verbonden of hij vertrok naar elders. Zoo is bet eveneens gegaan met andere leervakken, waarin wij ten gevolge van gedurige mutatiën ons zelfs met docenten hebben moeten behelpeninderdaad bekwaam genoegdie nog niet eens gepromoveerd waren. Zoo gaat het van lieverlede bij iedere ver andering. Het was dus om dergelijke ongelegenheden, die een geregelden gang van het onderwijs belemmerenvoor te komendat de voorgestelde maatregel is aangegeven. De Voorzitter. Dit is ook de redenwaarom ik mij met het voorstel van de Commissie van Financiën niet kan vereenigen. Een termijn van vijftien jaren te bepalenna afloop waarvan het inkomen eerst zal kunnen gebracht worden op 2000 of ƒ1800, voor zoover de leeraren dat bedrag alsnog niet genieten, zal het doel doen missen. Burgemeester en Wethou ders meenen dat van eene zoodanige regeling geene vruchten zijn te ver wachten, en dat vele leeraren al lang uit de gemeente zullen vertrokken zijn eer zij in het genot van dat maximum zullen gesteld zijn. De heer Van Hettinga Tromp. Wij hebben dat wel voorgesteld, maar daarbij tevens de verhooging met ƒ200 vermeerderd en van ƒ400 gebracht op ƒ600. De strekking van ons voorstel heeft overigens alleen ten doel de traktementen der leeraren eerst vast te stellen vóór tot verhoo ging daarvan over te gaan. In de traktementenzooals zij thans bestaan mist men een bepaalden grondslag. Zoo geniet de een 1600 terwijl het traktement voor zijne betrekking op ƒ1200 is bepaald, een ander ontvangt 2200 voor eene betrekking waaraan ƒ1600 traktement is verbonden enz. Eerst moeten al die traktementen, met de daarop betrekkelijke verordenin gen worden herzienwil men tot eene goede regeling voor het vervolg geraken, want anders zal zich naar onze overtuiging over vijf jaar dezelfde quaestie weder voordoen. Bij de begrooting komen telkens verzoeken in tot vermeerdering van traktementendie pas voor enkele jaren op nieuw zijn geregeld. Dat gaat niet open dat wenschen wij nu ook in dezen tegen te gaan. De Voorzitter. Ik betwist niet hét bezwaar van dat telkens terugkomen met aanvragen om verhooging, maar ik vind alleen den voorgestelden ter mijn te lang om in het volle genot der verhooging te treden. Het is dan evenzeer te vreezendat de docenten zullen vertrokken zijneer zij op dat bedrag zullen kunnen aanspraak maken. De heer Hartbvelt. Als ons idéé doorgaat, zullen de docenten er beter bij varen, maar langs een anderen weg. Wij willen wel verhooging der traktementen zien toegekend, als overtuigd, dat die gebiedend noodza kelijk is, maar wij wenschen, met den Inspecteur van het middelbaar onder wijs, alle besluiten en verordeningen die op de bezoldiging van leeraren be trekking hebben vooraf te herzien. Dit kan naar ons inzien geschieden vóór het einde dezes jaars en de nieuwe regeling met 1 Januari 1876 aan vangen. Verder geeft de Commissie van Financiën hare gedachten om trent eene regeling ten beste; zij gaat hoofdzakelijk uit van het denkbeeld dat een leeraar, die nu ƒ1600 of ƒ1800 traktement geniet, na verloop van 15 jaren ƒ2200 of ƒ2400 kan bekomen. Is een van die leeraren reeds 5 jaren hier in functie dan zal met Januari a. s. de eerste 200 verhooging aan hem worden toegekend, na verloop van 5 jaren weder ƒ200, en nog na 5 jaren de laatste 200. Kan dit hoofddenkbeeld de goedkeuring niet wegdragen, welnu men stelle andere regelen, maar liefst zoodanige, die ons zullen vrijwaren voor gedurige veranderingen ook na vijf jaren. De heer Van Iterson. Als ik den heer Hartevelt goed begrepen heb dan is de bedoeling der Commissie van Financiën deze: dat de zaak in quaestie niet nu worde beslist, maar dat de stukken aan Burgemeester en Wethouders worden teruggezondenmet verzoek omvóór het einde van dit jaar, een voorstel omtrent traktementsverhooging te doen; daarbij vaste traktementen tot grondslag nemendein plaats van de thans zoo verschillend samengestelde honoraria. De verhooging met zes honderd gulden te ver- deelen over een tijdvak van vijftien jarenwaarvan in het rapport der commissie sprake ismoet dan niet opgevat worden als een voorstelmaar als een advies aan Burgemeester en Wethouders om hun voorstel in dien zin te wijzigen. Is deze opvatting juist, dan