64
heer Bijleveld in bedenking om een amendement tot weglating van punt 7
voor te stellen.
De heer Van Hettinga Tromp. Eene enkele aanmerking. De orgel
draaier, die met zijn orgel zich op straat beweegt, wordt gelijkgesteld met
den neringdoendedie met zijne waar de straat passeert. Er is toch tus-
schen beiden, met het oog op deze verordening, een groot verschil. Een
koopvrouw met haar visch of sinaasappelen en dergelijke passeeren de
straat als middel Dot vervoerkeen orgeldraaier echter gebruikt den publieken
weg om daarop zijn bedrijf uit te oefenen, even als de met hen gelijkge
stelde kunstenmakers. Daarom ben ik er voor de belasting voor deze per
sonen te behouden.
De heer Hartevelt. Zoude het niét mogelijk zijn de bepaling wat de
orgeldraaiers betreft weg te latendoor ze eenvoudig te weren P In den
regel Worden de ingezetenen onthaald op slechte en valsche muziekhetgeen
tamelijk Vervelend is.
De1 heer Dijieveld. Ik gelöof dat dit bezwaar wel opgeheven kan wor
denwant volgens de politie-verordeninghebt gij, mijnheer de Voorzitter,
de bevoegdheid1 de orgeldraaiers té beletten óp de straat te spelendoor
hen eenvoudig de vergunning daartoe te weigeren. Gij hebt, zooals men
zegthet heft in handen. Het is dus in elk geval onnoodig die personen
langs een omweg te Weren.
De heer De Fremery. Ik herbaal mijn voorstelom in plaats van punt
7 te lezenBij uitzondering wordt ook door orgeldraaiers en kunstenaars,
die op de straat hun beroep uitoefenen eenmaal betaald f 0.30.
De heer Goudsmit. Ik moet mij tegen dit voorstel verklarenimmers
vestigt het een niet te verdedigen willekeur. Wat zou regel, wat uitzon
dering zijn?
De heer De Eremery. De uitzondering wordt genoemd.
De heer Bijleveld. Ik ondersteun het denkbeeld van den heer Goudsmit,
die door eene wijziging in de redactie volkomen aan mijn bezwaar te ge-
moet komt.
De heer Dercksen. Ik geloof dat het voorstel van den heer Goudsmit
onnoodig zal zijn, want zijn denkbeeld komt geheel voor sub n°. 5, dat
voldoende uitdrukt hetgeen de heer Goudsmit wil. Alleen blijft dus de
vraag openof ambulante personen zullen moeten betalen. Daar ben ik
echter tegen om de redenen door den heer Bijleveld aangegeven. Nemen
zij eene vaste standplaats in, dan is daaromtrent, zooals ikzeide, onder punt
5 eene bepaling gemaakt.
De Voorzitter. Het voorstel van den heer Goudsmit luidtOrgeldraaiers
of kunstenaars, voor zoover zij door hun toestel eenige ruimte van de
straat innemen, betalen eenmaal 0.30.
De heer Goudsmit. Ik zou, mijnheer de Voorzitter, liever zeggen
«orgeldraaiers en kunstvertooners" in plaats van «kunstenaars" waarbij men
onwillekeurig denkt a n de Kossi's, Kistori's en tutti quanti.
Het voorstel van den heer Goudsmit wordt voldoende ondersteund.
In stemming gebrachtwordt het verworpen met 14 tegen 8 stemmen.
Voor stemden: de heeren Van der Lith, Van Wensen, Hartevelt, De
Laat de Kanter, Goudsmit, Van Heukelom, Bijleveld en de Voorzitter.
De heer Dercksen. Komt nu het voorstel om punt 7 te doen vervallen
in stemming, of zal het voorstel van Burg. en Weth. voorgaanP
De heer Van Iterson. Dit komt, geloof ik, op hetzelfde neder.
Punt 7, zooals dit door Burg. en Weth. is voorgesteld, alsnu in omvraag
gebracht, wordt aangenomen met 16 tegen 6 stemmen.
Tegen stemdende heeren Van ItersonDercksenLe PooleGoudsmit,
Van Heukelom en Bijleveld.
De heer De Laat de Kanter. Misschien kom ik eenigszins te laat,
maar ik geloof dat de opmerking van den heer Goudsmit juist was en dat
het woord «kunstenaars" door «kunstvertooners" behoort vervangen te worden.
Ik zou gaarne zien dat de vergadering nog tot die verandering besloot.
De Voorzitter. Ik was voornemens haar over te nemen.
De vergadering vereenigt zich met die veranderingwaarna de concept
verordening regelende de beffing eener belasting voor plaatsen op de onder
scheidene markten en elders te Leiden, in stemming gebracht, met alge-
meene stemmen wordt aangenomen.
De Voorzitter. Alsnu is aan de orde de verordening regelende de
invordering der belasting voor plaatsen op de onderscheidene markten of
elders binnen de gemeente Leiden ingenomen.
Artt. 1 en 2 worden zonder discussie goedgekeurd.
Art. 3 luidt: «De verschuldigde plaatsgelden moeten op de eerste aan
vrage aan den gemeente-ontvanger worden voldaan."
De heer Krantz. Ik wenschte wel eene vraag te doenmijnheer de
Voorzitter! Worden de marktgelden door den gemeente-ontvanger in per
soon van de belastingschuldigen geind?
De heer De Fremery. Neende inning der marktgelden geschiedt na
mens den gemeente-ontvanger. Meermalen is hier de opmerking gemaakt,
dat volgens de gemeentewet niemand anders gerechtigd is tot het ontvangen
van belastingen dan de gemeente-ontvanger. Om die reden is dit in deze
verordeningen ook alzoo uitgedrukt, maar feitelijk geschiedt de inning door
personeD, aan wie de ontvanger daartoe last of machtiging heeft verstrekt.
De heer Krantz. Zoo geschiedt heten ik wist ditmaar heb gemeend
de vraag hier te moeten doen om te doen uitkomen dat die wijze van inoing
volstrekt geen zekerheid aanbiedt dat de gelden in handen van den ont
vanger komen. Er is geen controle hoegenaamd. Ik geloof dat er wel eene
wijze zou kunnen worden aangenomen, waarbij de controle niet uit het oog
werd verloren. Hoe geschiedt het thans? De marktmeester of de persoon
die met de inning belast is, zegt tot de belastingschuldigen: zooveel zijt
gij schuldig en vraagt als zij betalen: wilt gij een briefje hebben? Die
personen, wie meerendeels eene quitantie onverschillig is, bedanken dus
gewoonlijk. Wel moet hij de namen en het bedrag opschrijven maar daar
mede is hoegenaamd geen zekerheid verkregen of de ontvangen gelden in
handen van den ontvanger komen. Zoodanige controle nu zou, geloof ik,
wel te verkrijgen zijn indien de bedoelde persoon een boek bij zich had
met bladen zoo ingericht dat hij de helft er van afnemen en als quitantie
aan de belastingschuldigen geven kan terwijl de andere helft in het boek
bleef. Als dan later bij de schippers en marktbezoekers werd gecontröleerd
of zij het bewijs van betaling haddendan had men zekerheid dat het
geld ontvangen was. Ik wil niemand verdenkenen mijne opmerking geldt
dan ook geenszins eenig persoon in het bijzonder. Maar al gold het hier
de vertrouwbaarste personen zou mijne meening onveranderd blijvendat
een gemeentebestuur zich niet mag en moet verlaten op het vertrouwen dat
beambten inboezemen.
De heer De Fremery. .Het gemeentebestuur verlaat zich volstrekt niet
alleen op het vertrouwen dat beambten inboezemenwaar controle mogetijk
isacht zij die ook plichtmatig. Meermalen is door mij aan marktbezoekers
gevraagd wat zij betaald hadden en heb ik mij dan later overtuigd dat dit
bedrag overeenkwam met hetgeen in het register was opgeteekend. Als
waar is wat de heer Krantz aanvoerde, dat de marktbezoekers in den regel
geen quitantie verlangen, dan vraag ik wat dan de door hem bedoelde con
trole zal beteekenen. Men zou dan moeten beginnen eerst in de verorde
ning de verplichting op te nemen om de quitanties te behouden zoolang de
markt duurt. Dit nu zou misschien mogelijk zijn op sommige markten,
waar in verhouding van de ingenomen ruimte betaald wordt, maar op de
beestenmarkt b. v. zou de maatregel in de practijk onuitvoerbaar zijn. Daar
toch mogen op de groote marktdagen reeds des middernachts met klokslag
van twaalven beesten- worden aangebracht; men kan op dat uur alsdan hon
derden lammeren en schapen zien aanvoeren en dan is het bepaald onmoge
lijk voor ieder schaap of voor iedere koe quitantie te geven. Men teekent
dan alleen op hoeveel stuks worden aangevoerd en later heeft de verrekening
plaats. Thans reeds zijn drie personen, door de noodige agenten bijgestaan,
voortdurend op de markt gestationeerd en niet dan met zeer veel moeite en
inspanning gelukt het hun het vee, dat aangebracht wordt, op te teekenen.
Het ware niet doenlijk den marktmeester de verplichting op te leggen voor
elk beest quitantie af te geven.
De heer Krantz. Mij dunkt datals de belastingschuldigen eenmaal
weten dat hun naar hunne kwijting gevraagd zal wordenzij wel zorgen
zullen de quitantie te bewaren. Als nu toch de namen opgeteekend worden
is het, meen ik, zooveel moeielijker niet een briefje uit het boek te scheuren.
Maar wat hiervan ook zijzooals het nu geschiedtmag het niet. Daarom
had ik gaarne gewenscht dat de quaestie van de marktgelden aan een spe
ciaal onderzoek ware onderworpen. Men zou dan hebben kunnen oordeelen
of de weinige opbrengst der markt- en liggelden voor een deel het gevolg
is van het gemis aan toezicht en controle bij de inning. Er is op het
oogenblik geen controle hoegenaamd. Deugt het middel niet dat ik aan de
hand gaf, welnu men beproeve dan een ander middel. Maar de hoofdzaak
moet zijn, dat werkelijk de gemeente-ontvanger het geld in zijn bezit krijge.
Ik weet zeer wel dat in andere gemeenten de controle evenzeer veel te
wenschen overlaat, maar dat doet voor ons niets af. Wij volgen eene oude
slechte gewoonte, die niet de minste zekerheid aanbiedt.
De heer De Fremery. Het doet mij ontzaglijk leed den heer Krantz
de meening te hooren uiten dat niet al de gelden opgebracht worden die
volgens de bestaande verordeningen op de markten verschuldigd zijn. De
heer Krantz meent die meening te kunnen staven door te wijzen op het
verminderde cijfer van de opbrengst. De statistiek wijst echter juist het
tegendeel aan van hetgeen die spreker beweert. Uit de statistieke opgaven
blijkt dat de opbrengst van de lig- en marktgelden in de laatste 10 a 12
jaren aanzienlijk is gerezen. Ik ben dan ook overtuigd dat alles richtig in
zijn werk gaat; kan het tegendeel worden aangewezen, voorzeker zullen wij
niets verzuimen om de aangeduide misbruiken tegen te gaan. Maar toch
moet men niet voorbijzien dat, welke controle men ook aanneme, daaraan
altijd gebreken zullen kleven.
De heer Goudsmit. Ik deel geheel het bezwaar daar even door den
heer Krantz geopperd. Bij vroegere gelegenheden toch heb ik reeds beden
king gemaakt tegen de wijze van inning. De ontvangst van de marktgelden
heeft plaats zonder eenige de minste controle. Nu ben ik volstrekt geen
misanthroop, niettemin is mijne levenservaring dezedat, waar men straffeloos
stelen kanmen in den regel er ook op kan rekenen dat er gestolen
wordt. Ik heb het oog op niemandik bedoel volstrekt niet eenig persoon
te kwetsen of zelfs in de verte te verdenkenmaar ik meen met den heer
Krantz dat ook hier controle allernoodzakelijkst is. De groote moeielijkheid
ligt echter hierinhoe te contróleeren Ik zal daaromtrent geen voorstel
doenik erken volkomen de bezwaren daaraan verbonden. Zou het echter
niet mogelijk zijn dat men hen die op de markten gedurende een ganschen
dag plaatsen bezetten naar een kantoor of naar den ontvanger verwees, om
daar te betalen en een quitantie of verlof te ontvangen? Dan was alles
onder toezicht en contröle van den gemeente-ontvanger. Ik voeg er dadelijk
bij dat ik niet wil beslissen of dit middel practisch uitvoerbaar is. Maar
kan iets dergelijks worden bewerkstelligdhet zou heilzaam zijn. Wat de
heer Krantz toch opmerkte is volkomen waar: ontvangst van gelden, zonder
toezicht of contröle, leidt tot oneerlijke daden of handelingen. De natuur
van den mensch in het algemeen is niet tegen verleiding bestandofschoon
ik nu juist niet aan erfzonde geloof.
De heer De Fremery. Als men geen vertrouwen kan stellen in de per
sonen die met de inning belast zijn, dan is elke maatregel onvoldoende;
zelfs met verplichte quitantien is dan misbruik mogelijk. Men moet in de
beambten vertrouwen stellen of ze ontslaan twijfel in deze mag niet bestaan.
Het is echter onmogelijkgelijk de vorige spreker wenscbtvooraf bij
den ontvanger een quitantie te laten halen. Zoo even haalde ik reeds aan
wat op de veemarkt plaats heeft. Daar kan men toch niet van den veever-
kooper vergen dat hij zijne kudde alleen late om in het midden-nachtelijk
uur bij den gemeente-ontvaDger een quitantie te gaan balen. Ook op de
andere markten is dit onmogelijk. "Vaak worden de kramen aldaar reeds
ten 3 uur in den morgen opgericht, dan kan men toch niet bij den ont
vanger aankloppen. Bovendienwil men den toevoer vermeerderende
markten doen bloeiendan is dergelijk middel daarvoor geenszins bevor
derlijk. Integendeelhet is een middel om de marktbezoekers te weren.
Tijdverlies op een marktdag kunnen deze niet verduren.
De heer Krantz. Nog een enkel woord, mijnheer de Voorzitter! De
heer De Fremery heeft betoogd dat de markt- en liggelden, blijkens de