschiedde redactie van het besluit tot heffing eene wijziging vereischtin dier voege dat worde gelezenMet den dag waarop van de verleende Koninklijke goed keuring afkondiging is geschied, wordt in deze gemeente als liggeld geheven van alle vaartuigen. Als een gevolg van die aan te brengen wijziging zal tevens in de veror dening op de invordering eene overgangsbepaling moeten worden opgenomen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 4