HIIBEUKEI VU BIN GEIEENTEBAAD VU lEDEN. 50 INGER03IEN STERREE, ter inzage van de leden nedcrgclcgd. N°. 309. Leiden, 13 December 1875. Naar aanleiding van uwe missive van 26 November jl.n°. 853, heb ik de eer UEA. biernevens te doen toekomen eene gewijzigde Concept-Veror dening, regelende het pensioen aan gemeente-ambtenaren en bedienden te verstrekken. De ontvangen bescheiden gaan hierbij tevens terug. Namens de Commissie tot het ontwerpen en herzien der plaatselijke huishoudelijke verordeningen. Aan heeren Burgemeester en Wethouders Subinoak. der Gemeente Leiden. De Commissie tot bet ontwerpen en herzien der plaatselijke huishoudelijke verordeningen, heeft naar aanleiding van het besluit van den Gemeenteraad van 25 November jl.de Concept-verordening regelende het pensioen aan gemeente-ambtenaren en bedienden te verstrekkenin nadere overweging genomenen gebruik makende van de rapporten van Burgemeester en Wet houders van 80 Augustus en van de Commissie van Financiën van 12 No vember 1875, heeft zij de eer in te dienen een gewijzigd Concept Verordoning regelende het pensioen aan gemeente-ambtenaren en bedienden te verstrekken. Art. 1. Onder gemeente-ambtenaren en bediendenmet betrekking tot deze verordening worden verstaan zijdie tegen genot van eene bezoldi ging voor vast ten dienste der gemeente worden aangesteld, door den Ko- ningdc Gedeputeerde Statenden Gemeenteraad Burgemeester en Wet houders cf den Burgemeester, alsook zij die hunne vaste aanstelling ontvangen van Commissiën uit den Baad en Commissiën door den Baad benoemd. Art. 2. De bovengenoemden hebbenin de gevallen en onder de bepa lingen in de volgende artikelen vervat, recht op pensioen, voor zooverre zij niet reeds krachtens andere wettelijke bepalingen ter zake van hetzelfde ambt of dezelfde bediening pensioen genietenin welk geval het bedrag van hetgeen door hen van elders genoten wordt in mindering komt van het pensioen uit de gemeentekas te ontvangen. Art. 3 2 ond). De vermelde ambtenaren en bedienden hebben na hun ontslag recht op pensioen uit de gemeentekas in de volgende gevallen I. Als zij den le.ftijd van 65 jaar bereikt hebben, na minstens 15 jaar onafgebroken in dienst der gemeente te zijn werkzaam geweest. II. Als zij gedurende 40 jaren biunen de gemeente een of meer ambten of bedieningen hebben waargenomen. III. Als zij ten gevolge van de uitoefening hunner functie wonden of gebreken hebben bekomen waardoor zij voor de gemeentedienst ongeschikt zijn geworden. IV. Als zij na tienjarigen dienst uit hoofde van ziels of lichaamsgebreken niet meer in staat zijn hunne betrekking waar te nemen. Dit wordt gestaafd door eene verklaring van twee geneeskundigen door Burgemeester en Wethouders te benoemen. Art. 4. Als maatstaf voor de regeling van het pensioen wordt aangeno men de bezoldiging, die tot grondslag heeft gestrekt voor de toepassing van de hierna te vermelden bijdrage. Het jaarlijksch pensioen bedraagt in de gevallen omschreven bij de nom- mers 1, 2, 4, van art. 3, voor ieder jaar dienst 1/60 van de hierboven bedoelde bezoldiging, zonder het 2/3 gedeelte te kunnen te boven gaan, en in liet geval van n°. 3 van voornoemd artikel 2/3 van die bezoldiging. Onder bezoldiging worden verstaan alle inkomsten, die, hetzij onder be naming van jaarwedde, hetzij van percentsgewijze belooning, toelage of vrije woning aan de ambtenaren of bedienden uitdrukkelijk zijn toegelegd. De vrije woning bij taxatie te bepalen. Art. 5 4 oud). Het pensioen wordt verleend op aanvrage van den belanghebbende door het Dagelijksch Bestuur overeenkomstig de bepaling dezer verordening. Mededeeling daarvan met opgave der redenen en aanhaling van de daartoe betrekkelijke bepalingen geschiedt aan den Baad binnen eene maand nadat het pensioen verleend is. Art. 6. Het toe te kennen pensioen treedt in met den dag waarop het genot van de jaarwedde of van de te verkrijgen emolumenten ophoudt. Bij overlijden wordt aan de erven van de ambtenaren of bedienden een kwartaal van het pensioen, in te gaan met den dag van het overlijden, uitgekeerd. Art. 7 6 oud). Het recht op pensioen vervalt: I. Door vrijwillig genomen ontslag. II. Indien het ontslag niet eervol is verleend. III. Ingeval van veroordeeling tot eene onteerende] strafof wegens diefstal, oplichting of misbruik van vertrouwen. Art. 8. Ten einde op bet bij deze verordening vastgestelde pensioen te kunnen aanspraak maken zal door ieder ambtenaar of bediende jaarlijksch in een daartoe op te richten pensioenfonds worden bijgedragen 1 pCt. van zijne bezoldiging. Art. 9. De bijdragen door de ambtenaren en bedienden te verstrekken, worden door het Dagelijksch Bestuur op de door hem vast te stellen wijze geïnd. Uit den Gemeenteraad wordt eene Commissie benoemd, van drie leden, voor bet beheer van het fonds, welke Commissie telken jare begrooting en rekening aan den Gemeenteraad indient ter zake van het door haar ge voerde beheer. 