82
schap een gedeelte ran het kapitaal als dividend aan de rennooten uitgekeerd,
dan is dit onherroepelijk voor de zaak verlorendit is bet geval niet bij de
zaak die ons thans bezig houdt. De 65000, als winst voorgesteld, gaan
in de gemeentekas over. Indien nu later blijkt dat inderdaad de heer Schel-
tema gelijk heeft, cd dat daarin 26000 kapitaal verscholen zijn, dan
kunnen zij weder op het hoofd, waar zij behooren, worden overgeschreven,
iets wat met uitgekeerde dividenden aan deelhebbers in vennootschappen niet
kan geschieden. De heer Cock wenschte gaarne een achterdeurtje te vinden
om de rekening te kunnen goedkeurenik hoop dat ik hem dat hiermede
heb aangewezen.
De heer Scheltema. Naar aanleiding van betgeen door den hecrKrantz
is gezegdwensch ik nogmaals te verklaren dat ik het volste vertrouwen
heb in het. richtige bestuur van heeren Commissarissen. Daarom zou ik zoo
gaarne als ik het maar eenigszins doen kon, mijne stem aan de rekening geven.
Wat verder door den heer Krantz is aangevoerd, doet, geloof ik, hier ter
zake niets af. Op het door den heer De Kanter aangevoerde, ben ik zoo
vrij aan te merken, dat de rekening nog goedgekeurd moet worden,
dus ook het bedrag van de winst nog moet worden bepaald en dat ik niet
begrijp welk onoverkomelijk bezwaar er bestaat om de winst ƒ26000 lager
testellen, als het blijkt dat zij werkelijk zoo veel minder is. Gesteld, dat de
gasfabriek een zeer slecht jaar had gehad en dat er geen winst wasdan
zouden Burg. en Weth. immers wel een middel moeten aanwijzen om het
tekort te dekken. Indien het kapitaal weder mocht worden aangevuld tot
het bedrag zooals het op I Jan. 1875 was en de winst met zooveel
verminderd, zoodat althans het kapitaal der gasfabriek niet is achteruitge
gaan, dan zou ik over al mijne andere bezwaren kunnen heenstappen en
nog voor ditmaal de rekening goedkeuren. Het kapitaal bedroeg 1 Jan.
1875 p.m. ƒ274,000 en op ult°. Dec. 1875 p.m. ƒ248,000. Het heeft
dus een verlies ondergaan van ƒ26000, en dit terwijl de winst ruim ƒ65000
is. Dit kan, dunkt mij, in geen geval. Dat verlies van 26000 moet althans
van de winst af. Er is dus geen 65000 winst. Het is de intentie van
den Baad om onder de inkomsten van de gemeente te brengen de zuivere
werkelijke winst van de gasfabriek, en nu kan de Raad toch moeielijk be
sluiten om als winst van de gasfabriek in de gemeentekas te storten een
bedrag van ƒ65000 wanneer het blijkt dat de winst op verre na zooveel
niet is.
De heer Hartevelt. De Voorzitter heeft voorgesteld de stukken
tot deze zaak betrekkelijk, die van den heer Scheltema zijn uitgegaan, in
handen te stellen van de Commissie voor de gasfabriek en van de Com
missie voor financiën. Ik geloof dat de heer Scheltema zich daarmede
voor het oogenblik kan tevreden stellen want op die wijze komt de zaak
van zelve spoedig weder ter sprake. Het is uit de discussie gebleken
dat zoowel ik als anderen in vele opzichten de bezwaren van den heer
Scheltema deelen. Dit doet dus des te meer verwachten, dat zij in het
vervolg zullen worden opgeheven. Laat dit voor het oogenblik voldoende
zijn. Hoe vele jaren achtereen is de rekening van de stedelijke gasfabriek
op dezelfde wijze opgemaakt, ingediend en goedgekeurd door den Raad als
de nu ingediende over 1875? Noch de heer Cock, noch de heer Schel
tema, die jaren lid van de Commissie van Financiën was, noch ik (ik wil
mij zelf het allerminst verontschuldigen) hebben ooit aanmerking op de
administratie, boekhouding of cijfers gemaakt. Hiermede wil ik niet gezegd-
hebben, dat wij moeten blijven dwalen, indien wij inzien dat wij werkelijk
gedwaald hebben, maar alleen dat de tijd tot verbetering voor het dienst
jaar 1877 eerst zal zijn aangebroken. Het is moeielijk, ja bijna onmoge
lijk, de rekening over 1875 geheel om te werken en de boekhouding over
1876 in de maand Juni e. k. te veranderen. Het is voor mij aan geen
twijfel onderhevig, dat er uit het herstelling- of reservefonds is geput, en
dat dientengevolge winst wordt genoemdwat niet tot de zuivere winst moet
gerekend worden. Om tot het ware cijfer van winst te gerakendoor eene
beter ingerichte boekhouding, zal ik gaarne medewerken, zoodra de geschikte
tijd daartoe zal gekomen zijn en die is m. i. daar, bij de te verwachten
begrooting over 1877. Door nu de rekening over 1875, zooals die is inge
diend, goed te keuren, doen wij geen centime nadeel aan de stadskas, maar
houden alleen de onjuiste voorstelling van de gemaakte zuivere winst.
