30#. Leiden, 13 December 1875. Wij hebben de eer hiernevens ter uwer kennis te brengen een brief van HH. Curatoren der Hoogeschoolwaarbij wordt verzocht om met wijziging van het Raadsbesluit van 9 December jl. alsnog vergunning te willen ver- leenen om het nog open gebleven gedeelte der Binnenvestgracht langs het ziekenhuis voor de eene helft te doen dempen en voor de andere helft te doen overwulven, zooals oorspronkelijk door Curatoren was aangevraagd. Wij vertrouwen evenzeer als de Commissie van Fabricagedaaromtrent door ons gehoorddat het in bedoelden brief aangevoerde u de overtuiging zal schenken dat eene inwilliging van het verzoek inderdaad moet geacht worden in het welbegrepen belang van de gemeente te zijn. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. Leiden, 13 December 1875. Met leedwezen hebben wij uit uwen brief van 10 dezer n°. 889 verno men dat de Gemeenteraad bezwaar maakt de door ons gevraagde toestem ming te verleenen om de halve breedte van het overgebleven deel der Bin nenvestgracht langs het terrein van het Academisch Ziekenhuis te dempen de andere helft te overwelven en op den muur tegen het gedempte gedeelte het ijzeren hek door te trekken tot de sloot naar den Singel, alles zoo als met het dusverre overwelfde gedeelte heeft plaats gehad. Hoezeer wij erkentelijk zijn voor 's Raads beschikking om op eene an dere wijze aan ons verlangen te gemoet te komendoor namelijk te bewil ligen in de geheele overwelving van het overgebleven deel der Binnenvest gracht zoo mogen wij niet nalaten te doen opmerken dat het beoogde werk daardoor schier onuitvoerlijk wordt. Immers de afscheidingsmuur met hek zou danom in dezelfde rigting te blijven als het reeds bestaande ge deelte, moeten komen op het midden van het gewell, hetwelk dan èn op zich zelf en in zijne steunpunten ter wederzijden van het grachtje van bui tengewoon sterke constructie zou moeten worden, behalve dat een breed verwulf zeer veel kostbaarder is dan eene smalle overdekking zoo als die voor het reeds ovérwelfd gedeelte. Een en ander zou dan eene uitgaaf vorderen buiten verhouding tot het beoogde nut en verre overschrijdende de sombeschikbaar gesteld om het werk nog in dit jaar te bekostigen mits de aanbesteding nog in deze maand plaats hebbe en worde goedgekeurd. Die goedkeuring nu zal wel geen plaats kunnen hebben indien de breede overwelving aan het toestaan van het door ons gevraagde verbonden blijft; en daardoor zal dit werkwaarin eene groote verbetering voor het Zieken huis gelegen is, een jaar uitgesteld moeten worden. Wij begrijpen dat de Raad bedenking heeft tegen het vernauwen der ruimte, waardoor de faeces van het Ziekenhuis worden afgevoerd, wanneer het grachtje bestemd bleef dien afvoer te ontvangenmaar dit is geenszins het geval, daar het stellige plan bestaat, en wel denkelijk reeds in 1876 zal worden uitgevoerdom de rioleering van het Ziekenhuis zoodanig te ver anderen, dat alle lozing van faecalia op het reeds overwelfde deel van de Binnenvestgracht zal ophoudentengevolge waarvan hieruit geen faecalia van het Ziekenhuis op het thans nog open gedeelte zullen kunnen afvloeien. Als dat voornemen zal zijn uitgevoerd schijnt de grond van het bezwaar van den Raad geheel te vervallen. Wij hebben inmiddels de eer nog het volgende aan uwe overweging te onderwerpen .- dat namelijk eene halve overwelving voor het Ziekenhuis zou wegnemen, even zoo wel als de geheele overwelvingde uitwasemingen van de westelijke monding van het reeds bestaande halve gewelf, maar dat dit bij eene toe stemming aanstonds verzekerd is; dat gelijke overwelving van het nog open gedeelte van het grachtje even zeer, en terstond, de huizen daarlangs zou baten als eene geheele overwel ving, maar dat, bij volhouding daaraan, het werk bedreigd wordt met min stens een jaar uitstel, of meer, indien de regering in de grootere uitgaaf bezwaar ziet; dat eindelijk door dat uitstel èn het Ziekenhuis èn de huizen langs het open gedeelte beiden van een dadelijk nut worden