lOO INGEKOMEN STEKKEN, ter inzage van de leden nedergelegd. Tegen stemdende heeren Wilbelmy DamstéCockVan ItersonDercksen Verster, Hartevelt, Suringar, Van Hettinga Tromp en Le Poole. Het derde gedeelte van de voordracht van Burg. en Weth. (vaststelling van de suppletoire staten van begrooting) wordt hierop aangenomen met 15 tegen 5 stemmen. Tegen stemden: de beeren Cock, Goudsmit, Dercksen, Hartevelt en Le Poole. De Voorzitter. Thans is aan de orde de voordracht van Burg. en Weth. betreffende den afstand van grond aan de firma Jaeger C*. en G. Tibboel. De heer Juta. Op den voorgrond stel ik dat ik onderscheid maak tus- schen beide aanvragen. De heer Tibboel vraagt grond om een woonhuis te bouwen. De heeren Jaeger C°. daarentegen om uitbreiding te geven aan hunne fabriekzaak. Deze heeren hebben een geheel nieuwe tak van industrie bier ter stede gevestigd, die honderden werklieden brood ver schaft. Den grond nu door hen gevraagd hebben zij bepaald noodig tot meerder uitbreiding hunner zaak. Hunne aanvrage is dus wel degelijk van groot belang voor de gemeente en dient wel onderscheiden te worden van eene aanvraag om een woonhuis te bouwen. Ik geloof dus, met het oog op het doel waarvoor zij grond vragendat de prijs van f 1 per centiare niet te laag is. Daarom zal ik ten hunnen aanzien voor het voorstel van Burg. en Weth. stemmen. De Voorzitter. Dan geef ik in overweging eerst nos. 2 en 3 te behan delen en daarna n°. 1 van onze voordracht. De heer Hartevelt. Ik kan niet beoordeelen of de grond die nu wordt aangevraagd voor de gemeente groote waarde heeftmaar wel weet ik dat wij allen gemeentegrond langzamerhand weggeven. Gesteld eenswij hadden de terreinen reeds aan de aanvragers gegunden het was later gebleken dat de school in quaestie daar had kunnen worden gebouwd, wat hadden wij dan wel willen terugbetalen voor de nietswaardige som die er voor verkregen was? Is het wel goed het weinigje gemeentegrond dat wij nog bezitten telkens te versnipperen en weg te geven, zonder ons af te vragen, of dit of dat punt voor de gemeente zelf niet van veel be lang kan zijn het te behouden? Er kunnen zich gevallen voordoen, dat het ons belang is terrein om niet te geven, maar omgekeerd kan het ons belang zijn een zeer hoogen prijs te eischen of geheel te weigeren. Misschien vallen de aanvragendie wij nu gaan behandelenonder de laatste categorie. De Voorzitter. Wat Jaeger C®. aanvragen strekt zeker tot nut voor de gemeenteterwijl ook de andere aanvragevoor het bouwen van een woonhuis, voordeel afwerpt door de vermeerdering van personeele belasting. Men moet het niet beschouwen als weggeworpen geld. Bij het verzoek van Jaeger C®.dat nu het eerst in stemming komt, is tevens begrepen de verplichting tot aansluiting aan eventueele rioolstelsels. De heer Cock. Ik wensch ter motiveering mijner stem tegen de aanvrage, bij de argumenten zoo helder door den heer Hartevelt uiteengezet en die ik geheel tot de mijne maaknog dit te voegen dat de som van één gul den per centiare mij veel te goedkoop voorkomt voor bouwterrein, dat ge noegzaam als tot den bebouwden kom der gemeente behoorende kan aan gemerkt worden. Het voorstel, tot afstand onder bedoelde voorwaarden aan Jaeger C°.; wordt in stemming gebracht en aangenomen met 11 tegen 9 stemmen. Tegen stemden: de heeren Bijleveld, Cock, Goudsmit, Van Heukelom, Dercksen, Du Rieu, Verster, Hartevelt en Van Hettinga Tromp. De Voorzitter. Thans is de aanvrage van Tibboel, n°. 3 der voor- dracbt, aan de orde. Het komt ons wensclielijk voor hierbij nog de voor waarde te voegen dat de bouw moet plaats hebben binnen een door het gemeentebestuur te bepalen tijd. De heer Van Iterson. Ik ben tegen het toestaan van dit verzoeken daar ik voor het vorige heb gestemd meen ik met een woord rekenschap van mijne opvatting te moeten geven. De grond waarover thans gehandeld wordt ligt op den hoek bij de brugwaar een prachtig woonhuis kan gebouwd worden. Bij publieken verkoop zou dit perceel veel meer opbren gen dan de grond door Jaeger en Cu. aangevraagddie -verder op aan de Singelgracht ligt en weinig voor bouwterrein geschikt is. Hier vind ik daarom den prijs van fl de centiare te laag. Mocht men een hooger cijfer voorstellen, dan zal ik er voor stemmen. De heer Juta. Ook ik heb daar straks reeds gezegd verschil te maken tusschen beide aanvragen. En bet doel der aanvraag èn de plaats van den grond maken dat ik tegen deze voordracht zal stemmen. De heer Goudsmit. Zou het dan niet heter zijn dat de Raad Burg. en "Weth. machtigde met Tibboel te onderhandelen? Immers schijnt het niet het gevoelen der meerderheid te zijn dat men het verzoek behoort te weige ren. Maar dan kunnen wij de zaak aanhouden en Burg. en Weth. zich met Tibboel later verstaan. De Voorzitter. Ik geloof dat het na het gehoorde wenschelijk is niet .met overhaasting het verzoek te behandelen, en ben dus bereid het voorstel van den heer Goudsmit over te nemen om de aanvrage van Tibboel aan te houden. De heer De Laat de Kanter. Het zal Tibboel, als hij de discussiën leest, duidelijk genoeg zijn wat eventueele afstemming van zijn verzoek be- teekent. Als het voorstel dus verworpen wordt en Tibboel leest wat de heer Goudsmit in het midder. heeft gebracht, zal hij, als hij lust blijft