heb ik tegen dat rapport geen bedenking. Het komt mij anders voor, dat die termijn van vijftien jaar wel wat lang is en dat meer gronden pleiten voor het oorspronkelijk voorstel om hem op vijf te stellen. Doch ik zal daar thans niet verder over spre ken omdat dit punt wellicht niet aan de orde is. De Voorzitter. Als het doel is om nu slechts eene beslissing te nemen over het voorstel van Burgemeester en Wethoudersdan zou ik in overwe ging geven nu het prinoipe uit te makenen dan met I Januari de zaak in werking te doen treden met de begrooting. Thans zou dan te beslissen zijnof de Baad zou willen aannemen het gedane voorstel tot verhooging. De heer Van Hettinga Tromp. Het aangevoerde door den heer Van Iterson geeft geheel terug de bedoeling van de Commissie van Financiën. Wij hebben cijfers genoemd, waardoor ongeveer dat bedrag van ƒ1600 wordt verkregen. Nu is de Commissie er wel niet tegendat bedrag op de begrooting te brengenmaar zij is tegen de verdeeling dier cijferszooals ze door Burgemeester en Wethouders wordt voorgedragen. Daarom geeft zij in overweging in den loop van het jaar de bestaande verordening te herzien. De heer Cock. Wat zal nu in rondvraag worden gebracht? De Voorzitter. Het voorstel om de 1737 op de begrooting te bren gen en dan aan Burgemeester en Wethouders op te dragen vóór het einde des jaars eene nadere voordracht in te dienen. De heer Cock; Is die 1737 een uitvloeisel van het voorstel van Bur gemeester en Wethouders? De Voorzitter. Ja, behoudens het doen van een nader voorstel. De heer Van Hettinga Tromp. Onze berekening komt eigenlijk op hetzelfde neer. De heer Van Heokelom. Er wordt dan toch door de aanneming van het tegenwoordig voorstel van Burgemeester en Wethouders niets gepraeju- dicieerd? Door mijne stem te geven aan dat voorstel, zou ik niet gaarne willen dat men daaruit afleidde, dat ik het gehaspel met die traktementen goedkeurdehet tegendeel toch is waar. De heer Du Kieu. Bij de begrooting kunnen wij den post vaststellen overeenkomstig de verordening. Wordt de verordening gewijzigd, dan kau de begrooting later daarmede in vérband gebracht worden. Ik geloof niet, dat het goed zou zijn nu tot die verhooging over te gaan. De heer Bijleveld. Ik geloof niet dat de Baad nu over het al of niet brengen van een post op de begrooting heeft te beslissen. Het is nu m. i.' alleen de vraag of de ingediende voorstellen tot traktements-verhooging zullen worden aangehoudenmet het oog op den wensch van de Commissie van Financiën met betrekking tot de verordeningen op het hooger en middelbaar onderwijs. De heer De Fremery. In de sectiën is de wensch geuit, dat dit punt vooraf ter beslissing zou worden gebracht, om de beraadslagingen over de begrooting zoo mogelijk te bekorten. Ik geloof dus, dat er geen bezwaar is nu reeds te bepalenin overeenstemming met het voorstel van de Commissie van Financiën, nevens de bestaande traktementen nog 1737 op de begrooting uit te trekkenten einde dit bedrag beschikbaar te houden voor eventuëele verhooging van de jaarwedden. De Voorzitter. Ik geloof dat, als de som niet op de begrooting voor komt de post voor onvoorziene uitgaven met een paar duizend gulden zal moeten worden verhoogd. Het voorstel is reeds door Burgemeester en Wethouders gedaan om de som van 1737 op de begrooting te brengen. De heer Hartevelt. Wij behandelen geen begrootingspost. Op het request der leeraren om verhooging van traktement, dient eene voorloopige beslissing te worden genomen volgens den wensch in de sectiën geopenbaard. De Commissie van Financiën is in beginsel voor verhooging der traktemen tenhoe die te regelen, zal in den loop dezes jaars blijken, en bij de be handeling van de begrooting zal er een post voor verhoogingen moeten worden uitgetrokken. De heer Goudsmit. Het bezwaar is alleen dit, dat wij omtrent deze zaak niet vóór het einde van het jaar kunnen gereed wezen. De Voorzitter. Het cijfer kan volstrekt niet verschillen. Er kan dus geen bezwaar bestaan om de zaak nu uit te maken. De heer Van der Lith. Ik zie er wel geen bezwaar, maar ook geen nut in, nu het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen. Immers, bij de behandeling van de begrooting blijft de Baad