82
bewaarscholen tevens verslaan kan omtrent de dagen en uren. Ik verzoek
den heer Eigeman in dien geest te willen handelen.
De Voorzitter. Ik heb den heer Eigeman beschouwd als officieel
gemachtigde van de adressante. Wat de bezwaren van den heer De Fre-
mery betreft, deze moeten door Mevr. Tichler zelve opgelost worden. Zij
zou dan in den tijd voor bet schoolbezoek eene wijziging kunnen brengen.
Toch kan wellicht nadere bespreking eenig nut hebben. Ik wil dus gaarne
het voorstel van den heer Goudsmit overnemen en stel dus voor de zaak
aan te houden en Mevr. Tichler in de gelegenheid te stellen zich op nieuw
tot den gemeenteraad te wenden met een gewijzigd verzoek.
De heer Eigeman. Och, indien de heer Goudsmit dat nu zoo wil, heb
ik tegen zijn voorstel niets; doch ik vind de zaak waarlijk niet van zoo'n
overwegend belang, dat, daar de Raad nu toch ingelicht is van het ver
langen van de adressantenog eerst een nieuw adres moet inkomen
en onderzocht worden. De eenige bezwaren der schoolcommissie zijn
immers door die wijziging vervallen?
De Voorzitter. Ik acht de zaak ook niet van groot gewicht, maar met
het oog op hetgeen de heer De Fremery heeft aangevoerdkomt mij nader
overleg wel raadzaam voor en handhaaf ik dus mijn voorstel tot aanhouding
der zaak.
Dat voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
X. Verzoek van eenige ingezetenen van de Mare enz., betrekkelijk de
vernieuwing van de Marebrug.
(Zie Ing. St. n°. 14.)
De Voorzitter. Ik geloof dat het rapport door Burg. en Weth. te
dezer zake aan de vergadering overgelegd nu wel buiten behandeling kan
worden gelatenvooral, wanneer ik mededeel dat de nieuwe brug beden
voor het verkeer is geopend; de architect althans heeft mij gisteren de
verzekering gegeven dat de brug heden zou opengesteld worden.
De heer Van Heokelom. Slechts een enkel woord ten opzichte van deze
zaak. Ik beb heden met zekere geestdrift en zeer veel genoegen mijne
eerste schreden op deze brug gezet, en begrijp dat het verzoek nu gerust
ter zijde kan gelegd worden; maar mijn genoegen is toch merkelijk getem
perd, toen ik aan het einde van het rapport van Burg. en Weth. las:
«Wij stellen uwe vergadering alsnu voor om afwijzend op het verzoek te
beschikkenterwijl wij u ten slotte nog kunnen mededeelendat de nieuwe
brug vermoedelijk binnen 14 dagen gedurende den dag voor voetgangers
zal worden opengesteld." Zal men nu des avonds de brug niet mogen over
gaan? De Charon, die gedurende de vernieuwing van de brug ons overzette
in een schuitje had zijne bijzondere opvatting van het verschil tusschen dag
en nacht; de nacht begon volgens hem ten 6^ uur, na welk uur hij
niemand met zijn pontje meer overzette. Zal nu de passage over de brug
ook voor des avonds half zeven worden gesloten, en zullen wij na dat uur
nog weder moéten omloopen? Ik zie geen enkele reden in, waarom de
brug niet den ganschen avondja gedurende den geheelen nacht voor
voetgangers kan worden opengesteld.
De Voorzitter. Gisteren reeds heb ik met den architect in dien geest
gesproken. Maar toch moet ik er op wijzen dat de bekken om de brug
nog niet geplaatst zijnzoodat eene voorziening noodig zal zijn. Ik zal
echter trachten er nog hedenzoo zulks kan, in te voorzien. Mij komt
het alsnu voor dat de conclusie van het rapport wel achterwege kan wor
den gelaten.
XI. Voordracht tot het verleenen van afschrijving van plaatselijke directe
belasting dienst 1875.
(Zie Ing. St. n°. 15.)
Wordt met algemeene stemmen aangenomen.
XII. Voordracht betrekkelijk de prijsuitdeeling.
(Zie Ing. St. n°. 18.)
De heer Goudsmit. Zoude het niet zaak zijn de stukken betreffende dit
onderwerp te renvoyeeren naar de Commissie van Financiën Het geldt
toch eenigermate de financiën, welke bij aanneming van bet stelsel, om de
prijsuitdeeling uit te breiden, verhooging zullen ondergaan. Is het nu niet
in de orde wanneer de Commissie van Financiën geraadpleegd werd? Mij
dunkt, er is volstrekt geen haast bij deze zaak.
