80 De Voorzitter deelt mede: 1°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dd. 2/5 Mei, n°. 59, houdende goedkeuring van een staat van af- en overschrijving op de begrooting der dienstdoende schutterij, over 1875. 2°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dd. 9/2 Mei, n°. 48/3 en n®. 47/1 en 18/19 Mei, n®. 48, houdende goedkeuring van de raadsbesluiten van 20 April en 1 Mei, tot vermindering van het kapi taal der gemeente in de Bank van Leening met 20000tot verhuring van de huisjes buiten de voormalige Wittepoort en op de Aalmarkt, en tot af stand van grond en water bij de voormalige Hoogewoerdspoort aan J. J. Hasselbach en H. M. 1). Van Gelder. 3°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dd. 9/13 Mei, n°. 34, houdende goedkeuring van het raadsbesluit van 30 Maart, tot af stand van het Bonhuis c. a. aan den heer J. Seheltema, met dispensatie van Art. 1506 van het Burgerlijk Wetboek. 4°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dd. 17 Mei, n°. 13, houdende goedkeuring van het kohier der plaatselijke directe belas ting over 1876. Deze dispositiën worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over 1°. Adressen van Meijer c. s. te Rotterdam en de Afdeelingen Zoetermeer, Leiden en omstreken en Rijnsaterwoudevan de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, tot uitbreiding van de Beestenmarkt. 2°. Adres van J. Fontein, om twee stoepen te leggen op de Marendorps- achtergracht. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van Burg. en Weth. 3°. Adres van J. Van der Wiel, om gebruik van een stukje grond aan den Nieuwen Rijn. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën. 4°. Voorstel van den beer J. Seheltema, betrekkelijk de boekhouding bij de Gasfabriek. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te stellen in handen van Commissarissen der Gasfabriek en van de Commissie van Financiën. 5°. Adres van J. Wiekbart, eervol ontslagen agent van politie, om pensioen. Wordt besloten, overeenkomstig de voordracht, dit te renvoieeren aan Burg. en Weth. ter beschikking, 6°. Rekening der dienstdoende schutterij, over 1875. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën. 7°. Voordrachten voor de benoeming van hulponderwijzers en hulponder wijzeressen. Deze worden ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd. Aan de orde is: I. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1876 (Pensioens-bijdragen van gemeente-ambtenaren. (Zie Ing. St. nos. 42 en 85.) De heer Hartevelt. Mij dunkt dat de goedkeuring van dezen staat ten nauwste samenhangt met het verzoek veo de Commissie van Financiën om eenen volledigen staat over al de ambtenaren die in de categorie van pen sioen vallen. Eerst na goedkeuring daarvan kan het cijfer of op f 1500 of op minder worden vastgesteld. Ik raad dit alleen uit voorzichtigheid aan. De Commissie van Financiën heeft geen bepaald voorstel gedaan. Alleen heeft zij gevraagd of de Raad aan Burg. en Weth. wil verzoeken de over legging van eenen volledigen staat, opdat de Raad gelegenheid hebbe eene decisie te nemen. Ik wil gaarne zeggen waarom de Commissie dit verzoek tot Burg. en Weth. wenscht te zien gericht. Indertijd, toen de verordening werd vastgesteldis door mij o. a. gezegd dat ik er vrede mede hadmaar dat men bij de toepassing der verordening moest toezien dat geene men- schen toetreden die er niet in te huis behooren. Daarop is toen geantwoord daar behoort de Commissie van Financiën voor te zorgen. Ik meen dat dit niet de roeping van de Commissie van Financiën is. Nu eenmaal die woor den tot haar zijn gekomen, nu is het de verstandigste weg dat de Raad zelf wete wie in het genot van pensioen gesteld moet worden en wie niet. De heer De Fremery. Ik geloof dat na de vaststelling dezer verordening de uitvoering in den regel aan Burg. en Weth. is opgedragen. Ik maak echter geen bezwaar om aan het verzoek van de Commissie van Financiën te voldoen. Wellicht is dit op zich zelf ook goed, omdat daardoor quaes- tiën, die later zouden kunnen worden geopperd nu vooraf kunnen worden besproken. Bij die bespreking zou ik dan wel wenschen de gelegenheid te geven daarin verbeteringen voor te stellen. Ik heb derhalve tegen het verzoek geen bezwaar en wensch dat de discussiën daarover dus nu zullen worden uitgesteld waarom ik voor het oogenblik daaraan ook niets meer zal toevoegen. De Voorzitter. Burg. en Weth. meenden dat art. 1 der verordening duidelijk genoeg is om tot maatstaf te dienen. Zij vinden echter geen be zwaar de verlangde staten over te leggendaardoor zal toch een verschil van opvatting, dat later tot moeilijkheden zou leiden, voorkomen worden. Ik stel voor dit punt aan te houden en den suppletoiren staat goed te keuren. De heer Cock. Kan die goedkeuring wel plaats hebbenzoo lang het nog onzeker is wie deelgerechtigden zijn? De heer Habtevelt. De staat is slechts eene raming van inkomsten en door dien nu goed te keuren hechten wij ons