toch vrij om op een besluit van heden terug te komen. Ik kan mij dus wel vereenigen met het denkbeeld van den heer Hartevelt. Maar zou men nu niet kunnen uitmaken of men eene verhooging van de traktementen der leeraars wensche- lijk vindt, door aan Burgemeester en Wethouders op te dragen, eene rege ling dier traktementen te ontwerpen? Zij kunnen, bij aanneming van dit voorstel, daarin een verzoek zien om over acht dagen de nu voorgedragen som op de begrooting te brengen, terwijl dan de wijze, waarop over die som zal worden beschiktlater kan bepaald worden. De Voorzitter. Dat is al geschied. Maar het was de wensch in de sectiën om de zaak vóór de begrooting te behandelen. Het is dus de vraag, of de Baad kan goedvinden Burgemeester en Wethouders op te dragendat zij in dien geest zoo spoedig mogelijk een nader voorstel indienen, ten einde de nieuwe maatregel reeds met 1 Januari kunne in werking treden. De heer Cock, Ik kan daaraan mijne stem niet geven, zoo het de be doeling is eenvoudig nog eene nieuwe algeheele verhooging van alle trakte menten in eens in te voeren. Daarentegen kan ik er mij zeer goed mede vereenigen, indien het de bedoeling blijft, even als oorspronkelijk het voor nemen was, door progressieve verhooging der traktementen de docenten aan onze instellingen te verbinden en voor het onderwijs te behouden. De Voorzitter. Dat is ook de bedoeling. De heer Cock. Dan kan ik mij met het voorstel wel vereenigen. Ik vreesde maar, dat de Commissie nog verder wilde gaan. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, hierop in hoofdelijke omvrage gebracht zijnde, wordt met algemeene stemmen aangenomen. XI. Voorstel van Commissarissen der Gasfabriektot wijziging der Ver ordening houdende bepalingen omtrent het gebruik van gas door particulieren. (Zie Handd. 38, n". 254; 39, n°. 259 "en 40, n°. 261.) De heer De Fremery. Het zij mij veroorloofd, voordat discussien over de prijsvermindering van het gas aanvangennog eene mededeeling te doen die, zoo ik hoop, strekken zal om wat nog duister is volgens de Commissie van Financiën in ons voorstelhelder licht te maken. De Commissie zegt de ontvang is geraamd op 46000, de kosten voor de verlichting zijn 21000, derhalve blijft er eene winst van 25 mille, dat is 23000 min der dan voor 1875 is uitgetrokken. Deze cijfers zijn echter in Juli, op de gegevens die men toen had, opgemaakt; sedert is de toestand zeer gewij zigd en is aan Commissarissen duidelijk geblekendat bij een gasprijs van 10 cents op eene winst van 31700 kan worden gerekend, zooals de staat 6, eerst thans opgemaakt, aanwijst; de nadere toelichting, daaromtrent gegeven, zal, zoo ik hoop en vertrouw, dit duidelijk maken. Dat Commissa rissen niet gewoon zijn de winsten te overschatten, zal ieder die de begroo tingen met de uitkomsten bij de rekening vastgesteld vergelijkt moeten toestemmen. Op dien grond meenen wij dat ons wel eenig vertrouwen kan worden geschonken en wat de toekomst betreft, geeft de statistiek van de opbrengst na elke prijsverlaging verkregenzeker geen aanleiding om onge rust te zijn. De eerste prijsverlaging van 5.50 op 4.50 had plaats op 1 Juli 1857; de winst over 1859 was reeds 3000 meerder dan die over 1856 verkregen. Op 1 Januari 1867 werd de prijs gebracht op ƒ4; over 1870 was de winst slechts 500 minder dan in 1866. Op 1 Juli 1869 werd andermaal de prijs verminderd tot op 3.50 en reeds over 1870 was de winst 3000 meerder dan in 186S was verkregen. Het is dus te ver wachten, dat zoo ons voorstel bijval vindt, in drie of vier jaren het verschil zal ingewonnen zijn, en intusschen zal het meerdere kunnen strekken tot verhoogde uitgaven, zoo die gevorderd worden. Plichtmatig komt het mij dus voor niet meer te vorderen dan nu de begrooting eischt. De heer Buys heeft eenmaal (het was in de avondvergadering van 26 October 1871) er op gewezen dat, zoo de gemeente aan 40000 winst genoeg heeft om hare uitgaven te dekken, zij, als de winst tot ƒ50000 klimt, tot prijs verlaging moet overgaan. Die opvatting schijnt mij juist toe, en ik ver wacht dat de meerderheid dezer vergadering er 'het zegel aan zal hechten, door ons voorstel aan te nemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 7