De Voorzitter. Ik zal dan nu het amendement van dén heer Van der Lith in stemming brengen. De beer Van Iterson. Is het niet wenschelijk eerst het voorstel der schoolcommissie in rondvraag te brengen, als hebbende de verste strekking? De heer Van der Lith. Dus dan zou eerst later mijn amendement in stemming komen? De heer Goddsmit. A1s het voorstel der Commissie mocht worden aan genomen vervalt uw amendement van zelf. De heer Van der Lith. Dan heeft er geene zuivere stemming plaats; want het kon zijn dat het voorstel der Commissie wierd afgestemd, juist omdat men aan bevoegdheid de voorkeur wenschte te geven, terwijl men er anders vóór zou geweest zijn. Ik meen ook dat in den regel bij stem ming een amendement voorafgaat. Het amendement van den heer Van der Lith, hierop in rondvraag ge bracht zijnde, wordt verworpen met 16 tegen 3 stemmen. Voor stemden: de beeren Van der Zweep, llartevelt en Van der Litb. Het voorstel der Plaatselijke Schoolcommissie wordt aangenomen met 14 tegen 5 stemmen. Tegen stemden: de heeren DercksenDu EieuVerster, Bijleveld en Eigeman. De heer Goudsmit. Het is eene kleinigheidmaar ik zou in plaats van de woorden«-vacantie te gever.", willen hebben gelezen»de school te sluiten." Er zou een roep door de stad gaan van menigvuldige vacanticn. De heer Bijleveld. Ofschoon ik tegen de door den heer Goudsmit verlangde wijziging op zichzelve geene bedenking heb, zoo moet ik toch bezwaar makendat in den tekst van een genomen besluit verandering worde gebracht, zonder dat daarover het gevoelen van de vergadering is gevraagd en deze daarin heeft toegestemd. Dd heer Goudsmit. De zaak is inderdaad niet van zoo groot gewicht, dat ik wenschen zou dat daarover eene woordenwisseling plaats had. Ik zie dus van deze wijziging af. VI. Verzoek van J. H. Carlier, aannemer van de verbouwing van het schoollokaal op de Aalmarkt, om kwijtschelding van boete. (Zie Handd. 41, n°. 271.) De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders, de Commissie van Finan ciën en de Commissie van Fabricage stellen voor den adressant te verlee- nen eene gedeeltelijke kwijtschelding der beloopen boete tot een bedrag van f 200. De heer Goudsmit. Op zich zelf heb ik geen bedenking tegen de in williging van dit verzoek. Toch mag ik niet ontveinzendat het mij hindert dat zich dergelijke verzoeken om kwijtschelding van boete telkens herbalen, en dat men zich daarbij beroept op oponthoud en stremming van het werk tengevolge van verandering van het weder. Daarom zou ik wenschen dat voortaan in de bestekken eene bepaling werd opgenomen, waaruit duidelijk zou blijken dat omstandigheden van weer of wind niet in aanmerking zullen komen om op grond daarvan ontheffing van boete te verleenen. De heer De Fremery. Ik meen te moeten herinneren, dat art. 139 der gemeentewet voorschrijft dat de Raad besluit tot het verleenen der kwijtschelding, die krachtens de wet of eene overeenkomst, of op gronden van billijkheid toekomt aan de huurders, pachters of bruikers der gemeente eigendommen en aan hendie hebben aangenomen ten behoeve der ge meente iets te doen of te leveren. Het komt mij dus voor, dat het in strijd met de gemeentewet zijn zouzoo wij in de bestekken eene bepaling opnamen, dat er voortaan geen kwijtschelding zou worden verleend; een onderzoek schijnt mij in elk geval plichtmatig toe. De heer Goudsmit. Ik heb volstrekt geen bezwaar tegen het verleenen van kwijtschelding in werkelijk buitengewone omstandigheden. De gemeen tewet erkent inderdaad de mogelijkheid, maar eene zoodanige kwijtschelding moet dan ook op buitengewone omstandigheden gegrond zijn. Verandering van weer, storm, vorst en dergelijke gewone gebeurtenissen kunnen, naar mijne rneening, niet beschouwd worden als afdoende redeüen om kwijtschel ding toe te kennen. Immers, bij bet maken van zijne berekeningen moet een aannemer op dergelijken tegenspoed bedacht zijn. Men moet toch niet vergeten, dat liet zoo lichtvaardig kwijtschelden der boete een onrecht is, dat men begaat tegenover andere aannemers, die wellicht hooger hebben ingeschreven, tengevolge van hunne berekening, dat er door weer of wind oponthoud zou kunnen ontstaan. Ik meen dus den vorigen spreker te moe ten vragen, of hij er bezwaar in zou vinden dergelijke bepaling, dat er voortaan geen kwijtschelding voor oponthoudten gevolge van het weder veroorzaakt, zal worden verleend, in de bestekken op te nemen. De Voorzitter. Ik moet den vorigen spreker doen opmerken, dat Burgemeester en Wethouders, bij het doen van het voorstel tot bet verlee nen van kwijtschelding, in deze zaak alleen in aanmerking hebben geno men de boog opgevoerde loonen en het gebrek aan werkvolk, dat hier bestond, tengevolge van de feesten die gehouden werden. Er zijn soms omstandigheden van buitengewonen aard, die het noodzakelijk maken kwijt schelding toe te staan. Men heeft nu weder het voorbeeld aan de Marebrug. Wat is de oorzaak dat de voltooiing van die brug zoo lang achterwege blijft? Alleen dat er geen genoegzaam werkvolk is te verkrijgende schuld vau bet oponthoud is in zoodanig geval niet te wijten aan den aannemer, maar dan ligt de oorzaak daarvan dieper en wel bij de onderaannemers buitens lands, aan welke de ijzerwerken van grooteren omvang worden uitbesteed en die daarbij aan geen boeten willen gebonden worden. Het is billijk, dat men dit in aanmerking neme. Ik zou het dus zeer gevaarlijk achten dergelijk algemeen verbodals door den heer Goudsmit verlangd wordt, in de bestekken op te nemen. Er bestaat ook geen grond voor de vrees, door dat geacht lid aan den dag gelegd. Immers, zoo men nagaat de remissiëndie de Raad in de laatste jaren heeft verleend, dan zal men ziendat Burgemeester en Wethouders in dat opzicht niet te kwistig met voorstellen zijn te werk gegaan. Bij onderzoek zou het blijken, dat er geen kwijtschelding werd toegestaanof zij werd door de billijkbeid gevor derd. Dit is ook bier het geval. En ik durf gerust verklarendat ik mij niet herinner, dat er eenige remissie werd verleend, die niet op hoogst billijke gronden steunde. De heer Goudsmit. Ik heb op den voorgrond gestelddat ik er niets tegen baddat aan het tegenwoordig verzoek werd voldaanmaar mijn bezwaar is alleen daarin gelegen, dat men zich soms op het weder beroept, ora kwijtschelding te bekomen. Daartegen meen ik voor bet vervolg te moeten opkomen. Voor het oogenblik is bet voor inij voldoende, dat ik daarop de aandacht heb gevestigd. De Voorzitter. Ik zou het als eene groote onrechtvaardigheid be schouwen, indien aan den tegenwoordigen adressant geene gedeeltelijke kwijt schelding werd verleenddaar de grondendoor hem tot ondersteuning van zijn verzoek aangevoerd, afgescheiden van de weersgesteldheid, mij billijk toeschijnen. - De heer Krantz. Met den lieer Goudsmit ben ik het eens, dat het gevolg onzer toegevendheid zal zijn, dat geen werk meer op den bepaalden tijd wordt opgeleverd. Het komt mij voor dat er volstrekt geen reden be staat om den adressant remissie der boete te verleenen. Bijzondere omstan digheden komen hier niet in aanmerking; dat de school niet op den bepaal den tijd is gereed geweest, is het gevolg van bet verschrikkelijk rekken der werkzaamheden; wat de werkloonen betreft, het was te voorzien dat dieten gevolge der academiefeesten, zouden stijgen, waarop andere aannemers ook wel zullen gerekend hebben; jegens hen zoude het onbillijk gehandeld zijn kwijtschelding te verleenen. Door u, mijnheer de Voorzitter, is gewezen op de Marebrug; maar het is in mijn oog belachelijk, om de vertraging, die de voltooing van dat werk ondervindt, aan buitengewone omstandigheden toe te schrijven; dergelijke toegevendheid strekt ten nadeele der gemeente en van hen die aan hunne verplichtingen willen voldoen maar op deze wijze van het doen van aannemingen worden teruggehouden. De heer Van Iterson. Ik ben het geheel eens met den heer Krantz. In het adres van Carlier moge een en ander voorkomen dat ons tot mede lijden stemter blijkt niet uit van onmogelijkheid tot het nakomen der aangegane verbindtenis. Het verwondert mijmijnheer de Voorzitter, dat nu reeds door u omstandigheden worden bijgebrachtdie zouden kunnen lei den tot eene kwijtschelding van boete aan den aannemer der brug over de Oude Vest bij de Mare. Zoo voortgaandeworden de voorwaarden eener openbare aanbesteding illusoir. Op dien weg ga ik niet mede. Ik heb mij reeds lang geërgerd over de manier van werkenof liever vau niet-werken aan die brug. Ik zal dus stemmen tegen deze restitutie en ook tegen de anderedie in het verschiet schijnt te liggen. De Voorzitter. Ik zal daarop alleen antwoorden dat, zoo de Raad in geen geval meer remissiën verleendewij geen aannemers meer zouden krij gen. Waar zouden wij dan heengaan met de uitvoering van onze openbare werken Er bestaat ook volstrekt geen reden voor zoodanige algemeene afwijzing. Immers bij het verleenen van remissiën wordt uiterst spaarzaam te werk gegaan en rekening gehouden met de buitengewone omstandigheden. En wat de Marebrug aangaat, hoezeer deze quaestie op dit oogenblik niet aan de orde is, zal het u later blijken dat buitengewone omstandigheden de voltooiing hebben belemmerd. De heer Krantz. Het komt mij onbegrijpelijk voor, hoe men de aan leg van de Marebrug tot een zoo belangrijk werk kan-verheffenen het doen voorkomen alsof de materialen daarvoor benoodigd niet te verkrijgen zijn. Stellig is dat werk van zeer eenvoudigen aard, in vergelijking van zoovele belangrijkedie in den tegenwoordigen tijd ondernomen wordenen ik ben overtuigd dat het ijzerwerk, daarvoor benoodigd, waarop voornamelijk gedoeld wordt, door iederen smid of ijzer-fabriekant op den bepaalden tijd had kunnen geleverd worden. In omvraag gebracht, wordt het voorstel, tot het verleenen van gedeel telijke remissie, aangenomen met 15 tegen 4 stemmen. Tegen stemden: de heeren Suringar, Krantz, Van Iterson en Bijleveld. VII. Verzoek van W. Hoogenstraaten en Zoonom een duiker te doen leggen. (Zie Handd. 43, n°. 273.) Wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. VIII. Verzoek van I. Imans, om een riool te doen leggen. (Zie Hand. 43 n». 274.) Wordt zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen. IX. Verzoek van A. Vilders, ter bekoming van gemeentegrond, (Zie Handd. 43, n®. 275.) Wordt zonder beraadslaging met algemeene steramen aangenomen. X. Voordraoht tot rooiing van boomen. (Zie Handd. 43, n°. 277.) De Voorzitter. Ik doe opmerken dat er in het voorstel eene fout is ingeslopen. Er is daarin een boom opgenomen die op den Nieuwen Rijn voor het huis van den beer Schimmel staat; dit moet zijn voor het huis van den heer Kooyker. Het voorstel wordt zonder stemming aangenomen. XI. Verzoeken van H. den Haan en van het Bestuur van den Broek en Simontjespolder, ter bekoming van grond aan de Haarlemmertrekvaart. (Zie Handd. 43, n°. 273 en 45 n°. 291.) De Voorzitter. Ik moet aan de vergadering mededeelen dat er later nog een schrijven is ontvangen van het bestuur van den Broek-en Simontjes polder, dat het geheele terrein wenschte te bekomen. Wij hebben den ge meente-architect opgedragen daaromtrent een onderzoek in te stellenen deze heeft gerapporteerd, dat het hem voorkwam dat bet bestuur voldoende ruimte had, zoo het 180 of 200 centiaren grond bekwam. Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Financiën zijn het eens, dat er geen grond bestaat om verder te gaan dan door hen is voorgesteld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 3