De heer Cock. De heer De Laat de Kanter spreekt er over alsof de
rekening reeds vastgesteld was en er niets aan te veranderen viel. Neen
het is slechts een concept. Wij zitten er heden juist voor om ze goed te
keuren. Pas als wij onze goedkeuring hebben gegeven is zij vastgesteld en
is bijgevolg de hoegrootheid der winst bepaald en uitgemaakt of die 65000
zal bedragen dan wel 26000 minder. Ook is mij nog gezegd: als het
nader blijkt, dat die 26000 eigenlijk geen winst zijn, dan kunt gij ze
later immers weer terugnemenbegin dus maar met goed te keuren. Dit
is, dunkt mij, geen argument; ik vind het niet rationeel om, bij voor
beeld, iets daarom heden weg te werpen, omdat ik het in mijne macht heb
en ook van plan ben het morgen weer op te rapen. Door den heer Har
tevelt is nog opgemerkt, dat wij allen, en daaronder ook de heer Scheltema
en ikdie rekening reeds jaren lang in dien vorm hebben goedgekeurd.
Dit is volkomen waar en ik beken volmondig ongeveer tien jaren lang ge
dwaald te hebben. Doch daargelaten de vraag of er in die jaren ook
kapitaal voor winst is uitgekeerd, kan ik tot mijne verontschuldiging aan
voeren in de eerste plaats dat ik niet beweer alziende te zijn en evenmin
onfeilbaar, en in de tweede plaatsdat ik als totaal leek in het vak van
industrie en boekhouding, telkens nog al veel ben afgegaan op het gezag
der twee commissiën het meest in deze zaak gemoeid, de Commissie voor
de Gasfabriek en de Commissie van Financiën, waarvan of alle leden, of
minstens de meerderheid uit industrieelen en handelaars bestond of nog
bestaat. Verre van mij die heeren iets kwalijk te nemen of hun eenig
verwijt te willen doen. Ook hun zal wel, evenals ons allen en zeker aan
mij, het een of ander kunnen ontgaan. Maar, wat mij zeiven betreft, nu
ik tien jaren lang heb gedwaald en mij eindelijk de oogen zijn opengegaan
nu het blijkt, dat er werkelijk gedwaald is, nu zet ik ook geen stap
verder op den verkeerden weg.
De heer Bijleveld. Door den heer Le Poole is straks gevraagd, mijn
heer de Voorzitter, of de behandeling van de rekening niet kon worden ver
daagd. Op die vraag is nog geen antwoord gevolgd. Indien uitstel kan
plaats hebben, zoo zou het, geloof ik, zeer wenschelijk zijn daartoe over te
gaan. De Raad bevindt zich m. i. in eene groote moeielijkheid. Verschil
lende bezwaren zijn door den heer Scheltema tegen de rekening en tegen
de wijze van administreeren ingebrachteene weêrlegging of eene erken
ning, dat die bezwaren gegrond zijnis niet vernomen. Door uitstel zoude
aan dc betrokken Commissie en ook aan de Commissie van Financiën gele
genheid worden gegeven haar gevoelen te doen kennen. Zou het niet moge
lijk zijn in het denkbeeld van den heer Le Poole tot verdaging te treden.
De Voorzitter. Alles is mogelijkmaar het is zeker niet wenschelijk
dat deze rekening langer onafgedaan blij vedat veroorzaakt stagnatie in het
geldelijk beheer der gemeente.
De heer Scheltema. Ik heb met zeer veel genoegen gehoord, dat de
voorzitter van de Commissie van Financiën, de heer Hartevelt, al mijne
bezwaren deelt. Maar de heer Hartevelt heeft er bij gevoegd dat ik vroe
ger, als lid der Commissie van Financiën de rekening heb nagezien en goed
gekeurd. Dit is zoo, een paar malen voor 1871, en toen is mij niet in
het oog gevallen dat de boekhouding niet deugde. Ik ben toen niet zoo in
de administratie van de gasfabriek doorgedrongen als nu. Ik durf anders
zeggen dat ik mij vroeger veel met de zaken der gemeente heb bezig ge
houden meer dan menig lid. Maar één lid kan niet alles doen. En bo
vendienvroeger was het niet zoo noodig en was er voor mij geen motief
om meer in de administratie door te dringen. Vroeger gebeurde niet wat
plaats had na 1871, toen ik geen lid van den Raad was, en wat nu bepaald in
het afgeloopen jaar is geschied, dat het kapitaal vermindert, terwijl er ruime
winst wordt uitgekeerd. En vroeger bestond er niet eene zoo sterke neiging
tot verlaging van den prijs van het gas. Dit een en ander heeft er mij nu
toe gebracht om meer in de administratie door te dringen en het heeft mij
veel moeite en werk gekost om op de hoogte te komeD. Nu ik eehter zie
dat mijne bedenkingen vrij algemeen gedeeld worden en dat er verbetering
zal komen ben ik tevreden en zie ik er geen practisch nut in om de reke
ning af te stemmen. Ik zou zelfs, al kan ik er niet vóór stemmengaarne
zien dat zij werd aangenomen.
