INGEKOMEN STEKKEN
ter inzage van de leden nedergelegd.
Het is mij niet duidelijk wat Commissarissen onder dat woord verstaan. In
de laatste rekeningen voor 1873 lees ik «saldo van het kapitaal waarmede
de fabriek wordt gedreven," in het eene jaar p. m. 45000 en in het andere
p.m. ƒ85000. Hoe kan ƒ11000 een saldo hebben van ƒ45000 a ƒ35000.
Doch hoe dit zijik zal verder niet in beschouwing treden over deze voor
dracht. Ik moet mij tegen eene vergrooting van kapitaal verklaren, zoolang
de administratie der fabriek niet op beteren voet is gebrachtterwijl toch
in de tijdelijke behoefte van kasgeld op andere wijze kan worden voorzien.
De heer De Fremery. Toen de zaak van de gasfabriek in eene vorige
zitting werd aangehoudendachten wij dat de tijd van veertien dagen of
eene maand voldoende zou zijn om zich op de hoogte van het onderwerp
te stellen en de bezwaren van den heer Scheltema uit den weg te ruimen.
Intusschen is het voorstel eerst heden in onze handen gesteld en blijkt dus
dat een en ander niet zoo spoedig zal kunnen plaats vinden. Er bestaat
echter behoefte aan kapitaal, zoo wij aan alle verplichtingen wenschen te
voldoen, en Commissarissen zijn buiten de mogelijkheid op andere wijze
gelden te bekomen. Welke bezwaren kunnen er nu bestaan om de noodige
gelden aan de gasfabriek te verstrekken? De behoefte blijkt, de kas toont
die aan. Men weet dat de winsten van elke industrieele onderneming niet
voorkomen uit de wijze van boekhouden op het kantoor, maar uit den
arbeid op de fabriek. Het kan voor den Raad geen bezwaar opleveren om
ons voorstel tot uitbreiding van het bedrijfkapitaal in te willigen. Er wordt
toch niet noodeloos geld uitgegeven. Alle winst vloeit in stadskas. De
winst kan niet worden vermeerderd of verminderd door het volgen van
eene andere wijze van boekhouding. Als de heer Scheltema zich tot Com
missarissen had gewenddan hadden zij hem volgaarne alle mogelijke
inlichtingen verschaft en zou het hem al zeer spoedig duidelijk zijn gewor
den waarom de kas aanvulling eischt.
De heer Scheltema. Het is volstrekt mijne bedoeling niet de Commissie
voor de gasfabriek in ongelegenheid te brengen. Ik heb haar geen geld
willen weigerenwaaraan zij verklaart behoefte te hebbenmaar ik ben er
tegen dat het geld verkregen wordt door afschrijving van kapitalen van
het grootboek. Ik wenseh den tegenwoordigen toestand niet te bestendigen
en daarom stem ik tegen deze voordracht.
De heer Cock. Ik herhaal wat ik straks zeide: ik stel volkomen ver
trouwen in de Commissie voor de gasfabriek. Maar dit neemt niet weg,
dat ik toch tegen dit voorstel stemmen zal. Dat het noodig kan zijn nu
en dan geld op te nemenom in oogenblikkelijke of buitengewone behoefte
te voorziendaarin is niets vreemds gelegen. Ook zijn particuliere indus-
trieelennaar ik verneemwel eens genoodzaakt tot zoodanig middel over
te gaan. Verder weet ik, dat hetzelfde bij eenige waterschappen plaats
had. Omdat men daar de omslagen moeielijk vóór Mei of zelfs iets later
kon innenwas men wel genoodzaakt in het begin van het jaar geld op
te -nemen, terwijl men later in het jaar geld op prolongatie plaatste, met
dat gevolg dat de betaaide interessen meestal ruimschoots door de ontvangene
werden gedekt. Wat de onderhavige voordracht echter betreft, is er nog
iets anders, dat mij verhindert er voor te stemmen. Wij staan, dit blijkt
hoe langer hoe meer, aan den vooravond van eene reorganisatie van inwen
dige administratie der gasfabriek. Wie weet wat de nieuwe organisatie zal
vorderen? Zullen wij in die periode van overgang alweer kapitaal van het
grootboek verkoopen? Laat ons de nieuwe voorstellen liever afwachten.
Eindelijk kan ik ook niet vergeten wat er met het vorig door ons gegeven
bedrijfkapitaal is gebeurd. Volgens de Commissie zelve, blijkens hare mis
sive te vinden op bl. 52 der gedrukte stukken van dit jaar, heeft zij van
ons in April 1873 ook 30000 bedrijfkapitaal ontvangen en dat bedrijf
kapitaal twee jaren later niet meer noodig geoordeelddaar zij er in April
1875 de bewuste f 26000 van afgenomen en in het herstellings-fonds over
gebracht heeft, door welks trechter die som nu in den vorm van winst is
veranderd. Zoo iets konde weer gebeuren. Doch de hoofdzaak voor mij
is, dat het aan den vooravond van eene nieuwe organisatie beter is zich
met een tijdelijk hulpmiddel te redden.
