HASHEMI YAH DEB 6EHEEBTEBAAD VAS HIDES. 53. Zitting van Donderdag 30 December geopend's namiddags te halftwee Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Te behandelen onderwerpen: 1*. Benoeming van een lid der Commissie van bestuur van het Academisch Ziekenhuis. (307) 2°. Idem van een onderwijzer 2de klasse aan de school n°. 1 voor minver mogenden. (308) 3°. Idem van vier leden der Plaatselijke Schoolcommissie. (312) 4°. Verzoek van J. Bolt, om continuatie van de aanneming van het onder houd der plantsoenen. (310 en 316) 5". Idem van G. F. Japikse, om eene stoep te leggen, Oude Vest. (315) 6°. Voordracht betrekkelijk de Kweekschool voor onderwijzers en onder wijzeressen. (283, 306, 313 en 314) 7°. Ontwerp-verordening regelende het pensioen aan gemeente-ambtenaren te verstrekken. (164, 173, 179, 208, 282 en 309) Tegenwoordig de heeren EigemanVan der Zweep, Le Poole, Van Het- tinga Tromp, Seelig, Suringar, Juta, Hartevelt, Librecht LezwijnDe Eremery, Krantz, Van ItersonVan der Lith, Van HeukelomGoudsmit, DercksenCock, Bijleveld en Van den Brandeler. De heer Van Wensen gaf kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Zaterdag 18 De cember 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: Missive van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dd. 20/24 December, n°. 10, daarbij inzendende eene beschikking van den Minister van Binnenland- sche Zaken op het adres van den Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde Gemeente alhier, betreffende de rangschikking van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. Deze missive is van den volgenden inhoud »De Minister van Binnenlandsche Zaken, Gezien het aan den Koning gerigt adres van den Algemeenen Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde Gemeente te Leiden, daarbij Zijner Majesteits tusschenkomst of beslissende magt inroepende ter vereffening van een geschil tusschen het Gemeentebestuur en de Nederduitsch Hervormde Gemeente aldaar, over de rangschikking van het H. G. of Arme Wees- en Kinder huis in die gemeente als burgerlijke instelling van weldadigheidbedoeld bij art. 2litt. ader armenwet Gelet op het berigt van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en op de daarbij in afschrift overgelegde missive van Burgemeester en Wethouders van Leiden en bijlagen; Geeft, bij kantbeschikking van 24 Junij 1875, n°. 8, daartoe gemag- tigd, namens den Koning, aan den adressant te kennen, dat de vraag, tot welke der in art, 2 van de genoemde wet omschreven soorten eene in stelling van weldadigheid behoort, niet valt onder art. 69 maar onder art. 72 dier wet en alzoo ter beslissing staat, niet van den Koning, maar van de regterlijke macht. 's Gravenhage, den 16 December 1875. Heemskerk." Deze missive wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Nader adres van Gebr. Van Wensen, aangaande de door de firma De Heyder en Comp. aangevraagde vergunning tot aanplemping van de Sin gelgracht. 2°. Adres van T. en A. Hooiberghoudende bezwaar tegen de gunning van het drukwerk voor de gemeente. Dit adres luidt als volgt: "Aan den Gemeenteraad van Leiden Geven ondergeteekenden T. en A. Hooiberg, boekdrukkers te Leiden, met verschuldigden eerbied te kennen dat zij bij openbare inschrijving dezer dagen hebben gedongen naar de levering van het benoodigde drukwerk voor deze gemeente, gedurende een tijdvak van twee jaren, beginnende l°Jan. 1876; dat zij daarbij de laagste inschrijvers waren; dat aan hunne firma de levering echter niet is toegewezenmaar gegund aan eene andere, die voor hooger bedrag (1 pCt.) had ingeschreven; dat die handeling voor hen zeer grievend isdaar zij hen onder den schijn kan brengen van mindere geschiktheid voor de uitvoering of van gebrek aan genoegzame soliditeit; dat dientengevolge bij de bedoelde gunning jegens hen de billijkheid, die voor ieder der mededingers gelijke rechten vordert, niet in acht geno men isen daarbij tevens mag gewezen worden op het nadeel daardoor aan de geldelijke belangen der gemeente te weeg gebracht. Bedenen waarom zij den Gemeenteraad met alle bescheidenheid verzoeken de gunning af te keuren en de jegens hunne firma gepleegde onbillijkheid zoo veel mogelijk te doen herstellen. Leiden, 28 December 1875. T. en A. Hooiberg." 3°. Adres van mevr. de wed. Ticbier geb. Verduyn, om het gebruik van het lokaal der openbare bewaarschool op de Oude Yest, ten behoeve van de breischolen. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze adressen te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders. 1875. 4°. Missive van het E. K. Armbestuur en Bestuur van het R. K. Wees- en Oudeliedenhuishoudende voordracht voor de benoeming van eene Re- gentesse. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze ter inzage van de leden in de leeskamer neder te leggen. De Voorzitter. Nog kan ik mededeelen dat in den loop van het jaar door Burgemeester en Wethouders de instellingen, bedoeld bij art. 179 litt. u der gemeentewet, zijn bezocht en dat dit bezoek tot de meeste tevre denheid aangaande den toestand dier instellingen aanleiding heeft gegeven. Nog is ingekomen een brief van den heer H. P. C. Stoffels, waarbij deze ontslag neemt als Wethouder en lid van den Gemeenteraad. De Secretaris doet voorlezing van dien brief. Dat schrijven luidt: «Leiden, 20 December 1875. Ten gevolge van mijnen sedert de laatste maanden verzwakten gezond heidstoestand, in verband met mijnen leeftijd, heb ik mij verplicht geacht, ontslag te nemen als Wethouder en als Lid van den Gemeenteraad. Uwe vergadering van dit besluit kennis gevende, zal ik wel niet behoe ven te verklarendat het mijna zooveel jaren het voorrecht te hebben mogen genieten om aan het bestuur der gemeente deel te nemeninnig leed doet mij aan die werkzaamheden te moeten onttrekken, Intusschen zie ik met dankbaarheid terug op de afgeloopen jaren, gedu rende welke ik zoo menig blijk van welwillendheid heb mogen ontvangen zoowel van de zijde van den Gemeenteraad als van mijne medeleden in het Da- gelijksch Bestuur, en mocht mijne langdurige werkzaamheid inderdaad ge strekt hebben in het belang van onze geliefde gemeente, dan heeft de krachtige medewerkingmij steeds verleenddaartoe zeker niet weinig bijgedragen. De voortdurende bloei van Leiden zal ook gedurende den levenstijd, dié mij nog wordt gegund, van mijne zijde de meest warme belangstelling blijven ondervinden. H. P. C. Stoffels." De Voorzitter. De vergadering zal ongetwijfeld, even als ik, betreurd hebben dat de omstandigheden daartoe hebben geleiddat onze geachte oudste Wethouder zich genoodzaakt heeft gezien wegens zijnen minder gunstigen gezondheidstoestand ontslag te nemen uit eene betrekking die hij zoo ijverig vervulde. Gaarne breng ik hulde aan den man, die meer dan 22 jaren de belangen der gemeente Leiden heeft behartigd en daaraan bijna al zijnen tijd besteedde. Moge het den heer Stoffels gegeven zijn, in den avond van zijn leven met zelfvoldoening terug te zien op hetgeen hij verricht heeft voor het welzijn der gemeente Leidendie hij zoo lief had. Met moeite en niet dan noode is hij dan ook tot dien stap overgegaanmaar hij begreep dat het belang van de gemeente dit vorderde. Ik stel voor den brief voor kennisgeving aan te nemen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De Voorzitter. Door Burgemeester en Wethouders is de verkiezing voor een lid van den Gemeenteraad tengevolge van het ontslag door den heer Stoffels genomen, bepaald op 11 Januari e. k. In de stembureaux zullen zitting hebbenin het hoofdbureau de heeren Van der Zweep en Librecht Lezwijnals ledenen in bet onderbureau de heer Eigeman als voorzitter, en de heeren Scheltema en Seelig, als leden. De heer Van der Lith. Een enkel woord, mijnheer de Voorzitter! Ik zou gaarne wensehen dat door Burgemeester en Wethouders opheldering werd gegeven, waarom deze verkiezing zoo spoedig en binnen zulk een korten termijn na de afkondiging van den dag der verkiezing zal plaats hebben. Naar mijne meening moeten daarvoor overwegende redenen bestaan, die aan de burgerij wel bekend mogen worden. Het is toch een feit dat bij de voorbereiding van eene verkiezing een aantal handelingen moeten gepleegd worden, die geruimen tijd eischen tusschen de bekendwording van den dag der verkiezing en de verkiezing zelve. Het schijnt mij toe dat er bepaalde en gewichtige omstandigheden in het spel moeten zijnwelke Bur gemeester en Wethouders nopen van den tot nu toe gevolgden regel af te wijken en binnen een zeer korten termijn de verkiezing uit te schrijven. Gaarne zou ik van Burgemeester en Wethouders opheldering wensehen te ontvangen. De Voorzitter. Ik moet beginnen met te zeggen dat het ontslag van den beer Stoffels niet zoo geheel onbekend is geweest, want den 20sten December jl. heeft hij zijn brief ingezondendien ik onmiddellijk bij de leden van den Raad heb doen rondgaan. Buitendien hebben de dagbladen het bericht reeds verspreid, zoodat het reeds genoeg bekend was dat de vacature ontstaan zou. Nu begrijp ik zeer goed dat, alvorens de brief officieel wordt medegedeeld, de werkzaamheden tot voorbereiding niet kunnen beginnen, maar ik meende toch dat men eenigermate den tijd reeds gehad heeft de zaak voorloopig te bespreken. Wat betreft de redenen om zooveel spoed te maken met de nieuwe verkiezing, deze zijn daarin gelegen, dat de werk zaamheden, die de heer Stoffels als wethouder vervuld heeft, thans zijn op gedragen aan de andere leden van het Dagelijksch Bestuur en nu achten Burgemeester en Wethouders het wenschelijk dit college voltallig temaken, want er kunnen zich omstandigheden voordoen dat de andere Wethouders b. v. door ziekte of afwezigheid, verhinderd zijn hunne taak te vervullen; daarom nu hebben wij gemeend dat daarin met spoed moest worden voor zien. Wij hebben ons alleen afgevraagd: is de tijd te kort? en meenden dit ontkennend te moeten beantwoorden, vooral daar sedert 20 December het bericht van ontslag bekend was. De heer Van der Lith. Ik eerbiedig de redenen die Burgemeester en Wethouders daarvoor hebben aangevoerd. Slechts dit nog: nu de admini stratie door den heer Stoffels gevoerdreeds sedert geruimen tijd door Burgemeester en Wethouders op alleszins voldoende wijze wordt behartigd, kunnen zij misschien nog wel een week langer op zulk eene wijze daarmede 65 i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 1