verstoken, zonder eenig nutvoor wie dan ookanders. Wij vleijen ons daaromdat de Gemeenteraad wanneer hij met het be staan van bovenbedoeld plan tot verandering der riolering van het Zieken huis zal zijn bekend gemaakt, bereid zal bevonden worden zijne genomen gunstige beschikking te wijzigen en voor den korten tijd, waarin de uitlo ging nog op de Binnenvestgracht zal geschieden, geen verder bezwaar zal maken om in de demping van de helft te bewilligen. Zeer aangenaam zou het ons zijn, zoo uw college kon goedvinden daartoe alsnog een nader voorstel aan den Raad te doenen wel met zoodanigen spoed, dat de, zoo wij hopen gunstige beslissing kunne genomen zijn vóór den 27sten dezer, welke dag door den Minister van Binnenlandsche Zaken is bepaald voor de eventueele aanbesteding der werkenwaartoe de doortrek king van de overwelving met ringmuur en hek behoort, waarop dan nog, zoo als reeds gezegd is, de goedkeuring vóór Nieuwjaar moet volgen. Curatoren der Hoogeschool te Leiden, Gevebs van Endegeest, President. W. G. de Beuïn Kops, Secretaris. Leiden, 13 December 1875. Onder verwijzing naar haar rapport van 6 December jl., n". 301, geeft de Commissie van Financiën u in overweging om alsnog aan HH. Curato ren dèr Hoogeschool de door haar nader aangevraagde vergunning te ver leenen tot demping en overwulving van het nog open gebleven gedeelte der Binnenvestgracht. Uit de missive van Curatoren voornoemdschijnt voldoende te kunnen worden opgemaakt dat eene inwilliging van het verzoek tot geene nadeelige gevolgen voor de gemeente aanleiding zal geven. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 305. Leiden, 13 December 1875. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders betrekkelijk de rioleering bij de Morschpoort vereenigt drie punten te zamendie naar onze meening elk als op zich zeiven staande beschouwd moeten worden en gereedelijk voor afzonderlijke behandeling vatbaar zijn. In de eerste plaats komt ter sprake de verhouding van het Rijk, als 1875. eigenaar van het ziekenhuis, tot de gemeente, met betrekking tot de rioleering van dat gesticht. De gemeente heeft namelijk bij den afstand van den grond, ten behoeve van het ziekenhuis, het Rijk de verplichting opgelegd, om het gebouw op zijne kosten te doen aansluiten aan eenig nieuw rioolstelsel, dat even tueel van gemeentewege in die buurt mocht worden aangelegd en ingevoerd. Burgemeester en Wethouders zijn van oordeel, dat die verplichting ook dan moest worden nagekomen, ingeval het ziekenhuis geen behoefte had om gebruik te maken van de gemeente-middelen tot afvoer, door dat het zelf voorzag in de opruiming van zijne faecalien. Wij betwijfelen of aan de gestelde voorwaarde die strekking kan worden toegekend. Bij het stellen van die bepaling is mennaar onze opvattingvan geene andere onderstelling kunnen uitgaan, dan dat uit den aard der zaak, de afvoer van faecalien in de stadsriolen zou moeten plaats hebben en de ge meente zou moeten voorzien in de opruiming der faeces buiten het terrein van het gesticht. De bedoeling was alleenom de gemeente, bij mogelijke toepassing van het toen aan de orde zijnde Liernurstelselniet te bezwaren met de kosten van aanleg op het terrein en in het gebouw van het ziekenhuis. Er is toen zeker niet gedacht aan de mogelijkheid, dat het Rijk zelf zou willen zorgen voor opruiming van de faecalien van het ziekenhuis. In dat geval toch vervalt voor de gemeente elk belang, daar zij ont heven werd van de op haar rustende zorg, om ook ten behoeve van het Ziekenhuis te voorzien in verderen afvoer van stoffen buiten het gesticht. De toepassing der voorwaarde vervalt o. i. ipso jure wanneer, zooals het plan schijnt te bestaan, het Rijk geen gebruik wil maken van gemeente werken maar in eigen behoefte wenscht te voorzien. Het bezwaar tegen de gestelde voorwaarde bestaat dan in het gegeven geval niet en maakt daarom de opheffing der bepaling niet noodig. Zij blijft echter hare kracht voortdurend behouden, omdat het Rijk later van denkbeeld kon