De beer Du Bieu. Ik meen te moeten vragen of in bet rapport van de
Commissie van Financiën niet nog eene conclusie voorkomt ten opzichte
van kennisgeving aan andere besturen.
De Voorzitter. Zoodra de Baad het verzoek zal hebben toegestaan,
zal aan het gemeentebestuur van Haarlem de goedkeuring op dit besluit
worden gevraagd.
Het voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
XII. Voordracht van Commissarissen der Bank van Leening, betrekke
lijk de uitkeering aan de ambtenaren van niet uitbetaald traktement en ad-
ministratieloonen de teruggave aan de voormalige inbrengers van de niet
afgehaalde meergelden.
(Zie Handd. 44, n°. 279.)
De Voorzitter. Ik moet aan de vergadering mededeelen dat de zooge
naamde meergelden voor dit jaar eene som van f 200 beloopen, maar dat
zij in volgende jaren natuurlijkerwijze steeds zullen verminderen.
Het voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
XIII. Verzoek van J. C. Vunderinkonbezoldigd inspecteur van politie
en ambtenaar belast met het toezicht op de hondenom verhooging van
jaarwedde.
(Zie Handd. 44, n°. 281 en 45, n°. 287.)
De Voorzitter. De Commissie van Financiën is tegen dit voorstel.
Burgemeester en Wethouders hebben bij de begrooting voor 1876 voor
gesteld eene verhooging der percenten aan den adressant toe te kennen.
De Baad heift die echter afgewezennadat in eene zittingden vorigen
dag gehoudende stemmen hadden gestaakt. Nu de adressant op zijn
verzoek nader terugkomt, meenen Burgemeester en Wethouders dat zij
geen ander voorstel mogen doendan om het verzoek toe te staan. Het
is waar, de Baad heeft eenmaal het verzoek met eene groote meerderheid
van stemmen afgeslagen, maar, zooals ik zeide, nadat daags te voren de
stemmen hadden gestaakt. Toen ik, verwonderd over dien uitslag, mijne
vrees te kennen gaf, of mijn voorstel wellicht niet goed was begrepen,
voerde de heer Goudsmit mij toe: «la nuit porte conseilmijnheer de
de Voorzitter." Welnu, misschien kan dat heden ook het geval zijn, na
zoovele nachten.
De heer Hartevelt. De Commissie van Financiën heeft hare bevreem
ding kenbaar gemaakt, niet omdat Burgemeester en Wethouders het verzoek
van J. C. Vunderink, aan den gemeenteraad gericht, inbrengen, maar omdat
zij adviseeren tot toestemmingen tot het nemen van een daartoe strekkend
besluit, nadat 14 dagen vroeger een voorstel van geheel gelijke strekking
door den Baad is verworpen. Welke gevolgen hebben wij te wachten van
het terugkomen op onze besluiten, door liet indienen van een verzoekschrift?
De Voorzitter. De adressant heeft een nieuw verzoek ingediend. Hij
heeft persoonlijk alle leden, naar ik meen bezocht, en nu was het mogelijk
dat men van gevoelen was veranderd en het billijke van het verzoek deelde.
In omvraag gebracht, wordt het voorstel van de Commissie van Finan
ciën, om op het adres afwijzend te beschikken, aangenomen met 10 tegen
9 stemmen.
Tegen stemden: de lieeren Le Poole, De Fremery, Van Wensen Krantz
Van ItersonLibrecht LezwijnVan der LithDercksen en de Voorzitter.
XIV. Ontwerp-Verordening, regelende het pensioen aan gemeente-ambte
naren en bedienden te verstrekken.
.(Zie Handd. 24, n'. 164; 26, n°. 172; 26, n». 179; 31, n°. 208 en 44,
n°. 282.)
De heer Goudsmit. Ik neem de vrijheid de vergadering te verzoeken,
dat de commissie diligent worde verklaarden de beraadslaging over dit
ontwerp worde verdaagd. De commissie wenscht te overwegenof zij zich
ook met sommige der door het Dagelijksch Bestuur en door de Commissie
van Financiën voorgestelde wijzigingen kan vereenigen. Zij is nog niet ver
gaderd geweest, en bij de afwezigheid van den heer Cock heeft zij niet
kunnen beraadslagen. Wordt zij daartoe nog in de gelegenheid gesteld
dan zal dit de behandeling en afdoening der zaak vereenvoudigen.
De Voorzitter. Het is mij aangenaamdat dit voorstel door den heer
Goudsmit wordt gedaan. Reeds beden morgen kwam het bij Burgemeester
en Wethouders ter sprake, of bet niet wenschelijk ware, dat het rapport van
de Commissie van Financiën een punt van nader overleg bij de Commissie
voor de Verordeningen zou uitmaken. Bij mij bestaat alzoo geen bezwaar
tegen het voorstel van den heer Goudsmit om de behandeling van deze
zaak tot eene volgende zitting aan te houden.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
XV. Voordracht tot het verleenen van afschrijving van plaatselijke di
recte belasting, dienst 1875.
(Zie Handd. 44, n°. 284.)
Wordt met algemeene stemmen aangenomen.
XVI. Verzoek van J. van der Wiel, om een stoep te leggen.
(Zie Handd. 45n°. 285.)
Wordt zonder stemming aangenomen.
XVII: Verzoek van S. Lips, ter bekoming van gemeentegrond.
(Zie Handd. 45n#. 286 en 288.)
Wordt met algemeene steramen aangenomen.
XVIII. Vaststelling van het tweede suppletoir kohier der plaatselijke
directe belasting, dienst 1875.
Wordt met algemeene stemmen aangenomen.
XIX. Voordracht tot onderhandsche verhuring van de woning boven het
telegraafkantoor.
