48 dutingeval de Gemeenteraad mocht goedvinden aan den heer Jan Schel- temafabriekantwonende te Leidenop het door dezen te doen verzoek over te dragen het aan de gemeente Leiden behoorend Bonhuis te Leiden aan de Korte Langegracht, kadastraal bekend in Sectie B, N°. 1075, als mede de rechten aan de gemeente Leiden toekomende op een achter en ter breedte van dat Bonbuis gelegen strookje grondgroot een en twin tig vierkante meters en uitmakende een westelijk gedeelte van het perceel op den kadastralen legger der gemeente Leiden bekend in Sectie B, N#. 1931, hij ondergeteekende zich bereid heeft verklaard gelijk hij zich bereid verklaart bij deze, om ten behoeve van voornoemden heer Jan Scheltema afstand te doen van het recht van gebruik tegen betaling van recognitie of van zoodanig ander recht als hem is toekomende op het voorschreven stukje gronddat op den kadastralen legger ten name van den ondergeteekende als eigenaar staat. Leiden, 11 Maart 1876. J. P. Rietbergen. Leiden, 23 Maart 1876. Bij onze rapporten van den 4den en 18den Februari 1874 hadden wij de eer een voorstel te doentot den afstand in eigendom van het bonhuis op de Korte Langegracht, wijk 5 n°. 657 bij het Kadaster bekend onder Sectie B, n°. 1075, welke rapporten zijn overgenomen en aangevuld bij uw voorstel van den 28sten Februari deszelven jaars (Ingekomen Stukken n°. 46) en uwe toelichtingen van den 15den Juni daaraanvolgende (Ingekomen Stuk ken n°. 152). Bij raadsbesluit van 9 Juli 1874 is evenwel dat voorstel met 12 tegen 9 stemmen verworpen. Thans zijn aan den Gemeenteraad ingediend twee adressen, als: een van J. Scheltema en een van J. P. Rietbergen tot die zaak betrekking hebbende waarop is ingewonnen het advies van den Stads-Advocaat Mr. H. A. Neeb, waaruit blijkt, dat thans geen bezwaar bestaat: 1°. om aan J. Scheltema na verkregen autorisatie ondershands dat bonhuis in eigendom over te dragen 2®. om aan J. P. Rietbergen te vergunnen den afkoop der recognitie van f 1.50 'sjaars, wegens het gebruik van een achter dat bonhuis gelegen stukje grond ten einde den eigendom daarvan aan J. Scheltema over te dragen. Uit uw voorstel van den 28sten Februari 1874 kan blijken, dat de koop prijs van het bonhuis door Rooimeesters, als deskundigen, is geschat op vier honderd gulden en dat met bet daarbij belanghebbend armbestuur is overeengekomen betredende het gebruik van een aan de gemeente toebehoo- rend perceel op de Langegracht bij de Tweelingstraat, wijk 5n°. 921, bij het Kadaster bekend onder Sectie Bn°. 619, tot bergplaats van turf voor de R. C. armen. In de veronderstelling dat die overeenkomst na verloop van twee jaren nog van kracht gebleven iskunnen de daaromtrent gestelde voorwaarden dezelfde blijven, maar eerstens in verhouding van de inmiddels vrij algemeen gestegen koopwaarde van onroerende goederen en ten andere omdat de bedoelde perceelen voor den aanvrager meer waarde hebben dan voor anderenis het ons voorgekomen dat de koopprijs van het bonhuis en de af koopprijs der recognitie van den daaraan grenzenden grond met 25 pCt. mag worden verhoogd. f De Commissie van Fabricage vindt derhalve vrijheidom haar vroeger voorstel in dien zin gewijzigdop nieuw als haar advies in te richten namelijk: n 1®. dat aan J. Scheltema in eigendom ondershands wordt afgestaan het perceel op de Korte Langegracht, wijk 5, n°. 657, bij het Kadaster bekend onder Sectie B n°. 1075 tegen betaling van eenen koopprijs van vijf honderd gulden en van alle overige kosten aan de overdracht, de ontruiming van het perceel en de verplaatsing der daarin aanwezige turf verbonden; 2®. dat daarbij in eigendom wordt overgedragen een daaraan grenzend gedeelte tuingrondter grootte van een en twintig centiarenuitmakende een westelijk gedeelte van het perceel op den Kadastralen Legger bekend ouder Sectie B, n°. 1931, waarvan het gebruik door J. P. Rietbergen, krachtens dispositie van 2 Maart 1819 verkregen, is afgestaan en zulks tegen betaling van eene som van zes en veertig gulden zeven en tachtig en een halve cent, of het 25 malig bedrag der recognitie van ƒ1.50, vermeerderd met 25 pCt; 3®. dat aan het R. C. armbestuur zonder betaling van huur, tot weder- opzeggens toewordt in gebruik gegeven een gedeelte van het perceel op de Langegracht bij de Tweelingstraat, Wijk 5, N°. 921, bij het kadaster bekend onder Sectie B, N®. 619, ten einde tot turfschuur te worden inge richt en gebruikt; 4'. dat Diakenen der Nederduitsche Hervormde Gemeente alhier, worden verzocht, om in overleg met het R. C. armbestuur de turf-uitdeelingen zdo te regelen, dat zij van beiden niet gelijktijdig plaats vinden, tot bevorde ring der orde wegens de ligging der turfmagazijnen naast elkander; Ten slotte teckent de Commissie van Fabricage aandat zij het verzoek van J. Scheltema als een op zich zelf staande zaak heeft beschouwd, buiten verband tot de behandeling der vroegere aanvragen tot aankoop van het be doelde bonhuis, ook door andere personen. Mochten zich, wanneer deze aanvraag meer algemeen bekend wordt, meerdere gegadigden opdoen, dan behoudt de Commissie zich haar oordeel voor, aangaande de vraag, of eene publieke verkooping de voorkeur verdient, boven de thans voorgestelde onderbandsche. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N°. 46. Leiden24 Maart 1876. Wij hebben de eer uwe vergadering hierbij over te leggen een adres van den hulponderwijzer A. Borgman, daarbij ontslag verzoekende uit zijne ge noemde betrekking aan de openbare lagere school n°. 2 voor minvermogen den met het betrekkelijk advies van den hoofdonderwijzer dier school. Ons daaraan refereerendestellen wij u voor het gevraagd ontslag met ingang van 1° Mei e. k. eervol te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Aan den Raad der gemeente Leiden. Ondergeteekende, hulponderwijzer aan de school voor minvermogenden, ii°. 2te Leidenhoofdonderwijzer de heer N. Brouwer, verzoekt beleefde lijk eervol ontslag uit zijne betrekking, in te gaan met 1 Mei 1876. Hij heeft de eer te zijn UEd. Achtb. Dv. Dn., A. Borgman. Leiden, 24 Maart 1876. Ter voldoening aan uw apostille van 22 dezer, n°. 475, heb ik de eer u te berichtendat er bij mij geen bezwaar bestaat tegen het verleenen van een eervol ontslag aan den hulponderwijzer A. Borgmanintegaan met p°. Mei 1876, weshalve ik den bescheiden raad geef, het verzoek van den adressant in te willigen. De hoofdonderwijzer der openbare school n". 2 voor minverm., Aan den Heer Burgemeester N. Brouwer. van Leiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1876 | | pagina 4