zegel niet aan alles wat op de voorloopige lijst voorkomt, waaruit het cijfer van /1500 is getrokken. Zoo beschouwd heeft de Commissie van Financiën geen bezwaar gemaakt die begrooting goed te keuren. De beer CocK. Ik wil mij er gaarne bij neerleggen, vooral nu terecht is opgemerkt, dat wij hier slechts met eene raming te doen hebben. Intus- schen zij het mij geoorloofd te dezer gelegenheid in herinnering te brengen het bepaalde in art. 10 der pensioen-verordening. Dit art. luidt aldus: «In geen geval kan teruggave worden gevorderd van de verstrekte bijdrage." Het zal dus raadzaam zijn met de zaak eenigen spoed te maken en althans geene bijdragen te innen van personen van welke het genoegzaam zeker is dat zij geen recht op pensioen hebben. De heer De Laat de Kanter. Dat kan, dunkt mij, niet slaan op dege nen die bijgedragen hebben zonder in de termen der verordening te vallen. Ik geloof niet dat dat de bedoeling van het artikel zijn kan. De heer Cock. Het is m. i. zeer twijfelachtig. De bepaling van art. 10 is van publiek-rechterlijken aard en ik zou waarlijk op het oogenblik niet durven beslissen, in hoeverre de regels van het gewone privaat-recht, door den vorigen spreker waarschijnlijk bedoelddaaraan te kort zullen mogen doen. Aangenomen nu dat de zaak quaestieus is, zoude het dan maar niet beter zijn zoodanig te bandelen, dat eene mogelijke quaestie vermeden werd? De Voorzitter. Thans zal ik in rondvraag brengen voorloopig de ra ming goed te keureD. Burg. en Weth. zeggen de overlegging van den staat toe met eene memorie van toelichting. Met algemeene stemmen wordt de begrooting-staat goedgekeurd. II. Voordracht tot uitbreiding van het hulppersoneel aan de school n°. 1 voor minvermogenden. ($ie Ing. St. nos. 86 en 99.) Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen, III. Verzoek van P. J. H. Kuyper van Harpen, om een schuitenhuis te plaatsen in de singelgracht bij de voormalige Heerenpoort. (Zie Ing. St. n°. 87.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming toegestaan. IV. Verzoek van J. T. Borgman, om ontslag als hulponderwijzer aan de school n°. I voor minvermogenden. (Zie Ing. St. n°. 92.) Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. V. Suppletoire begrooting van het Nederlandsch Israëlietisch armbestuur, dienst 1875. (Zie Ing. St. n°. 93.) Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen goedgekeurd. De heer Bijleveld komt ter vergadering. VI. Suppletoire begrooting en staat van af- en overschrijving, dienst 1875, van het R. Kath. Wees- en Oudeliedenhuis. (Zie Ing. St. n°. 90.) Goedgekeurd als voren. VII. Idem als voren van het R. Kath. Armbestuur. (Zie Ing. St. n°. 91.) Goedgekeurd als voren. VIII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1875, van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. n°. 100.) Goedgekeurd als voren. IX. Voordracht tot aankoop van Inschrijving op het Grootboek, met sup pletoiren staat der gemeente-begrooting, dienst 1875. (Zie Ing. St. nos. 96 en 101.) Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. X. Rekening van het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis over 1875. (Zie Ing. St. no. 80.) Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen goedgekeurd, XI. Rekening van de Stads Bank van Leening, over 1875. (Zie Ing. St. n°. 81.) Gedurende de behandeling van dit punt is de heer Cockals commissaris der bank afwezig. Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen goedgekeurd. XII. Rekening van de Stedelijke Gasfabriek, over 1875. (Zie Ing. St. n°. 74.) De heeren Du Rieu, De Fremery en Van Wensen, commissarissen dier inrichting, zijn bij de behandeling dezer zaak afwezig. De heer Scheltema. Mijnheer de Voorzitter. Als niemand het woord vraagtwensch ik een paar woorden te zeggen. Ik had gaarne gewenscht aan de goedkeuring van deze rekening mijne stem te kunnen geyen, maar tot mijn leedwezen kan ik dat niet doen. Ik heb mijne bedenkingen tegen de administratie in het algemeen en ook tegen deze rekening medegedeeld. Geene enkele daarvan is wederlegd. Ik wensch nu nog met een enkel woord iets te releveeren, dat ik in mijne memorie verzuimd hebnamelijk, welk mo tief ik had om mij nu zoo bijzonder met de administratie der gasfabriek te bemoeien. Bij de behandeling der begrooting in de sectiën is ter sprake gekomen de verlaging van den gasprijs. Op nieuw gingen er zelfs stemmen op om het gas te leveren tegen den kostende:: prijs. Ik laat nu de quaestie, of het wenschelijk of geoorloofd is dat de gemeente winst maakt, geheel in het midden. Maar zoo de Raad den weg tot lager gasprijs nog verder op wilen vooral als hij zoover gaan wil om zonder winst en tegen den kos- tenden prijs te leverendan is het noodzakelijk dat men nauwkeurig en juist wete wat de kostende prijs is; want anders kon het wel eens zijn dat het gas met verlies werd geleverd en dat de belastingschuldigen zouden moe-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 2