(Zie Handd. 45n°. 289.)
De Voorzitter. Er wordt voorgesteld om de huur op nieuw voor den
tijd van een jaar te verlengen.
Het voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter. Hiermede zijn de onderwerpen, aan de orde van den
dag gesteld, afgeloopen. Verlangt nog iemand het woord?
De heer Hartevelt. In de memorie van antwoord van Burgeméester
en Wethouders op het algemeen verslag van het verhandelde in de sectiën
van den gemeenteraad komt o. a. voor, bij volgn. 95 der begrooting: »uij
de behandeling van dit artikel wenschen wij ter sprake te brengen de
vraag aangaande eene overdracht van de aan deze gemeente behoorende
kerktorens aan de kerkelijke gemeenten. Tot dus verre zijn afg«taan de
toren van de Marekerk en het klokkenhuis van de Hooglandsche kerk.
Thans zijn geen buitengewone herstellingen noodig en achten wij bet oogen-
blik gekomen ter zake onderhandelingen met de kerkbesturen aan te knoo-
pen. Wij wenschen uwe vergadering voor te stellenons college daartoe
te machtigen." Dit punt is bij de behandeling der begrootiDg aan onze
aandacht ontsnapt. Ik wensch hieraan te herinneren en te vragen, of dit
onderwerp niet aan de orde zal gesteld worden in de eerstvolgende raads
zitting.
De Voorzitter Ik zeg den vorigen spreker dank voor zijne herinne
ring en zal gaarne aan zijn verlangen voldoen.
De heer Goudsmit. Er is, mijnheer de Voorzitter, mij een gerucht ter
oore gekomendat ik gaarne bij deze gelegenheid ter sprake wensch te
brengen. Door u zou namelijk verboden zijn om, ter gelegenheid van het
aanstaande St. Nicolaasfeest en ook in bet vervolg, verlotingen van koek en
andere eetwaren door de bakkers te doen houden. Nu weet ik wel, dat er
een Kon. besluit bestaat, waarbij verboden wordt zonder toestemming van
den Koning verlotingen te doen houden boven de 100, behoudens
voor een minder bedrag het noodige toezicht. Ik weet ook, dat ait. 188
der gemeentewet de politie over alle voor het publiek openstaande gebouwen
en zamenkomsten aan den Burgemeester overlaat. Maar ik zie niet in
dat de macht van den Burgemeester zich zoover zou uitstrekkenom het
houden van verlotingen van eetwaren in winkels te beletten. Ik meen dei-
halve te moeten vragen of dit verbod werkelijk is gegeven en zoo jaop
welken grond het steunt,
De Voorzitter. Die verlotingen geschiedden in de winkels, hetgeen
naar mijne meening wel degehjk voor het publiek openstaande gebouwen
zijn. In den laatsten tijd werden de aanvragen om verlotingen zoo alge
meen, dat het moeilijk was politietoezicht daarop te houden. Maar buiten
dien, het komt mij voor dat men hij de jeugd den smaak voor loterijen niet
moet aanwakkeren. Ook vooral op dien grond heb ik gemeend aan die
toenemende loterijen een einde te moeten maken.
De heer Goudsmit. Uit een zedelijk oogpunt keur ik den maatregel,
doof den Burgemeester genomen, niet af, maar ik ben het met hem niet
eens dat hij meer dan een politietoezicht op de kleine verlotingen zou
mogen uitoefenen. Deze toch worden beheerscht door het Koninklijk besluit
van" 1814, waaraan noch door den Burgemeester noch door ons uitbreiding
kan worden gegeven.
De Voorzitter. Als men het den een verbiedt, moet men het ook den
ander doen. Het verbod bepaalt zich niet alleen tot de winkelsmaar
strekt zich ook uit tot de kramen en uitstallingen bij bet St. Nicolaasfeest.
De heer Goudsmit. Kramen zijn geen winkels en of winkels wel tot
openbare gebouwen kunnen worden gebracht is bij mij nog twijfelachtig;
I doch in elk geval wordt den Burgemeester slechts toezicht, niets meer,
niets minder toegekend.
De Voorzitter. Behalve art. 188 der gemeentewet geeft m.i. ook art.
80 der politie verordening de bevoegdheid om tot den maatregel over
te gaan.
De heer Van der Lith. Het komt mij voor, dat de woorden «alle
voor liet publiek openstaande gebouwen en zamenkomsten" die inv art. 188
worden aangetroffen wel degelijk op winkels van toepassing zijn.
De heer Goudsmit. Als men nu eene verloting houdt in een afzonder
lijk vertrek, waar geen winkel is, dan zal men de verloting toch niet kun
nen verbieden.
De heer Van der Lith. Als dat vertrek voor iedereen toegankelijk is,
dan valt bet ook onder de woorden «openstaande gebouwen en zamenkomsten.
De heer Goudsmit. Het komt mij voor, dat de maatregel nog al diep
.ingrijpt in de belangen van vele ingezetenen en dat er zekere hardheid in
gelegen is om, wegens een enkel misbruik het gebruik te beletten. Doch
ik herhaal, het geldt hier niet hardheid of onbillijkheid, maar veeleer de
wettige bevoegdheid.
De Voorzitter. Hierop moet ik antwoordendat ik reeds ten vorigen
jare aan de belanghebbenden door de politie heb doen aanzeggendat het
de laatste maal was, dat de verloting werd toegestaan. Toen beriep men
zich op de groote inslagendie men gedaan hadop grond daarvan heb
ik toen nog voor het laatst de vergunning verleend. Men kan zich dus
nu niet over hardheid beklagen.
Niets meer aan de orde van den dag zijndewordt de vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. C. DRABBE.