46
N". 40. Leiden 21 Maart 1876.
Onder overlegging van de daartoe strekkende adressenhebben wij de
eer uwe vergadering voor te stellen om de heeren Dr. J. C. Kist en Dr. G.
Zaalbergmet ingang van 1 April e. k., op nieuw voor den tijd van drie
jaren, in hunne betrekking van stads-doctor te continueeren en zulks over
eenkomstig de hierbij gevoegde gunstige adviezen van de drie groote arm
besturen.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz.
De ondergeteekende geeft met verschuldigde achting te kennen dat hij
verzoekt gecontinueerd te worden in de betrekking van stads-doctor.
Leiden, 5 Februari 1876.
Dr. J. C. Kist.
Aan den Baad der Gemeente Leiden.
Aan den Baad der Gemeente Leiden
geeft de ondergeteekende, Med. Chir. et Art. Obst. Doctor, met verschul-
digden eerbied te kennen, dat, aangezien zijne benoeming tot stadsdoctor op
ultimo dezer is expireerendehij verzoekt als zoodanig te worden herbenoemd.
Leiden, 10 Maart 1876.
Dr. G. Zaalberg.
Leiden, 15 Maart 1876.
Diakenen der Nederduitsche Hervormde Gemeente alhier, hebben de eer,
in antwoord op uwe missive van 8 en 10 dezer, N°. 210 en 390 te berich
ten dat zij geen bezwaar maken in de herbenoeming van de stads-doctoren
J. G. Kist en G. Zaalberg.
Namens Diakenen voornoemd,
G. J. Corts, Voorz.
C. C. Tieleman, Secret.
Aan HH. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
Leiden, 10 Maart 1876.
Voldoende aan UEd.-Achtb. uitnoodiging dato 3 Maart jl., n®. 2)0, om
te dienen van bericht en raad op het daarbij copieëlijk overgelegd verzoek
van den heer Dr. J. C. Kist, vragende om continuatie in de betrekking
van stads-doctor, hebben Mrn. Begenten van de B. C. Armen alhier, de
eer by deze te berichten
dat bij het college geene bedenkingen tegen adressants verzoek bestaan
en mitsdien de inwilliging er van bij den Baad der gemeente aanbevelen.
Mrn. Begenten voornoemd,
r.. Namens dezelven
Aan den lleere Burgemeester De Begent-Secretaris
der gemeente Leiden. A. G. Hessels.
Leiden, 20 Maart 1876.
UEd.-Achtb. uitnoodiging van 10 Maart jl., n®. 390, om te dienen van
bericht en raad op het daarbij copieëlijk overgelegd verzoekschrift van den
heer Dr. G. Zaalberg, vragende om continuatie zijner op ultimo dezer
expireerende betrekking als stads-doctor, beantwoordende, hebben Mrn. Be
genten van de Boomsch Catholieken Armen alhier de eer bij deze te
berichten
dat bij het college geene bedenkingen tegen adressants verzoek bestaan
en mitsdien de inwilliging er van bij den Baad der gemeente aanbevelen.
Mrn. Begenten voornoemd
Aan den Heere Burgemeester Namens deze
der gemeente Leiden. De Secretaris, A. G. Hessels.
Leiden, 6 Maart 1876.
Armverzorgers der Nederlandschelsraëlietiscbe gemeente alhier, ontvangen
hebbende een afschrift van het verzoekschrift van den heer J. C. Kist,
dd. 5 Februari jl., om continuatie in zijne'betrekking als stads-geneesbeer
zoo dient tot uw naricht dat het ons veel genoegen zoude doenindien
aan adressants verlangen voldaan werd.
Armverzorgers voornoemd
1. E. Goudsmit, Voorzitter.
S. A. Andreson, Secretaris.
Aan HH. Burgemeester, Wethouders en Gemeenteraad van Leiden.
Leiden, 16 Maart 1876.
Ter voldoening aan uw verzoek om advies uit té brengen op het verzoek
schrift van den stads-geneesheer Dr. G. Zaalberg, zoo zagen Armverzorgers
der Nederland8che Israëlietische gemeente gaarnedat aan adressants verlan
gen voldaan werd.
Armverzorgers der Nederlandsche Israëlietische gemeente,
I. E. Goudsmit, Voorzitter.
Aan den Baad der gemeente Leiden. S. A. Andreson Secretaris.
N®. 41. Leiden, 20 Maart 1876.
Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens ter overweging en
ter vaststelling aan te bieden concept-verordeningen tot wijziging van de
raadsbesluiten tot heffing en invordering der belasting voor plaatsen op de
onderscheidene markten en van een liggeld van vaartuigenGem. blad nos.
10 en 11 van 1856 en 14 en 15 van 1857.
De redenen die eene wijziging wenschelijk en noodig makenzijn mede
gedeeld in de betrekkelijke memorie van toelichting.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethoudersenz.
VEBOKDENING regelende de heffing eener belasting voor plaateen
op de onderscheidene markten en elders te Leiden.
De Baad enz.
Te beginnen met 1 Juli 1876 zal eene belasting worden geheven voor
het gebruik van grond op de onderscheidene markten of elders ingenomen.
1°. Die belasting wordt geheven in evenredigheid van de ingenomen ruimte.
2°. De belasting bedraagt:
a. voor een paard of runderbeest 0.10
b. voor een kalf, gemest varken, veulen of e2el r 0.05
c. voor een schaap, lam, bok, geit, bigge, ongemest varken of
hondf 0.02.],
3°. Voor plaatsen op de markten of elders wordt geheven per ingenomen
vierkanten meter of gedeelte daarvanf 0.02^-
4*. Bij uitzondering wordt voor gelijke ruimte van uitdragers en ver-
koopers van Vodden slechts gehevenf 0.01
5*. Bij gelegenheid van de kermis of jaarmarkt wordt voor de ingenomen
ruimte per vierkanten meter of gedeelte daarvan eenmaal geheven 0.15
6'. Gelijke belasting is verschuldigd wanneer buiten kermistijd met ver
gunning van Burgemeester en Wethouders voor hetzelfde doel grond
wordt ingenomen.