De heer Le Poole. Ik zal mij tot herstel van eene kleine onjuistheid
bepalen. Door den geachten Wethouder, Voorzitter van de Commissie voor de
gasfabriek is wanneer ik hem goed verstaan hebgezegd dat de winst niet
verkregen wordt uit de boekhoudingmaar uit de fabriek. Ik meen daarop te
moeten antwoorden en te vragen of het niet juister is te zeggen dat de winst
komt uit de fabriek door de boekhouding. Hoe is het anders mogelijk de
hoegrootheid van winst of verlies te leeren kennen? Ik betreur het daarom
zeer dat den heer Scheltema geene gelegenheid gegeven is zijne bedenkingen
over de boekhouding nu, in deze vergadering, te behandelen.
De heer Van dee Lith. Ik heb, hoezeer noode, gestemd voor de re
kening, omdat ik de verantwoordelijkheid niet op mij wilde laden van
stoornis in den dienst te veroorzaken. Ik ben teruggedeinsd voor de gevol
gen eener stremming in den dienst. Maar nu er geen zoodanige drang
bestaat, wensch ik van den heer De Fremery pertinent te vernemen of hij
bezwaren heeft om op de aangegeven wijze tijdelijk in de behoeften te
voorzien. Zoo neendan zou ik er de voorkeur aan geven boven het
voorstel dat door Burg. en Weth. is gedaanen zelfs niet zijdelings eene
beslissing willen nemenwaardoor op de nota van den heer Scheltema wordt
vooruitgeloopen.
De heer De Ebemery. Eene stedelijke gasfabriek verschilt hemelsbreed
van eene bijzondere inrichting van nijverheid. Laatstgemelde kan, zoo
noodiggeld bij de eene of andere bankinrichting opnemen onder waar
borg van gebouwen als anderszins, maar wij, Commissarissen van de gas
fabriek zullen in onze qualiteit geen geld kunnen krijgentenzij de Raad
een bepaald besluit neme om ons daartoe te machtigen. De gasfabriek is
toch eene gemeentelijke instelling, waarvan het beheer op voorschriften van
den Gemeenteraad plaats heeft; alleen omdat dit beheer onmogelijk door
al de leden kan gevoerd worden is eene commissie aangewezen die, namens
den Raadhet verstrekte kapitaal beheert. Zij mag geene gelden opnemen
zonder daartoe door den Raad te zijn gemachtigd. Meent de Raad dat er
op dit oogeiiblik geene inschrijving van het grootboek moet worden ver
kocht, dan moet de Commissie, wil zij aan hare verplichtingen voldoen,
bepaaldelijk gemachtigd worden een bedrag van 30Ü0U op te nemen
waardoor zij in i!e gelegenheid gesteld wordt in de behoeften te voorzien.
IIANUD. OHM. 1876.
De heer Scheltema. De bezwaren die de vorige spreker in het midden
brengt tegen een tijdelijken maatregel betreffen alleen de uitvoering. Als
er geen meer overwegend bezwaar bestaatdan acht ik het veel beter de
Commissie te machtigen eene som van 30000 tijdelijk op te nemen
tot dat er nader zal worden beslist op welke wijze in het vervolg in eene
vergrooting van het kapitaal zal worden voorzien. Mij komt het toch ook voor
dat het kapitaal van de gasfabriek te gering is. Maar dit is van later zorg. Wan
neer er nu bij den heer De Fremery geen overwegend bezwaar bestaat tegen
het aanwenden van een tijdelijk hulpmiddel, dan ben ik zoo vrij het voor
te stellen. Ik zou echter ongaarne dit voorstel doen geheel tegen den zin
van den heer De Fremery.
De heer Cock. Ik meen te moeten doen opmerken dat het wellicht Diet
noodig zijn zal een bepaald besluit te nemen om Commissarissen zoodanige
machtiging te verleenen. Het is mogelijk dat de Commissie reeds in hare
instructie gemachtigd is om tijdelijk in de behoeften te voorzien. Ik durf
het echter niet te zeggendaar ik de instructie niet voor mij heb liggen.
De heer De Fremeey. In antwoord op de beide laatste sprekers moet
ik zeggeD dat de Commissie het bedrag volstrekt noodig heeft, en dat zij
het dus op de eene of andere wijze moet verkrijgen. Wat nu de opmer
king van den laatsten spreker aangaat, daarop moet ik antwoorden dat
Commissarissen dergelijke machtiging vau den Raad volstrekt noodig heb
ben omdat hun mandaat niet verder strekt dan om te beheeren.