1875. De gelden uit dat fonds voortspruitende worden belegd hetzij door plaatr sing op bet Grootboekbetzij door rentegevende Nederlandsche fondsen. Art. 10 9 oud). In geen geval kan teruggave worden gevorderd van de verstrekte bijdrage. ArU 11 10 oud). Deze verordening treedt'in werking met den lsten Januari 1876. De ambtenaren en bedienden zullen zich binnen 66ne maand en de te benoemen ambtenaren binnen ééne maand na hunne aanstelling schriftelijk hebben te verklaren of zij genegen zijn in het voornoemd op te richten pensioenfonds op den voet bij deze verordening vast te stellenbij te dra gen zullende zij hetzij bij weigering hetzij bij niet verklaring, geacht wor den van alle aanspraak op pensioen te hebben afstand gedaan. Art. 12 11 oud). Zij die op 1° Januari 1876 den leeftijd van 55 jaren zullen hebben bereikt, hebben noch recht op pensioen uit de gemeente kas, noch de verplichting om tot het pensioenfonds bijtedragen. Blijvende het evenwel den Baad voorbehouden om, zoo daartoe gronden zijn, en naar den maatstaf hierboven vermeld, een pensioen uit de gemeen tekas aan een gemeenteambtenaar of bediende toe te kennen. De pensioenen aan deze ambtenaren of bedienden toe te kennenworden niet gebracht ten laste van het in art. 9 genoemde pensioenfonds. Aldus vastgesteld door den Raad der Gemeente Leiden, in zijne open bare zitting van den De Commissie tot het ontwerpen en herzien der plaatse lijke huishoudelijke verordeningen, J. E. Goudsmit. Leiden 13 December 1875. C. Cock. Subingab. N". 35.0. Leiden, 16 December 1875' Met de Commissie van Fabricage achten wij het wenschelijk dat het onderhoud der plantsoenen wederom aan den tegenwoordigen aannemer worde opgedragen zoodat wij uwe vergadering in overweging geven om overeen komstig de conclusie van het rapport dier Commissie te hesluiten. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 1 December 1875. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met vcrschuldigden eerbied te kennen, Johannes Bolt, aannemer der plantsoenen dat met uit. December dezes jaarshet aangegane contract geëindigd is doch dat hij gaarne wederom voor den tijd van drie jaren op dezelfde con ditiën wilde voortgaan. Kedenen waarom hij zich tot u wendt met verzoek dit te willen toeslaan. 't Welk doende, J. Bolt. Leiden, 15 December 1875. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van J. Bolt te belichtendat door den requestrant bereids negen achtereenvolgende j»ren roet de meeste zorg zijn onderhouden de plantsoenen door hem laatste lijk bij proces-verbaal van openbare aanbesteding van 23 December 1872 aangenomen voor de som van /600 's jaars, dat met den laatsten Decem ber dezes jaars deze aanneming is geëindigd en bij elke openbare besteding de mededinging is beproefd, met dat gevolg, dat hij steeds voor dezelfde som aannemer is gebleven. De Commissie vindt daarin grond, om zijn verzoek tot het aangaan van een nieuw contract voor den tijd van drie jaren, op dezelfde voorwaarden in gunstige overweging te nemen en tot vermijding van noodelooze moeite en besparing van onnoodige kostende aanneming onderhands aan te raden. Aan HH. Burgemeester De Commissie van Fabricage, enz. en Wethouders. N°. 311. Leiden, 13 December 1875. Wij hebben de eer aan uwe vergadering hiernevens over te leg'gen de adressen van G. Tibboel en van de firma Jaeger en C°. ter bekoming van grond aan den Vestwal bij de voormalige Marepoort, met bet daaromtrent ingewonnen bericht der Commissie van Fabricage. Met de conclusie van dat rapport kunnen wij ons op zich zelve veree- nigenzoodat wij er geen bezwaar in zouden vinden u in overweging te geven om dienovereenkomstig te besluiten, zoo het ons niet ongeraden voorkwam om op dit oogenblik van bedoeld terrein afstand te doen. Sedert de behandeling van voormelde adressen is het namelijk gebleken dat aan de oprichting van eene derde school voor minvermogenden drin gend behoefte bestaat. Zooals de districtsschoolopziener ons heeft medegedeeldzijn er na de laatste inschrijving op de scholen voor minvermogenden 190 kinderen boven het getal, dat met behoorlijke klassenverdeeling kan worden geplaatst, ter wijl door de hoofdonderwijzers met de voorjaarsinschrijving een nog sterkere aanvrage wordt te gemoet gezien. Op de school n°. l is tijdelijk in het gebrek aan plaats voorzien door op vele banken voor twee leerlingen bestemd er drie te plaatsen en van de school n°. 2 zijn twee afdeelingen voorloopig geplaatst in het schoollokaal op de Oude Vest en in de teoken- school op de Breestraat. Verder zal, naar wij met zekerheid vernemen, de bijzondere school op de Pieterskerkgracht met 1 October van het volgend jaar worden opgeheven, ten gevolge waarvan voor een 200 tal leerlingen 62

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 1