7®. Orgeldraaiers of kunstenaars die op de straat hun beroep uitoefenen
betalen eenmaalf 0.30
VEBOBDENING regelende de invordering der belasting voor plaatsen
op de onderscheidene markten of elders binnen de gemeente Leiden
ingenomen.
Art. 1. De belasting is voor eiken dag verschuldigd.
Art. 2. Tijdens de kermis of jaarmarkt is de geheele belasting reeds op
den eersten dag invorderbaar.
Art. 3. De verschuldigde plaatsgelden moeten op de eerste aanvrage aan
den gemeente-ontvanger worden voldaan.
Art. '4. Volgt de betaling niet onmiddellijk, dan moet de ingenomen plaats
dadelijk worden ontruimd.
TOELICHTING.
Ter vervanging van het raadsbesluit van 5 Juni/20 Oct. 1856, gem.
blad n". 10, regelende de heffing eener belasting voor plaatsen op de onder
scheidene markten alhier, en van de verordening regelende de invordering
dezer belasting, van 5 Juni 1856, gem. blad n°. 11, bieden wij u hierbij
concept-besluiten aanwaarin zoo wij meenenwijzigingen zijn gebracht
die eene billijke en richtige heffing, meer dan tot dus verre het geval was,
zullen verzekeren.
De bestaande verdeeling in vier klassen, waarnaar de belasting thans wordt
geregeld, geeft uit den aard der zaak vaak aanleiding tot verschillende
opvatting, die weder noodwendig leidt tot onzekere heffingen dit raag aller
minst in belastingzaken bestaan; betere omschrijving en duidelijke aanwijzing
van het bedrag dat verschuldigd is, komt ons dus noodzakelijk voor.
Ofschoon bij het thans vigeerend raadsbesluit regelende de heffing slechts
bepaald is dat de belasting verschuldigd is voof plaatsen op de markt inge
nomen, wordt deze ook geheven wanneer met vergunning van Burg. en
Weth. elders eene standplaats wordt aangewezen en ingenomen; noodwendig
moet ook deze bevoegdheid tot beffing, zooals wij nu voorstellen, in het
besluit van den Baad worden opgenomen.
Bovendien is de omschrijving van hetgeen verschuldigd is voor het
innemen van plaatsen op de kermis of jaarmarkt zeer omslachtigondui
delijk en willekeurig. Neemt men als grondslag van de heffing, zooals nu
wordt voorgesteldde ruimte aanwelke wordt ingenomenonverschillig
wat op die plaats wordt uitgestald of verkochtwaarbij de gemeente zeker
geen belang heeftdan vervallen vele bezwaren die thans bij de heffing
voorkomen.
Wel moet, om billijk te blijven, ook met het oog op de thans nog ver
schuldigde belasting, eene enkele uitzondering op den voorgestelden regel
worden toegelaten, doch deze blyft overigens gehandhaafd.
De uitzondering op dien grond door ons voorgedragen is:
Voor uitdragers en verkoopers van vodden is het marktgeld slechts op
2/5 gesteld, in verband met de geringe verdiensten die deze kleinhandel
afwerpt en de gunstige bepalingen die ook nu nog van kracht zijn.
Ter vereenvoudiging is door ons de heffing voor ieder mud graan erw
ten boonen en aardappelen niet voorgesteld omdat daarvoor zonder bezwaar
kan in de plaats treden de heffing voor de ingenomen ruimte. De belas
tingschuldigen, eenmaal in kennis gesteld met het beginsel waarnaar de hef
fing plaats heeftzullen zeiven kunnen opnemen de ruimte die is ingenomen
en zoo ook het bedrag van de verschuldigde belasting leeren kennenzoodat
verschil over meerder of minder juisten aanslag daardoor niet meer zal
voorkomen.
VEROBDENING regelende de heffing van een liggeld van vaartuigen
te Leiden.
De Baad enz.
Art. 1. Te beginnen met 1 Mei 1S76 wordt in deze gemeente als lig
geld eene belasting geheven van alle vaartuigen.
Art. 2. Voor overdekte vaartuigen in de wateren der gemeente liggende,
welke dienen tot het uitstallen en verkoopen van warenof ook welke alleen
tot woonplaats strekkenmoet voor elke maand of gedeelte daarvan worden
betaald als volgt:
Wanneer zij vijf scheepstonnen of minder metenf 0.50.
van vijf tot en met vijftien tonnen1.
van vijftien tot en met vijf en twintig tonnen2.
van vijf en twintig tonnen en daarboven3.
Art. 3. Bij keuze kan dit liggeld ook dagelijks worden betaald, en be
draagt alsdan
wanneer zij vijf scheepstonnen of minder meten0.10.
van vijf tot en met vijftien tonnen0.20.
van vijftien tot en met vijf en twintig tonnene 0.30.
van vijf en twintig tonnen en daarboven0.40.
Art. 4. Voor overdekte vaartuigen met brandstoffen in de Haven, in de
kom buiten de Zijlpoort of aan de markt liggende, wordt voor elke drie
dagen liggens of minder, betaaldf. 0.50.
Bij besloten water wordt de belasting na twee achtereenvolgende betalin
gen niet meer ingevorderd.
Voor niet overdekte vaartuigen wordt voor eiken dag gedurende welken
wordt uitgestald en verkocht, gehevenf 0.05.