De heer Krantz. Het is zeer moeielijk, zoo niet onmogelijk, om over
een afgeloopen jaar eene nieuwe wijze van boekhouding in toepassing te
brengen. Men moet de Commissie den noodigen tijd latenom voor een
nieuw dienstjaar maatregelen te kunnen nemen en voorstellen te doen. Ik
blijf echter de meening toegedaandat er geene verandering moet worden
aangenomen voor dat de Regeering eene beslissiug genomen heeft ten opzichte
der adressen uit 's Gravenhage tot haar gericht. Dat de wijze van boekhou
ding, tot nu toe gevolgd, geene ongunstige resultaten heeft geleverd, blijkt
daaruit datniettegenstaande aan de gemeente door de gasfabriek ongeveer
een millioen gulden als winst is uitbetaald, de fabriek nog in het vrije be
zit is van alle gebouwenwerktuigenpijpennet enz. enz.die voor nul op
de balans staan, of beter gezegd daarop niet voorkomen. Er bestaat alzoo
geen bezwaar om de rekening goed te keuren.
De heer Le Poole. Ik moet den heer Bijleveld antwoordendat ik geen
bepaald voorstel tot verdaging heb gedaan; ik heb alleen het denkbeeld tot
uitstel aangegeven opdat de sprekers die nu bezwaar maakten om de reke
ning goed te keurenna betere inlichtingen ontvangen te hebbendaarvan
mochten terugkomen.
De heer Bijleveld. Ik heb straks eene inlichting gevraagd. Uit het
antwoord van den Voorzitter is mij geblekendat bij Burg. en Weth. tegen
het door den heer Le Poole bedoeld uitstel bezwaren bestaan. Ik zal mij
daarbij vooralsnog moeten neerleggen. Een voorstel is door mij niet gedaan.
De heer Dercksen. Dan doe ik het voorstel om de behandeling van de
rekening uit te stellentot na de behandeling der memorie van den heer
Scheltema.
Dat voorstel tot uitstel wordt voldoende ondersteund.
Het wordt verworpen met 11 tegen 8 stemmen.
Voor stemden: de heeren Juta, Le Poole, Scheltema, Bijleveld, Verster,
Cock, Dercksen en Van Iterson.
Daarna wordt de rekening over 1875 in omvraag gebracht en aangeno
men met 14 tegen 4 stemmen.
Tegen stemden: de heeren Scheltema, Verster, Cock en Van Iterson.
De heer Dercksen hield zich buiten stemming.
XIII. Voordracht van Commissarissen der Gasfabriek tot aanvulling van
het bedrijfkapitaal.
(Zie Ing. St. nos. 52, 57, 60 en 97.)
De heer Scheltema. Het is met leedwezen dat ik ook tegen dit voor
stel bedenkingen moet inbrengen. In eene vorige vergadering is door mij
voorgesteld (zie Hand. bl. 65) deze zaak »aan te houdentot dat behan
deld zullen zijn de rekening van de gasfabriek over 1875 en de concept
verordening tot regeling van het beheer der gasfabriek." Dat voorstel is toen
door heeren Commissarissen overgenomen en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen. En nu is toch deze zaak aan de orde gesteld, terwijl de
concept-verordening nog niet is behandeld. Doch ik laat dit nu in het
midden. Ik begrijp dat Commissarissen geld moeten hebben om de winst
uit te keeren nu de rekening aangenomen is. Ik zou dus wel voor deze
voordracht moeten stemmen, indien er niet een ander middel was om tijde
lijk in de behoefte van kasgeld te voorzien, door namelijk bij eene bank-
in richting geld op te nemen en het weder af te lossen zoodra de fabriek het
weer missen kan. Ik zou dit beter achten dan het kapitaal te vergrooten
door inschrijving van het grootboek te verkoopen. Ik zou vreezen dat het
met deze ƒ30000 zal gaan als met de vorige ƒ30000, of wel, zoo als het
met de 26000 gegaan iswant van de vorige 30000 is nog 4000 over.
Zooals het daarmede gegaan is, doet mij onwillekeurig denken aan het balletje
van den goochelaar, dat van onder-den eenen beker naar den tweeden gaat en
dan van onder dezen geheel en al verdwijnt. Zoo ging het met de ƒ26000;
eerst> gingen die van het kapitaal der gasfabriek naar het reservefonds en van
het reservefonds zijn ze verdwenen. Het fonds was op uit. Dec. geheel op
en het kapitaal der fabriek is ƒ26000 minder gebleven. Eene enkele op
merking nog over deze voordracht. Heeren Commissarissen spreken daarin
telkens van «-bedrijfkapitaal." In de voordracht staat dat het bedrijfkapitaal
vroeger bedroeg p.m. ƒ11000 en wel tot in 1873, toen is het vermeerderd.