81
ten betalen om de gasverbruikers goedkoop gas te bezorgen, en dit zal toch
wel niet in de bedoeling liggen van de voorstanders van goedkoop gas,
zelfs niet van den beer Dercksen. Vroeger, toen de prijs ruime winst gaf,
kwam het er minder op aanmaar als men weinig of geen winst wil maken
dan moet men ook precies weten wat het gas kost. Ziedaar het motief dat
ik had. En nu nog een enkel woord over den weg, dien ik ben ingeslagen
om mijn doel te bereiken. Ik heb mijne bedenkingen niet zoo op eens in
deze vergadering te berde willen brengen. Eeeds in Februari heb ik ze
officieus aan een commissaris van de gasfabriek medegedeelddie ze aan
zijne mede-commissarissen heeft overgebracht. Later heb ik mijne memorie
aan den Eaad ingediend. Men kende dus al mijne bedenkingen, maar het
schijnt dat men er geen regard op heeft geslagen. Ik zal er nu niet verder
over spreken ik blijf van gevoelen dat het geen onderwerp is dat voor dis
cussie in eene vergadering als deze vatbaar is. Mocht het later blijken noo-
dig te zijn er nog op terug te komendan zal ik het weer op dezelfde
wijze doen als ik nu gedaan heb. Gaarne had ik gewenscht een achterdeurtje
te vinden om niet tegen de rekening te moeten stemmenmaar nu kan ik
niet anders. Ik weet er niets van of mijne bezwaren al dan niet gedeeld worden,
en toch zou ik dit wel willen weten, althans van Burg. en Weth., die de
rekening hier ter tafel brengen en haar aan de goedkeuring van den Eaad
onderwerpen. Ik ben dus zoo vrij aan Burg. en Weth. deze vraag te doen
Is naar hun gevoelen deze rekeningen dus ook de balans en de winst- en
verlies-rekening, goed opgemaakt en is alzoo naar hunne overtuiging over 1875
werkelijk eene zuivere winst van ruim 65000 behaald? Het zou mij aan
genaam zijn op die vraag een bepaald antwoord te ontvangen.
De Vooezittee. De bedenkingen vervat in uw schrijven komen mij zeer
overwegend voor en met belangstelling zie ik het antwoord van Commissa
rissen der gasfabriek daarop te gemoet. Burg. en Weth. achten het inmid
dels wenschelijk met de behandeling der rekening voort te gaan. Ter
voorkoming van stoornis in den dienst achten zij dit hoog noodig.
De heer Schelt ema. Indien ik u wel begrepen heb, dan worden de be
zwaren door u gedeeld?
De Vooezittee. Ik spreek voor mij. Ik wil wel verklaren dat ik voors
hands vele uwer bemerkingen deel, doch ik behoud mij voor de refutatie
van de Commissie der gasfabriek te vernemenvóór dien tijd behoeft de
zaak dan ook niet besproken te worden.
De heer Scheltema. Dan heb ik alzoo nog geen antwoord van Burg.
en Weth. ontvangen, want dat zij voorstellen de rekening goed te keuren
is geen bepaald antwoord op de door mij gedane vraag.
De Vooezittee. Ik ben begonnen met te zeggen dat geene bezwaren
bij ons bestaanen geloof dat indien gij die vraag tot de Commissie van
Financiën richt, deze ook geen bezwaar zal maken.
De heer Scheltema. Burg. en Weth. stellen dus de goedkeuring voor
alleen omdat de Commissie van Financiën daartoe adviseert. Verder niet.
Ik zal niet verder op een antwoord aandringen en mij eenvoudig er toe
bepalentegen de rekening te stemmen.
De heer Keantz. Met genoegen heb ik uit het voorstel, door den heer
Scheltema gedaan, vernomendat hij het volste vertrouwen stelt, wat het
beheer der gasfabriek aangaat, in Commissarissen en den Directeur. Ik ge
loot niet dat eenig industrieel de bestaande wijze van boekhouden zal volgen,
maar de toestand der gasfabriek is eene geheel abnormale. Het eene oogen-
blik wordt die als eene industrieele zaak beschouwdwaarmede winst mag
behaald worden, en in andere gevallen zegt men, het is eene gemeente
inrichting, al naarmate daaruit de grootste voordeelen te trekken zijn. Dat
eenige wijzigingen in de boekhouding nuttig konden zijn, ontken ik niet.
Om echter thans tot eene verandering te besluiten, acht ik ondoelmafig.
Het is bekend dat de gasverbruikers in den Haag zich tot den Koning
hebben gewend, betreflende het beheer der gasfabrieken, en dat de Minister
van Binnenl. Zaken het adres, met verzoek om advies, aan den Eaad van
State heeft gezonden. Eene beslissing is weldra te verwachten. Wanneer
wij dus nu tot eene verandering besloten zouden spoedig weder wijzigingen
noodzakelijk kunnen worden.
De Vooezittee. Mag ik den heer Krantz opmerken dat wij op dit
oogenblik de rekening van de gasfabriek behandelen?