De heer Cock. Ik dank den geachten Wethouder voor zijne inlichting.
Ik ging van de vooronderstelling uit dat de instructie dergelijke machtiging
aan Commissarissen verleende. Is dit het geval nietdan moet zij verleend
worden en ik verheug mij dan ookdat ik zoo even reeds een voorstel
daartoe strekkende heb ondersteund.
Alsnu wordt het voorstel van den heer Scheltema, om Commissarissen te
machtigen tijdelijk 30000 op te nemen in omvraag gebracht en verwor
pen met II tegen 10 stemmen.
Voor stemden: de heeren Juta, Van der Zweep, Le Poole, Scheltema,
Bijleveld, Verster, Cock, DercksenVan der Lith en Van Iterson.
Daarna wordt het voorstel van Commissarissen der gasfabriek, waarmede
Burg. en Weth. zich hebben vereenigdom ten behoeve hunner admini
stratie van gemeentewege ƒ30000 beschikbaar te stellen tegen eene rente
van 5 percent, in omvraag gebracht en aangenomen met 19 tegen 2 stemmen.
Tegen stemdende heeren Cock en Dercksen.
XIV. Verzoek van D. Schretlen C0., ter bekoming van gemeentegrond
aan den Vestwal.
(Zie Ing. St. nos. 816 en 98.)
Het voorstel van Burg. en Weth., om op dit adres afwijzend te beschik
ken wordt zonder beraadslaging aangenomen met 15 tegen 6 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Juta, Van HeukelomDriessenVan Iterson,
Krantz en Van Wensen.
Niets meer aan de orde van den dag zijnde, wordt de vergadering gesloten.
N". 105. Leiden, 17 Mei 1876.
H. Vergunst op den 5den Nov, 1875 eervol ontslagen als agent van
politie, thans in betrekking bij de koninklijke Nederlandsche grofsmederij
alhier, vraagt eene toelage uit de gemeentekas, op grond dat hij wegens
lichaamsgebreken, den dienst heeft moeten verlaten, en die lichaamsgebre
ken zijn ontstaan in en ten gevolge van de uitoefening van zijne betrekking.
Burgemeester en Wethouders komt het voor dat er alle termen bestaan
om aan te nemendat Vergunst ziek is geworden door de waarneming zijner
betrekking, en dat die ziekte zoodanig is verergerd, dat hij tot verder
dienen ongeschikt is geworden; dat Vergunst echter reeds eervol ontslagen
was vóór de inwerkingtreding van de verordening, regelende het pensioen
aan gemeenteambtenaren en bedienden te verstrekkenzoodat die verorde
ning niet op hem kan worden toegepast.
Op grond van billijkheid evenwel stellen Burg. en Weth. voor, aan den
adressant eene jaarlijksche toelage uit de gemeentekas te verleenen van ƒ50
ingaande 1 Januari 1876 welk bedrag ongeveer overeenkomt met den bij
de verordening aangenomen maatstaf van 1/60 gedeelte der inkomsten van
élk dienstjaar.
Naar onze meening kan hier geen quaestie zijn van het verleenen van
eenige toelageen zeer zeker niet in den vorm van pensioenhoeveel
medelijden wij overigens ook mogen gevoelen met een iederdie door
ziekte of zwakte verhinderd wordt zijne betrekking waar te nemen.
Art. 3 n°. III van de verordening regelende het pensioen enz. is niet
van toepassing omdat hier geen sprake kan zijn van eene wond of gebrek
als onmiddellijk gevolg van dienstverrichting, en moge al in deze de dienst
de zeer verwijderde oorzaak zijn van eenen ziekelijken toestand als n°. IV
van art. 3 op het oog heeftv dan zoude voor den requestrant de tienjarige
dienstwelke als voorwaarde is gesteld voor aanspraak op pensioenontbreken.
Maar ook geen toelage in den vorm door Burg. en Weth. bedoeld;
want het zal toch wel geen betoog behoeven, dat het vatten van koude,
en de gevolgen van dienieder raensch te wachten staaten in de aller
eerste plaats zeker agenten van politie, die aan alle weer en wind zijn
blootgesteld; maar is dit nu te qualificeeren met: zijne gezondheid ten offer
brengen aan zijn ambt, of met: lichaamsgebrek ontstaan in en ten gevolge
van de uitoefening van zijne betrekking? Wanneer dit mocht opgaan, dan
staan ons nog vrij wat aanvragen om toelagen te wachten die alle zouden
moeten worden ingewilligd.
Wij vermeenen dat hier geene termen aanwezig zijn, om het verzoek van
H. Vergunst toe te staan en adviseeren alzoo afwijzend.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz.