59
INGEKOMEN STEKKEN
ter inzage van de leden nedergelegd.
N°. 73. Aan Burgemeester, Wethouders en Leden van den Baad der
Gemeente Leiden.
Geven ondergeteekendenveehouders en belangstellenden in den bloei der
Leidsche veemarkt, met verschuldigden eerbied te kennen, dat zij met ge
noegen kennis hebben genomen van het adres van G. Tibboel c. 8. waarin
om vergrooting en verbetering van de veemarkt wordt verzocht
dat werkelijk bij den jaarlijks vermeerderenden toevoer van vee de tegen
woordige toestand van de veemarkt onhoudbaar wordt;
dat zij toch, wel verre van den kooplieden gelegenheid te geven om
hunne ten verkoop aangeboden waar uit te stallenben noodzaakt hun vee
zoodanig zamen te dringen, dat het voor de koopers onmogelijk wordt het
vee nauwkeurig te bezichtigen
dat de beperkte ruimte niet zelden de toegangen tot de markt doet ver
sperren en de doorgangen door de opeengehoopte uitwerpselen onbegaanbaar
maakt;
dat door gebrek aan ruimte de gelegenheid benomen wordt om de ver
schillende soorten van vee behoorlijk van elkander af te scheiden en het
niet geheel afzonderen van de mannelijke en vrouwelijke fokdierendikwijls
gevaar voor de marktbezoekers doet ontstaan
dat om gevolg te kunnen geven aan de circulaire van den Commissaris
des Konings in de provincie Zuid-Holland van 14 April 11. betreffende toe
zicht op de veemarktenverbetering en uitbreiding der Leidsche nood
zakelijk is.
Om al welke redenen de ondergeteekenden U E.-Achtb. beleefdelijk ver
zoeken het verzoek van G. Tibboel>c. s. wel in gunstige overweging te wil
len nemen.
't Welk doende enz.
P. Bosch, J. H. Van Sillevoldt, te Oegstgeest; H. G. Van Leyden
Jb. Ouwersloot, A. Bol Az., A. Bol Az. Jr.; J. Muller, P. De Wit,
H. Vlasveld, C. Van der Nagel, J. VarkevisserA. Bol Dz.
Valkenburg, 24 April 1876.
N". 74. Leiden, den 27 April 1876.
De Commissie van Financiën geene bedenkingen hebbende tegen de in
hare handen gestelde rekening der stedelijke gasfabriek over 1875, heeft de
eer u te raden die op te nemen en goed te keuren, als: le die van de gasfa
briek: in ontvangst tot eene som van 223277.53|-; in uitgaaf tot eene
som van 198101.76^, sluitende met een voordeelig saldo van 25175.77
2e die van het reservefonds in ontvangst ten bedrage van 45264.08 in uit
gaaf ten bedrage van 42359.70^, sluitende met een voordeelig saldo van
ƒ2894.371-, welke beide voordeelige sloten de rendanten in hunne respec
tieve eerstvolgende rekeningen gehouden zijn in ontvangst te verantwoorden.
Tevens stelt de Commissie u vooringevolge art. 11 3e alinea der ver
ordening van 14 Mei 1858 (Gembl. N°. 1), de winst over dat jaar, ten
bedrage van ƒ65814.551- te storten in de gemeentekas op dm dienst van
den jare 1875 en daarvan aan te wenden eene som van ƒ5000 tot aankoop
van inschrijving of aflossing van schuld.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
N°. 7ft. Leiden 2S April 1876.
Onder overlegging van het adres van den hulponderwijzer A. Waasdorp,
om ontslag uit zijne betrekking aan de openbare school voor voorbereidend
meer uitgebreid lager onderwijs der 2e klasse, met 1 Juni e. k., hebben
wij de eer uwe vergadering, overeenkomstig bijgevoegd rapport van den
hoofdonderwijzerte adviseeren het gevraagd ontslag eervol te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Wei-Edel Achtbare Ileeren Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden. x
De ondergeteekendehulponderwijzer aan de openbare school voor voor
bereidend onderwijs der 2e klasse voor jongens en meisjes, verzoekt bij
dezen zijn ontslag uit die betrekking tegen 1® Juni 1876, wegens vertrek
uit deze gemeente naar Haarlem.
Uw Dienstw. Dienaar,
A. Waasdokp.
Leiden, 26 April 1876.
Ter voldoening aan uwe apostille van heden, n°. 694. heb ik ce eer u
te berichtendat ik geen bezwaar heb tegen de inwilliging van het verzoek
van den hulponderwijzer A. Waasdorp.
De hoofdonderwijzer,
J. A. Van Dijk.
Aan den Heer Burgemeester der Gemeente Leiden.
N°. 76. Leiden, 24 April 1876.
Tegen het door ons college voorloopig vastgesteld kohier der plaatselijke
directe belasting, dienst 1876, is ééne reclame ingekomen, namelijk van
den heer J. A. Van Dijkhoofdonderwijzer alhier. Reclamant acht zich
bezwaard met de taxatie van de huurwaarde van de hem toegewezen woning
op de Oude Vest en verzoekt dat eene her-taxatie plaats moge hebben.
Wij hebben gemeend de reclame niet, zooals in den regel geschiedt, in
handen te moeten stellen van HH. schatters, ten einde de huurwaarde te
doen taxeeren door andere schatters dan door wien de eerste schatting is
geschied en zulks op grond dat wij bij nadere overweging tot de overtuiging
zijn gekomen dat in casu van geene schatting der huurwaarde sprake be
hoeft te wezenaangezien de huurwaarde geacht moet worden reeds te zijn
vastgesteld, tengevolge van de bepaling dat aan de hoofdonderwijzers, wan
neer hun geen vrije woning is toegekend, voor het gemis daarvan eene
vergoeding van ƒ300 per jaar wordt uitgekeerd. Aan den hoofdonderwijzer
der Tusschenschool is, zooals uwe vergadering bekend zal zijn, bij raads
besluit van 9 Juli 1874 als woning aangewezen het voorste gedeelte van het
voormalig Nosocomium op de Oude Vest, op grond dat dit gebouw voor
onderwijzerswoning zeer geschikt was te achten en het wenschelijk was dat
de hoofdonderwijzer zoude wonen in de onmiddellijke nabijheid van de
onder zijne leiding staande school. Bovendien was deze maatregel in het
financieel belang der gemeente, vermits de kosten der inrichting van het
gebouw tot woning slechts zouden bedragen ƒ3300, bij raadsbesluit van 29
HANDD, OEM. 1876.
December 1874 verhoogd tot ƒ4100, en alzoo de renten daarvan minder
zouden beloopen dan de vergoeding voor gemis van vrije woning ad ƒ300.
In de gegeven omstandigheden zouden wij het nu onbillijk achten zoo
voor den aanslag van reclamant in aanmerking werd genomen de werkelijke
huurwaarde van de hem als hoofdonderwijzer aangewezen woning, hetgeen
zeker niet zoude wezen overeenkomstig de bedoeling van de gemeentewet,
die wil dat de plaatselijke directe belastingen geheven worden naar grond
slagendie voor een redelijken maatstaf van het inkomen der belastingschul
digen te bouden zijn en in casu de hoogere huurwaarde van de bedoelde
woning dan 300 in geenen deele kan worden aangemerkt als eene
aanwijzing dat reclamant's inkomen daarmede in verhouding staat, hetgeen
alleen gezegd kan worden van het meubilair en de beide andere grondslagen
der belasting. Hetzelfde stelsel is eenigermate aangenomen bij de onlangs
door uwe vergadering vastgestelde verordening regelende het pensioen aan
gemeente-ambtenaren en bedienden te verstrekkenwaarin is bepaald dat
voor den grondslag van het pensioen de vrije woning wordt getaxeerdtenzij
de vergoeding daarvoor reeds is aangegeven en dienovereenkomstig is dan
ook die vergoeding voor reclamant op 300 door ons vastgesteld.
Op grond van een en ander stellen wij u voor om, met inachtneming
van eene huurwaarde van ƒ300, reclamant's aanslag terug te brengen op
65.54 en het kohier vast te stellen op ƒ106141.00, ten einde aan de
goedkeuring van HH. Gedeputeerde Staten te worden onderworpen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Johannes Adrianüs Van Dijk,
hoofdonderwijzer der openbare school op de Oude Vest alhier,
dat naar zijne bcscheidene meening de huurwaarde der hem verschafte
vrije woning te hoog is geschat en wel op 600
dat hij dientengevolge op het kohier der plaatselijke belasting voor het
jaar 1876 is aangeslagen tot een bedrag van ƒ125.60 na aftrek van 12 pCt.
voor zes kinderen beneden de 18 jaren, zoodat de volle aanslag bedragen
zoude ƒ142.73,
dat hij reden heeft om te vermoedendat heeren schatters niet of niet
voldoende in het oog hebben gehoudendat adressant geene op zich zelve
staande woning in gebruik heeft, maar een deel van een zeer groot gebouw,
waarvan het andere deel tot openbare school is ingericht.
Bedenen, waarom hij verzoekt, dat overeenkomstig de verordening van
den 1 Iden Nov./20sten Dec. 1869, art. 5, de gedane schatting aan eene
herziening worde onderworpen.
Hetwelk doende
J. A. Van Dijk.
Leiden, 28 April 1876.
Met de conclusie van het rapport van Burg. en Weth. aangaande de
reclame van den heer J. A. Van Dijk tegen zijnen aanslag op het voor
loopig vastgesteld kohier der plaatselijke directe belasting van dit jaar kunnen
wij ons zeer wel vereenigenzoodat wij uwe vergadering voorstellen als
grondslag der huurwaarde voor den aanslag van reclamant aan te nemen de
som van 300, gelijkstaande met de vergoeding die voor de hoofdonderwijzers
en hoofdonderwijzeressen wegens gemis van vrije woning is vastgesteld.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
N°. 77 en 78. Leiden, 28 April 1876.
De Commissie van Financiën heeft geene bedenkingen tegen de voorstel
len van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van de beide huisjes op
de Aalmarkt, afkomstig van de voormalige administratie der vereenigdc
Gast- en Leproosbuizen, en betrekkelijk de vermindering van het kapitaal
der gemeente in de Bank van Leening met ƒ20000, te bestemmen voor
aankoop van Inschrijving op het Grootboek.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
N°. 79. Leiden, 24 April 1876.
Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leggen een
staat, vermeldende de namen van eenige aangeslagenen in de plaatselijke
directe belasting over het jaar 1875, die in den loop van dat jaar de ge
meente hebben verlaten met voorstel om aan die personen gedeeltelijke af
schrijving of restitutie fe verleenen, tot een bedrag als in de 11de kolom
van dien staat is aangewezen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 27 April 1876.
De Commissie van Financiënin wier handen werd gesteldten fine van
bericht en raad, eene lijst van personen, die in den loop van het jaar 1875
de gemeente verlieten en in de plaatselijke directe belasting over dat jaar
waren aangeslagenheeft de eer u te raden om de door Burgemeester en
Wethouders voorgestelde afschrijving en restitutie te verleenen, en wel voor
de sommen als in kolom 11 dier lijst zijn uitgetrokkentot een gezamen
lijk bedrag van 155.32.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën enz.
N°. 80. Leiden, April 1S76.
De Commissie van Financiën heeft de in hare handen gestelde rekening
en verantwoording der ontvangsten en uitgaven van het Evang. Luthersch
Wees- en Oudeliedenhuis over 1875 onderzocht, en daarop geene beden
kingen gevonden. Zij heeft de eer u aan te raden die goed te keuren
in ontvangst tot een bedrag van ƒ6635.50^-, in uitgaaf tot een bedrag van
6635.50^-, alzoo sluitende quite.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz.
N®. 81. Leiden, 27 April 1876.
De Commissie van Financiënin wier handen werd gesteldten fine van
bericht en raad, de rekening der Stads Bank van Leening over 1875, heeft
de eer u te berichten, dat zij daarop geene aanmerking heeft en raadt u
die goed te keuren in ontvangst ad 277061.06, in uitgaaf ad ƒ213904.861-,
alzoo opleverende een saldo van 33156.19^, hetgeen bij de eerstvolgende
rekening in ontvangst zal moeten worden verantwoord.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. 1)1!ABBL.