De heer Haetevelt. Als lid van de Commissie van Financiën moet ik
verklarendat ik bijna geheel bet gevoelen van den heer Scheltema deel.
Ik geloof, dat het zeer wenschelijk is, dat zoo spoedig mogelijk eene nieuwe
wijze van boekhouding bij de gasfabriek worde ingevoerd. Maar ik meen
tevens dat dit niet mogelijk is voor de rekening van 1875 en evenmin voor
die van het loopende jaar. Ik zou dus wenschen dat die nieuwe wijze
van boekhouding voor 1877 in toepassing werd gebracht. Dan eerst zal
het mogelijk zijn te verwezenlijken wat dat geachte lid en ik wenschen. Nu
dient de rekening over 1875 te worden goedgekeurd, anders zouden er
moeielijkbeden en storing ontstaan.
De heer Le Poole. Het betreft hier eene quaestie van cijfersdaarom
meen ik dat de bedenkingen van den heer Scheltema in deze vergadering
hadden moeten worden behandeld. Zijne bezwaren zijn bijtijds ingebracht.
Zij hadden vóór de behandeling der rekening in overweging moeten worden
genomen. Het is nu de vraag of dit nog niet zou kunnen geschieden
door uitstel der beraadslaging over de rekening tot eene volgende vergade
ring om dan terzelfder tijd de gasfabriek met al de onderwerpendie
daarover aan de orde zijn in behandeling te nemen.
De Vooezittee, Zoowel de heer Hartevelt als ik hebben straks gezegd,
dat wij vele van de bezwaren van den heer Scheltema deelen maar dit kan
geen invloed uitoefenen op de rekening die thans aanhangig is. De voor
stellen van den heer Scheltema zullen later het onderwerp van behande
ling uitmaken. Ik wenschte de Commissie voor de gasfabriek in staat te
stellen op de bedenkingen van den heer Scheltema te antwoorden.
De heer Cock. Het doet ook mij leed dat ik niet voor deze rekening
kan stemmen. Ik had gaarne gewenscht dat ik een achterdeurtje, of liever
een goed deurtje, had kunnen vinden, om mijne stem ten voordeele daarvan
uit te brengen, en zag dan ook reikhalzend uit naar eenig antwoord of
wederlegging der memorie van den heer Scheltema, die mij daartoe in
staat zou kunnen stellen. Maar de memorie van den heer Scheltema be
vindt zich reeds ongeveer 14 dagen in onze handen. De discussie over de
rekening der gascommissie werd in de vergadering van 20 April uitgesteld
omdat de heer Scheltema eene memorie over de cijfers zou indienenwaar
over het moeielijk is dadelijk in eene vergadering te beraadslagen. Nu
echter de memorie geruimen tijd ter onzer kennis is gebracht, had ik ge
dacht dat Burg. en Weth. of de Commissie voor de gasfabriek zich beijverd
zouden hebben die memorie te beantwoorden of te wederleggen. Niets van
dat alles is gebeurd, zoodat wij tot nog»toe maar niet te weten kunnen
komenof Burg. en Weth. en de gascommissie den inhoud dier memorie
al of niet beamen. Er is een spreekwoord, dat zegt: »die zwijgt con
senteert," en al moge dat spreekwoord niet altoos opgaan, het heeft hier
al den schijn van volkomen toepasselijk te zijn. Ik kan dus, hoe gaarne
ik ook zou willen, niet voorstemmen. Men zegt wei de Eaad heeft reeds
zoo dikwerf zoodanige rekening goedgekeurd, en ik zelf heb daartoe mede
gewerktmaar nu zijn mijne oogen open gegaan. Over 1875 is er vol
gens deze concept-rekening eene zoogenaamde winst van 65000 gemaakt.
Ik merk nog tusschen twee haakjes op, dat dit ƒ4000 beneden de raming
is. En toch is dat bedrag van ƒ65000 niet anders kunnen verkregen wor
den dan door onder de winst op te nemen een zeker deel van het kapitaal
der gemeente Leidenp. m26000 grootdat door den trechter van be-
drijfkapitaal en vervolgens van reservefonds in de winstberekening is geko
men. Daar onder de bronnen van inkomst, waarmede de stad Leiden hare
gewone uitgaven bestrijdtde winst der gasfabriek eene voorname plaats
bekleedt, komt de zaak feitelijk hierop neer, dat wij in 1875 van kapitaal
zullen geleefd hebbenhetwelk door ons zoodoende zal opgemaakt zijn.