gevoelen den grond te koopen, wel met een aanbod komen. De heer Goudsmit. Ik kan het nut en het genoegen van eene afstem ming van het verzoek niet inzien. Het is beter de zaak aan te houden en er later op terug te komen wanneer betere voorwaarden worden aangeboden. De heer De Laat de Kanter. Als Tibboel nu eens geen aanbod doet dan blijft de zaak onafgedaan. De heer Goudsmit. Neen, wij stellen een termijn, b. v. tot de volgende vergadering. De heer De Laat de Kanter. Ik zie er geen overwegend bezwaar m de zaak aan te houden. De heer Goudsmit. Wij willen de aanvrage wel toestaan; maar verlangen gunstiger voorwaarden. De heer Van der Zweep. Dan behoorden wij den grond publiek te verkoopen daar het niet aangaat met ieder ondershands te loven en te bieden. De heer Goudsmit. Ik stel mij voor datals Tibboel zal ontwaren dat wij den prijs te laag achten, hij niet zal nalaten meer te bieden. Het voorstel tot aanhouding der zaak wordt hierop zonder stemming goedgekeurd. XIV. Wijziging van den staat der gemeente-eigendommen. Wordt zonder stemming aangenomen. XV. Rekening van het Werkhuis over 1875. (Zie Ing. St. n°. 182.) Wordt met algemeene stemmen aangenomen. (De heeren Van Heukelom en Juta, bestuurders van bet werkhuis, hadden de vergadering verlaten.) Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten. N°. 127. Leiden, 15 Juni 1876. Tegen de voordracht tot vermeerdering van het aantal onderwijzers en vermindering van het aantal hulponderwijzers op de school van den heer Japikse bestaan bij onze Commissie geene bedenkingen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën nz. N°. 128. Leiden 12 Juni 1876. Het is ons gebleken bij de opname der tienden onder Leiderdorp dat deze voor dit jaar van te weinig belang zijn om daarvan eene openbare verpachting te houden uit welken hoofde wij de vrijheid nemen u bij deze voor te stellenom de tienden voor den oogst en jaarschare dezes jaars te Leiderdorp te veld staandegelijk zulks in de laatste jaren placht te ge schieden onder de hand volgens taxatie van twee deskundigenaan de tiendplichtigen af te staantenzij deze zich met die taxatie niet mochten vereenigenin welk geval eene openbare verpachting daarvan het nood zakelijk gevolg zoude zijn. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 14 Juni 1876. De Commissie van Financiën, geene bedenkingen hebbende tegen het door Burg. en Weth. gedaan voorstel, om de tienden voor den oogst en jaarschare dezes jaars te Leiderdorp te veld staande, zooals dit in de laatste jaren placht te geschieden onder de hand volgens taxatie van twee deskun digen aan de tiendplichtigen af te staanindien zij zich met die taxatie kunnen vereenigenheeft de eer u te raden overeenkomstig dit voorstel te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 129. Leiden, 12 Juni 1876. In de laatste zitting is mededeeling gedaan van het besluit van den Raad der gemeente Utrecht in zake het gemeenschappelijk jaagpad van lJuni jl., blijkens welk de Gemeenteraad op de motieven vervat in het rapport der raadscommissie daarover uitgebracht, heeft besloten het Leidsche jaagpad niet langer voor gemeene rekening van de drie steden mede te blijven exploiteerendoch alvorens over te gaan tot eene gerechtelijke opzegging en vereffening der vennootschap, aangegaan bij de overeenkomst van 20/24Sep tember 1663, wenscht te vernemen, of de gemeente Leiden bereid is, om met Utrecht en Woerden over te gaan tot eene liquidatie in der minne van die vennootschap en om wijders, nadat daarop antwoord van Leiden zal zijn ingekomen aan de gemeente Woerden zoodanige gelijkluidende of andere voorstellen van wege den Raad te doen, als, naar inhoud van dat antwoord, dienstig zullen worden bevonden. Alvorens daaromtrent door uwe vergadering eene beslissing worde geno men, zouden wij het, met het oog op het gewicht van het onderwerp, zeer wenschelijk achten dat eene commissie uit uw midden werde benoemd ten einde uwe vergadering ter zake te dienen van advies, evenzeer als zulks in de gemeente Utrecht heeft plaats gehad. Wij stellen u mitsdien voor om tot de benoeming van eene commissie van drie leden over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 130. Leiden, 14 Juni 1876. Met Burg. en Weth. zijn wij van oordeel dat de continuatie van de huur van het jachtrecht op waterwild op de Vroonwateren onder de bestaande voorwaarden in het belang van de gemeente kan worden geacht, zoodat wij uwe vergadering in overweging geven om dienovereenkomstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 131. Leiden, 13 Juni 1876. Met de voorgestelde wijziging van de verordeningen op de heffing en invordering van schoolgeld op de scholen voor lager onderwijs kunnen wij ons zonder bezwaar vereenigen, zoodat wij uwe vergadering in overweging geven om tot de vaststelling daarvan ever te gaan. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N®. 132. Leiden, 14 Juni 1876. De Commissie van Financiën heeft de in hare handen gestelde rekening en verantwoording van het werkhuis alhier over 1875, onderzocht en daarop geene bedenkingen gevonden. Zij heeft de eer u te raden die goed te keuren in ontvangst ad /"24086.70£ in uitgaaf ad f 24086.70| alzoo sluitende quite. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 6