De Voorzitter. Op de lagere scholen is die prijsuitdeeling reeds spoedig
op handen en zal in Maart plaats hebben. Ik moet evenwel nog opmerken
dat Burg. en Weth. geen meerdere som aanvrageu voor het uitdeelen van
prijzen. Men was in dit opzicht reeds zeer vrijgevig. Nu meen ik dat
de hoofdonderwijzers geen bezwaar maken om met de aangevraagde som
toch de kosten voor prijzen te bestrijden, ook al werden die eenigermate
uitgebreid. Ziedaar de reden, waarom de zaak niet bij de Commissie van
Financiën is behandeld.
De heer Van der Lith. De heer Goudsmit heelt mij de woorden uit den
mond genomen en ik vereenig mij dus volkomen met zijn voorstel
De heer Goudsmit. Door mij is geen voorstel gedaan. Ik heb het
renvooi naar de Commissie van Financiën slechts in hedenking gegeven.
De heer Van der Lith. Dan wenschte ik dit wel voor te stellen, omdat
hét hier wel degelijk eene zaak geldt, die de gemeente-financiën betreft.
Deze zaak is bij de behandeling van de begrooting voor 1876 niet ter
sprake gebracht, omdat Burg. en Weth. op zich hebben genomen de zaak te
onderzoeken, alvorens door den Raad eene beslissing zou worden genomen.
Nu stel ik er boogen prijs op dat de zaak nog te voren onderzocht is door
Burg. cn Weth. en de school-autoriteiten. Het kan zijn, dat wij op bet
oogenblik geen voorstel tot uitbreiding te wachten hebbendoch in het
vervolg zal "dit wel het geval zijn en dan behoort de Raad den financiëelen
toestand te kennen. Ja, het gevolg zou kunnen zijn dat men de prijsuitdee
ling afschafte. Het is dus eene vrij diep ingrijpende quaestie. Nu is door
u, mijnheer de Voorzitter, straks gezegd dat in Maart reeds de prijsuitdee
ling zal geschieden; maar binnen kort zal de Raad waarschijnlijk weder
samenkomen en de Commissie van Financiën toch is spoedig genoeg met
dergelijke beschouwingen gereed. Ik wenschte daaromtrent wel het oordeel
van den heer Hartevelt, het geachte lid van die Commissie, te vernemen.
Indien de heer Goudsmit geen bepaald voorstel doetdan neem ik de vrij
heid het aan de vergadering te onderwerpen.
De heer Goudsmit. Ik zie, bij nader inzien, het groote belang daarvan
niet in, nadat de Burgemeester verklaard heelt, dat het onderzoek geen
aanleiding zou geven tot eene merkelijke uitbreiding van de prijsuitdeeling.
Behalve de quaestie in principe, waarover ik mijne eigen denkbeelden heb,
bestaat er geene noodzakelijkheid om de zaak te vertragen, te meer daar
tijdig eene beslissing moet genomen worden.
De heer De Fremery. Ik zou wel wenschen in overweging te geven
ons voorstel aan te nemen onder voorwaardedat het cijfer der be
grooting niet overschreden wordt, zooals werkelijk de bedoeling is. Later
zou dan het oordeel van de Commissie van Financiën kunnen ingewonnen
worden en intusschen worden beslist, dat voor de prijsuitdeeling van Maart
de som, die beschikbaar is, zal kunnen worden gebruikt. De beslissing
omtrent de prijzen voor de andere scholen kan dan worden aangehouden.
Wordt ons voorstel echter in zijn geheel goedgekeurd dan behoeft het advies
van de Commissie van Financiën niet meer gevraagd te wordenomdat de
kosten reeds op de begrooting zijn uitgetrokken.
De heer Van der Lith. Daarmede kan ik mij volmaakt vereenigen;
maar ik wenschte het principe niet voor het vervolg te zien uitgemaakt
zonder een rapport van de Commissie van Financiën. Niet voor het oogen
blik ben ik tegen het voorstel van Burg. en Weth., maar wel met het oog
op het vervolg. Daartegen ben ik opgekomen.
De Voorzitter. Ik geloof dat men wel wat ver wil gaan. In de eerste
plaats toch behandelen wij hier een onderwerp, waarvoor jaren lang eene
som op de begrooting is uitgetrokken. Ik houd mij overtuigd dat de Com
missie van Financiën ook tegen het verleenen van de tegenwoordige som
geen bezwaar zal maken. Eene andere zaak is het haar te verhoogen.
Maar vooreerst bestaat bij Burg. en Weth. het denkbeeld niet om tot eene
verhooging over te gaanzoodat thans bij de Conjmissie van Financiën
geene bedenkingen zullen geopperd worden. Maar in de allereerste plaats
behoort de Raad uit te maken (en daartoe strekt ons voorstel), of de prijzen
op den tegenwoordigen voet in stand zullen gehouden wordenja dan neen.