veranderen en op nieuw, zooals tot nu toe, het zieken huis zou kunnen doen aansluiten aan de gemeente-rioleeringwaartoe de bevoegdheid steeds bestaat. De mogelijkheid daartoe ligt ook voor de hand, daar het later blijken kandat het in te voeren pneumatisch systeemom welke reden ookniet voldoet en verlaten wordt. In geval onze opvatting van de strekking der genoemde bepalingen onjuist mocht geoordeeld worden, bestaat bij ons geen bezwaar deze aan te vullen in dien zin»dat de verplichting wordt opgeheven ingeval dat en zoolang als het Rijk zelf voorziet in de opruiming der faecalien van het ziekenhuis en geen gebruik maakt van de gemeente-rioleering." Wij geven uwe vergadering op de aangegeven gronden in overweging, de meer bedoelde bepaling uit het contract van 20 Juni 1872 niet te doen vervallen en subsidiair deze aan te vullenzooals boven werd aangegeven. In de tweede plaats wijzen Burgemeester en Wethouders op den slechten toestand der riolen in de buurt van het Ziekenhuis en vooral op de nadee lige gevolgen van hunne uitloozing in de Binnenvestgracht. Ter verbetering van dien toestand wordt een plan overgelegd van een volledig riolennet in de aangegeven wijk, met uitloozing in het Galgewater. De goedkeuring van dat plan wordt voorgesteld, met beschikbaarstelling van de som van ƒ3200, waarop de kosten voor de uitvoering zijn geraamd. Wij zouden geen bezwaar zien in het toestaan van de betrekkelijk geringe som van ƒ3200, waardoor zeker in den bestaanden toestand verbetering zou worden aangebracht, ware het voorstel niet afhankelijk van de beslissing uwer vergadering omtrent deze punten 1°. Of het voorgestelde systeem van rioleering op de aangewezen wijk uwe goedkeuring wegdraagt. Is zulks niet het geval, dan vervalt het ontworpen plan van zelve. Wordt die vraag bevestigend beantwoord, dan volgt 2°. De beoordeeling van het plan zelf, of uwe vergadering zich daar mede kan vereenigen. Uwe Commissie meent zich te moeten onthouden van eene beoordeeling van het eerste punt. Ook omtrent het tweede punt laat zij de beslissing aan uwe vergadering over, maar de hierboven behandelde quaestieten opzichte van het zieken huis geeft haar aanleiding tot eene enkele opmerking. Zij is namelijk deze, dat het voorgestelde plan haar voorkomt een halve en zeer gebrekkige maatregel te zijn, door het in wezen laten van de Bin nenvestgracht, hetzij deze voor een gedeelte, het geheel of de helft, over- wulfd is. In die gracht ligt de hoofdoorzaak van den nadeeligen toestanddie zal blijven voortbestaan, al geeft men uitvoering aan het voorgesteld plan. Wanneer hel ziekenhuis daarin niet meer uitloost, zal de opeenhooping van vuil wel zeer verminderenmaar die sloot behoudt hare bestemming. Zij blijft de voortzetting, een deel, van het open riool, aanvangende bij de IJzeren gracht en eindigende bij de Morschpoort. Geeft men nu geen gevolg aan het plandan zullen dat enkele riool en die weinige spruitendie men zou willen afsluiten, op den algemeen aan wezigen toestand geen grooten invloed uitoefenen. Het nut der voorgestelde rioleering wordtnaar onze meeninggrooten- deels weggenomen door het laten bestaan van die gracht. Hierin zien wij dan ook eene reden uwe vergadering in overweging te gevenzich met het voorgestelde plan niet te vereenigen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiënenz. N°. 306. Leiden, 13 December 1875. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders betrekkelijk de kweek school voor onderwijzers (zie Handd. n°. 283) strekt tot lerhooging: 1°. van den post der jaarwedden voor onderwijzers etc. met 525 2". die van den Directeur met ƒ200. Wat het eerste punt betreft, bestaan bij ons zoowel tegen die verbooging zelveals tegen de wijzewaarop zij wordt voorgedragen eenige bedenkingen. In het vorige jaar is, op voorstel van den Directeur (zie Handd. 1874, n°. 28), eene aanzienlijke uitbreiding aan de kweekschool gegeven, die daarnaar op nieuw georganiseerd is. 61

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 5