Eene verordening is vastgesteldregelende den omvang van het te geven onderwijs, de indeeling in de noodig geoordeelde klassen en het aantal der daarvoor vereischte onderwijzers en onderwijzeressen. De kosten, voor die uitbreiding noodzakelijk, zijn mede door den Eaad toegestaan, waardoor de post voor de kweekschool van ƒ2500, is verhoogd tot ƒ3776. Die meerdere uitgave is door den Directeur aangegeven in zijn breedvoerig in dezen uitgebracht rapport, en nauwkeurig becijferd ad 1275} daarbij wordt te kennen gegeven"dit is een maximumwant door com binatie van twee of meer klassen is vermindering van uitgaven mogelijk." Wij meenen recht te hebben om aan te nemen dat met de wettelijke organisatie ten vorigen jaar bedoeld is eene volledige regeling van de kweek school te verkrijgenvoldoende aan de bestaande behoeften. Burgemeester en Wethouders waren van hetzelfde gevoelenals zij in de voorlaatste zinsnede van hun rapport (zie Handd. n°. 91, 1874) zeggen: "De kweekschool zal tengevolge van de voorgestelde uitbreiding eene inrichting worden, waar de adspirant-onderwijzers volledig voor hunne taak zullen kunnen worden opgeleid." Het plan tot uitbreiding door den Directeur met ingenomenheid tot be reiking van dat doel ontworpen (zie Handd. n°. 28 1874) is zonder eenige restrictie aangenomen. Terecht mag het dan bevreemding wekkendat thans nog vóór het verstrijken van het eerste jaar, na het in werking treden der verordening eene verhooging van uitgaven zou noodig zijn eten bedrage van 526, zijnde meer dan de helft van 1025, voor de geheele uitbreiding (buiten den zang) hoogstens gevorderd. Die som wordt nu ook niet als tijdelijke uitgave ge vraagd maar als vaste bijdrageom daaruit jaarlijks te voorzien in be hoeftendie te kennen gegeven worden, als te onzeker te zijn, om bepaald omschreven te wordenof onder vaste regelen te brengen. Eene machtiging te verleenen tot beschikking over gelden van de ge meente, op de wijze als bier wordt voorgesteld, komt voor in strijd te zijn met de beginselen van comptabiliteit. Nu er eene verordening bestaat, die de inrichting van de kweekschool regelt, moet ook zij de grondslag zijn voor de bepaling der uitgaven. Mocht soms blijken, dat de kweekschool, om te beantwoorden aanhaar, door den Raad vastgesteld doel, regelmatig meer hulppersoneel noodig heeft, of, dat nadere vermeerdering van klassen op den duur eene vereischte is, dan moet o: i. de verordening in dien zin gewijzigd worden. Doen zich echter toevallige omstandigheden voor, die tijdelijke voorzie ning wenschelijk doen achten, dan ligt de beoordeeling daarvan aan den Raad, die na volledige toelichting, zoo noodig, ook tijdelijk, de gelden voor die voorbijgaande behoefte zal aanwijzen. Het komt ons met die beschouwing onvereenigbaar voor onbepaald een crediet te verleenen ter bestrijding van behoelten die niet bepaald aange wezen zijn; waarvan het werkelijk bestaan niet blijkt, maar de mogelijk heid alleen wordt verondersteld. Gaan wij nu 't rapport van Burgemeester en Wethouders na en letten wij op den aard der behoeften, waarvoor uitgaven gevraagd worden, dan zien wij in de eerste plaats gewezen op mogelijke kosten voor lessen in botanie en natuurlijke historie, die tot nu gratis werden verstrekt, doch waarvan de voorziening tegen bezoldiging eventuëel mogelijk zal kunnen zijn. Wij meenen daaromtrent te moeten opmerkendat in art. 3 der veror dening voorzien is in het onderwijs in de natuurlijke historie en dat botanie in de verordening niet opgenomen is, als leervak. Is nu botanie noodig en wordt onder natuurlijke historie iets anders begrepen, dan onder 1" d van art. 3 dan vordert eene goede behandeling van zaken, die leervakken, worden ze noodig geoordeeld, op te nemen in de verordening. Hetzelfde geldt ook voor eene cursus in staathuishoudkunde en kennis der staatsinrichting, waarvan in de verordening evenmin sprake is. In de tweede plaats wordt te kennen gegevendat reeds in dezen cursus meerdere lessen zijn moeten gegeven worden in wiskunde, Eransche taal en teekenen. De redenwaarom in dezen is afgeweken van de regelingbij de veror dening voorgeschrevenwordt niet opgegeven. Het feit wordt slechts medegedeeld en vergoeding daarvoor aangevraagd. Die handelwijze komt zeer vreemd voor. Met het oog op de verklaring van den Directeur in zijn rapport dat het berekend maximum voor vermindering mogelijk was, had men recht te verwachten, dat in elk geval, ten minste met overleg, het onderwijs zou geregeld worden binnen de grenzendie kort te vorenals zeer ruim in de verordening waren aangegeven. Zonder nadere toelichting kan deze handelwijze zeker geene goédkeuring wegdragen. De verordening is opgemaakt om nagekomen te worden. In strijd met dit beginselgeven Burgemeester en Wethouders, zonder eenige toelichting, eenvoudig kennis van het feit, vertrouwende dat dit voor den Raad voldoende is, om de gevraagde sommen toe te staan en de over schreden posten voor goed daarmede te verhoogen. Met die zienswijze kunnen wij ons niet vereenigen en vinden daarin alle reden, om ons tegen de voorgestelde meerdere uitgave te verklaren. Wjj doen dit te eerder, omdat wij niet kunnen aannemen, dat men in de regeling ten vorigen jare zoodanig zou hebben misgetast. Mocht dit echter werkelijk het geval zijn, dan achten wij eene wijziging der verorde ning noodzakelijk. Wij geven uwe vergadering derhalve in overweging de gevraagde sommen niet toe te staan als in strijd met de verordeningmet dien verstande dat, ingeval onvoorziene omstandigheden voor den loopenden cursus meer dere hulp wenschelijk doet zijn, daartoe een nader, maar gemotiveerd voor stel aan den Raad worde ingediend. Omtrent het tweede punt van het voorstelverhoogiug van de jaarwedde van den directeur Van ƒ600 op ƒ700, bestond in onze Commissie verschil van gevoelen daar één der leden zich wel genegen verklaarde onvoorwaar delijk de verhooging toe te staandoch de gegrondheid der daartegen inge brachte bezwarenniet te min zeer gewichtig oordeelt. Het voorstel geeft ons aanleidingom de verhouding van den Directeur tot de kweekschool en de inrichting van deze, eeuigszins nader aan te wijzen: De vermeerdering der school met twee klassen heeft, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, de werkzaamheden van den DhtHteur aanzienlijk doen toenemen, daar de betrekking medebrengt den gang vtfn het onderwijs geregeld te volgen en daarop toezioht te houden door zooveel mogelijk bij de lessen tegenwoordig te zijn, Die lessen nu, worden volgens den tegenwoordigen rooster eiken avond gehouden van 6 tot 9 uren en bovendien des Woensdags en Zaterdags van 1 tot 4 uren in den regel in al de zes klassen te gelijk en dat nog wel in vier verschillende gebouwenals in de openbare scholen op de Boom- markt en de Breestraat, de Hoogere Burger- en de Gymnastiekschool. De taakom al die lessen behoorlijk bij te wonenis uit den aard der zaak veel bezwarender geworden en de werkkring van den Direoteur in de zelfde mate uitgebreid. Wij stemmen dan ook gaarne in met het gevoelen van Burgemeester en Wethouders dat de bezoldiging in 1864 aan die betrekking toegekend, niet in verhouding meer staat met de daaraan thans verhonden werkzaam heden. Eene herziening der jaarwedde komt ons danl ook niet onbillijk voor en wij zouden niets tegen de verbooging van 200 hebben hf te brengen ware het niet, dat de Directeur mede als leeraar aan de inriéhting werk zaam was. Volgens ontvangen inlichtingen zijn thans aan dé kweekschool verbonden de navolgende, uit de post der kweekschool bezoldigde, onderwijzers, en dooententegen genot der achter hunne namen uitgedrukte wedde, als: De Directeur Van Dijk ƒ450; Van der Harst ƒ300; Lancel ƒ200; Brouwer ƒ325; Van Wijk ƒ300; Japiksc ƒ275; Dr. De Loos 237.50; Jennes ƒ312.50; Mejuff. Jesse ƒ100; Mejufi. Winkler ƒ100; Wüyster ƒ175; Haanstra ƒ160. Uit deze opgave blijkt, dat de