Herhaaldelijk heb ik mij vroeger in dezen Eaad verzet tegen elke poging
om gewone uitgaven door verkoop van kapitaal te dekken en er op gewezen
hoe zulk een stelseldat reeds zoo menig particuliere huishouding te gronde
heeft gericht, noodzakelijk hetzelfde gevolg voor onze gemeente moet heb
ben. Ik zou anders gaarne wenschen dat ik een middel kon vinden om
de rekening goed te keurenmaar als ik mij deze daadzaken voor oogen
stel, dan kan, dan mag ik dat niet doen. Ook zie ik niet dat eenig voor
stel van den heer Scheltema spoedig zal worden behandeld of dat zijne
bezwaren zijn of zullen worden opgelost. Wel zegt men mij: begin maar
met die bezwareu op zijde te stellen en keur de rekening goed; later zullen
zij te berde komendat is eene quaestie van nadere zorgdie wij later
zullen behandelen. Doch ik antwoord hieropdat zou men vergeve mij
de triviale uitdrukking mostaard na den maaltijd zijn. Stel, wat ik bijna
begin te vooronderstellendat Burg. en Weth. en de gascommissie zich later
met de denkbeelden van den heer Scheltema in hoofdzaak vereenigenwat
helpt mij dat danals deze rekening reeds is goedgekeurd Hoogstwaar
schijnlijk zullen in dat geval de zoo noodzakelijke hervormingen pas in 1877
ingevoerd worden. Dat duurt mij te lang. Tot mijn leedwezen moet ik
mij dus tegen de goedkeuring van de rekening verklaren. Men heeft ge
zegdhet betreft hier eene zaak van goede trouw; de zaken der gasfabriek
worden eerlijk behandeld. Ik geef dit laatste volkomen toe. Van het
tegenovergestelde is er hoegenaamd geen sprake, maar dat is nog niet vol
doende om eene rekening goed te keuren. Het toezicht van den Eaad
over eene gemeente-instelling als deze, zooals het vooral bij het onderzoek
en de goedkeuring der rekening wordt uitgeoefend gaat mijn inziens verder
dan het bloot constateerendat er geen fouter; in de cijfers zijndat alles
eerlijk in zijn werk is gegaan, dat er geene uitgaven zijn geboekt, die
niet door quitantiën of andere bewijzen worden gestaafd, enz. enz. Het
omvat tevensdunkt mij het onderzoek naar de vraagof de wijze van
adrainistreeren volkomen rationeel is, of de wijze van boekhouding deugde
lijk is, en verder ookof er soms onder den schijn van winst geen kapitaal
wordt uitgedeeld. Juist deze laatste punten worden door den heer Scheltema
op bescheiden wijze in twijfel getrokken en zijn beweren is in deze discussie
door niemand ontkend, veel minder wederlegd. Ik wil volstrekt Burg. en
Weth. en de gascommissie geen moeielijkheden in den weg leggen ik wil
volstrekt geene stoornis veroorzakendie den geregelden gang der zaken
onmogelijk zou makendoch daarvan behoeft geen spraak te zijn. Voor
hem, die werkelijk wil, is hier op aarde bijna niets totaal onmogelijk.
Men getrooste zich eenige betrekkelijk geringe moeielijkheden. De invoe
ring, zoo spoedig mogelijk, ook over het reeds verloopen jaar, van eene
goede winstberekening en goede wijze van boekhouden is die moeite wel
waard. En daarom zal ik tegen deze rekening stemmen.
De Vooezittee. Wat er ook in het vervolg mocht worden besloten
omtrent de wijze van boekhouding bij de gasfabriek, dat kan van geen
invloed zijn op de rekening van 1875, die thans aan onze beraadslagingen
is onderworpen, evenmin als op de rekening over den loopenden dienst,
waarbij men dezelfde wijze van boekhouding heeft gevolgd. Daarom
meenen Burg. en Weth. dat de behandeling der rekening over 1875 niet
behoort uitgesteld te worden. Besloot men tot uitsteldan zouden er
groote moeielijkheden in de geldelijke aangelegenheden van de gemeente
ontstaan. Afdoening der zaak is dus hoogst wenschelijk.
De heer Cock. Ik heb zoo aanstonds reeds gezegd dat ik noch Burg.
en Weth. noch de Commissie voor de gasfabriek eenige mceielijkheid wil
veroorzaken. Dat behoeft ook het geval niet te zijn. Hoewel ik in den
volsten zin des woords een leek in het vak van boekhouden benhoud ik
mij toch overtuigd dat er een middel te vinden is óm zonder te veel stoor
nis, zoo spoedig mogelijk uit den verkeerden toestand te geraken. Ik laat
dit aan meer deskundigen over. Als leek zou ik denken, dat het eenvou
digste middel het beste was, en voorstellen de winst, volgens het concept
geraamd op ƒ65000, te verminderen met die ƒ26000, uit den verkoop
van kapitaal afkomstig, en te stellen op ƒ39000. Ik kan er niet toe
komen de handelwijze na te volgen van sommige insoliede naamlooze ven
nootschappen waarvoor men dan ook al zeer leeiijke namen heeft. Ik be
doel die maatschappijenaan welke men verwijt dat zij hare balansen zoo
danig inrichtendat er groote dividenden kunnen worden uitgedeeldwelke
dividenden echter in werkelijkheid van het kapitaal zijn afgenomen.
De heer De Laat de Kantee. Het komt mij voor, dat het middel door
den vorigen spreker aangegevenonuitvoerbaar is. Wij kunnen de rekening
goed- of afkeuren maar niet 26000 van de winst afschrijven. Wat nu
zijne vergelijking van de gasfabriek met eene vennootschap betreft, zooals
gewoonlijk, gaat ook deze vergelijking mank: wordt toch bij eene vennoot-