Deze vraag beheerscht alles, terwijl de quaestie der financiën naar mijne
bescheiden meening van minder gewigt is. Aangenaam zou het mij zijn te
mogen wetenwat het gevoelen van den voorzitter der Commissie van Fi
nanciën is.
De heer Hartevelt. Toen ik in de rapporten der schoolautoriteiten
lasdat men als regel wenschte te zien aangenomendat alleen die leer
lingen van eenen prijs zouden verstoken blijven die zich eenen prijs onwaardig
hadden gemaaktmeende ik dat de somvoor prijzen te besteden vergroot
moest worden; maar de verzekering van Burg. en Weth., dat men ook bij
uitbreiding niet boveu de som zoude gaandaarvoor op de begrooting voor
1876 uitgetrokken, deed mij de vraag, of de Commissie van Fihancien in
deze rapport moest uitbrengenontkennend beantwoordenen dit te meer,
omdat het hier mijns inziens hoofdzakelijk geldt de vraag, of het wen-
schelijk is, veel of weinig prijzen, in het geheel geen of meerdere prijzen
daD tot nog toe werden gegevente verstrekken. Als zoodanig heeft, naar
mijn gevoelen, de Commissie van Financien geen rapport uit te brengen.
De heer Van der Lith. Ditmaal, dat acht ik volmaakt juist. Maar
uit de rapporten der schoolautoriteiten blijkt, meen ik, dat wel degelijk
ook uitbreiding van de prijsuitdeeling bedoeld wordt. En nu komt het
mij voor dat daaromtrent het principe behoorde gehandhaafd te blijven:
dat de Commissie van Financien daarover worde gehoord. Ik meen dat
er voor een lid van den Raad n. a. van de rapporten aanleiding zou kunnen
bestaan eene andere wijze van prijsuitdeeling thans voor te stellen. Nu
meen ik dat men niet te ver gegaan ware op dat punt de Commissie van
Financiën te hooren.
De Voorzitter. Wanneer ik de lijst naga door de plaatselijke school
commissie overgelegd, dan zie ik dat o. a. 96, 84, 60, 76 pCt. der leer
lingen op de scholen prijzen erlangd hebben. Het spreekt van zelf dat
daarbij van invloed zou kunnen zijn, in welke klassen (hoogere of lagere)
prijzen zijn onthouden. Is zulks in de lagere klassen bet geval geweest,
dan zal zeker geen noemenswaardige vermeerdering van uitgaven gevorderd
worden. In allen gevalle, als men zich houdt aan het thans gehuldigde
principe, dan zullen m. i. de kosten niet behoeven verhoogd te worden.
De heer Van der Lith. Mag ik even hierop antwoorden dat in het
rapport van de plaatselijke schoolcommissie gezegd wordt dat zij het wen-
scbelijk acht op de school n°. 1 voor minvermogenden de prijsuitdeeling
aanmerkelijk te vermeerderen. In dat stuk toch lees ik: «Bovenstaande
tabel wijst o. a. aan dat op de meisjesschool 1ste klasse bijna alle kinderen
een prijs ontvangen, terwijl op de school n°. 1 voor minvermogenden bijné
de helft der leerlingen van prijzen verstoken bleef. Dit laatste nu achten
wij in strijd met de belangen van het onderwijs. Wij wenschen de prijs
uitdeeling te behoudenmaar ook alleen onder deze voorwaardendat zij
zóó uitgebreid plaats vinde, dat bijna iedere leerling een prijs ontvangt.
Daarom zouden wij het wenschelijk achten dat uit de woorden der veror
dening deze meening duidelijk bleek. Mocht de gemeenteraad evenwel
onverhoopt redenen hebben om zich tegen eene uitgebreide prijsuitdeeling
te verklarendan zouden wij ons genoodzaakt zien tot geheele afschaffing
te adviseeren." Juist naar aanleiding daarvan, mijnheer'de Voorzitter, wenschte
ik rapport van de Commissie van Financienniet naar aanleiding van de
kosten thans, maar naar aanleiding van de uitbreiding ons door de plaat
selijke schoolcommissie voorgesteld.
Het voorstel van den heer Van der Lith, om bet voorstel te renvoyeeren naar
de Commissie van Financien ten fine van rapport, wordt voldoende onder
steund.
In omvraag gebracht wordt het met 12 tegen 6 stemmen verworpen.
Voor stemden: de lieeren Van Iterson, Van der Lith, Van Heukelom,
DriessenEigeman en Lc Poole.
Hierna komt het voorstel van Burg. en Weth. wederom in behandeling.
De heer Verster. Met een enkel woord, mijnbeer de Voorzitter, wensch
ik mede te deelenwaarom ik tegen het voorstel van Burg. en Weth. zal