Direoteur zelf de meeste lessen heeft. Deze zijn bij de uitbreiding in dit jaar nog vermeerderd met één uur, daar de bezoldiging van 1864 tot 1875 375, dus 75 minder bedroeg. Het gevolg hiervan is, dat de Directeur, behalve des Vrijdags, eiken dag één des Maandags twee en des Zaterdags drie uren van den schooltijd door eigen lessen ziet ingenomen. Naar ons oordeel ontneemt deze omstandigheid in groote mate de waarde aan het argument, dat de werkkring van den Directeur, qua talis, zoozeer is toegenomen, daar de uitbreiding zelfs medegewerkt heeft zijne lesuren te vermeerderen en daardoor den tijd en de gelegenheid tot toezicht nog meer is beperkt. Daarin ligt dan ook de hoofdreden, waarom wij ons niet kunnen vereenigen met het voorstel, zooals het gedaan is, Het geeft ons echter aanleiding, uwen Raad in overweging te geven of het welbegrepen belang der kweekschool niet eerder medebrengt, om de verordening te wijzigen in dien zindat de bevoegdheid of verplichting van den Directeur, om als bezoldigd leeraar aan de inrichting werkzaam te zijn worde opgehevenof tot een bepaald minimum beperkten daarnaar de jaarweddé van den Directeur nader te regelenmet inachtneming van de bezoldiging in beide betrekkingen genoten. Deze bedroeg vóór de uitbrei ding 875 en sedert 1 Januari jl. ƒ950. Wij doen dit te meer, daar naar ons oordeel het cumuleeren van be trekkingen niet wenschelijk is en zeker zijne grens heeft, zoowel in 'tbe lang van het onderwijs zelve, als ook, om de verhouding tussohen ambte naren van dezelfde catbegorie, (in dezen de onderwijzers en leeraren bij het onderwijs) met betrekking tot hunne bezoldigingniet ten eenenmale te verbreken Die grens is in dezen naar onze bescheidene meening bereikt als men nagaat, dat de Directeur thans uit de gemeentekas geniet eene som van ƒ3318; met inbegrip van ƒ300 voor vrije woniog. Wij meenert alzooten minste de meerderheid uwer Commissieu te moeten adviseerenook bet tweede punt van het voorstel niet aan te ne men dan na wijziging der verordening in bovenbedoelden door ons aange geven zin. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Einanciënenz. N°. 30?. Leiden, 13 üecamber 1875, Onder overlegging van en verwijzing naar een schrijven van de commissie van bestuur over het Akademisch ziekenhuisstellen wij uwe vergadering voor om tot de benoeming van een lid dier commissie over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 13 December 1875. Naar aanleiding van het bepaalde in art. 2 van het Reglement voor bet bestuur van het Academisch Ziekenhuis hebben wij de eer mede te deelen dat, volgens rooster 1° Januari 1876, als aftredend lid van bestuur is aan gewezen de Heer A. H. Eigeman, lid aangewezen door den Gemeenteraad van Leiden. Uit het u toegezonden exemplaar van hét reglement zal het u bekend zijn dat de aftredende leden herkiesbaar zijn. Aangenaam zal het ons wezen te mogen vernemen wien de Gemeenteraad zal aanwijzen als lid der Commissie van bestuur na 1 Januari 1876. De Commissie van bestuur van het Academisch Ziekenhuis, v. d. Bbandelek, Voorzitter. J. Hoog, Secretaris. Aan HH. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. N°. 308. Leiden, 14 December 1875. Ter voorziening in de vacature van onderwijzer 2de klasse aan de school n°. 1 voor minvermogenden ontstaan door het verleend eervol ontslag aan den heer J. J. van Tertholenhebben wijin overleg met den hoofdon derwijzer dier school en den districts-schoolopziener, eene voordracht opge maakt die wij bij deze de eer hebben uwe vergadering aan te bieden met verzoek daaruit over te gaan tot de benoeming van een onderwijzer 2de klasse aan voormelde school, op eene jaarwedden van 600, te weten: 1°. Erederik Adolph van Dam; 2". Abraham Willem Swart; en 3°. Leen- dert Heyboer, ailen hier werkzaam. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Te Leiden ter Boekdrukkerij vah J. C. DRABBE,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 6