Dat tractément wenschen wij vast verbonden te zien aan de betrekking Van leeraar voor het onderwijs dat als zoodanig door hem wordt gegeven, zonder uit dienzelfden hoofde meer te kunnen erlangen bij tijdelijke uit breiding van lesuren ten gevolge van splitsing van klassenkortstondige vacature of langdurige ongesteldheid van medeleeraars. De verplichting tot vervulling van die meerdere bezigheid meenen wij als voorwaarde te mogen stellen bij de nu te regelen tractementen. IV. Welke verhooging wordt noodig geoordeeld en op welke wijze die toe te passen P Eene percentsgewijze verhooging binnen het korte tijdsverloop van 2 jaar heeft, behalve andere bezwaren, voornamelijk dit tegen, dat wij vreezen na verloop van dien tijd spoedig in denzelfden toestand te verkeeren als thans, en op nieuw den aandrang te ondervinden tot betere regeling en nieuwe verhooging. De wensch van ambtenaren naar verhooging van bezoldiging hangt naar ons gevoelen samen met 'de langzaam ontstaande meerdere behoeften van de titularissen. Om daaraan eenigszins te gemoet te komen kan eene gedeeltelijke ver hooging van bezoldiging strekkenmaar zal deze doeltreffend werkendan achten wij noodig ze over langer tijd uit te strekken en tot een hoo- ger cijfer. Op grond van die beschouwing meent uwe commissie dat doel te kunnen bereiken door aan het sub III vastgesteld tracten%nt eene verhooging te verbinden van 200, na verloop van vijfjaar, van gelijke ƒ200, na ver loop van tien jaar en nog eens van 200na verloop van vijftien jaar, zoodat het vooruitzicht bestaat, bij eene aanstelling van ƒ1800, zijn inko men te zien vermeerderd tot ƒ2400, of van ƒ1600 tot ƒ2200. Zoodanige regeling in verband te brengen met den tegenwoordigen toe stand blijft alsnu nog over. Het volgt van zelf, dat door eene nieuwe regeling geen inbreuk ge maakt kan worden op de rechten van die leerarenwelke thans eene hoo- gere bezoldiging genieten dan het cijfer, als grondslag voor hunne betrek king hierboven aangegeven. Maar daarentegen meenen wij te moeten opmerken, dat hunne reeds bestaande bevoorrechte positie geen grond geeft om ook voor hen eene exceptioneele verhooging toe te kennen. Het zou alzoo onze bedoeling zijn de bezoldiging van die leeraren, welke op 1° Januari 1876 6 jaren aan het gymnasium of de hoogere burgerschool in functie zijn, naar den grondslag van ƒ1800 of ƒ1600, te verhoogen met ƒ200 en mitsdien te brengen op ƒ2000 of ƒ1800, voor zoover zij dat be drag alsnog niet genieten. Voor hendie nog geen vijf jaar in functie zijnzou de verhooging moeten ingaan met den 1 Januari volgende op het jaar, waarin de vereischte 5 jaren verstreken zijn. Wij hebben met de boven medegedeelde beschouwingen alleen enkele hoofd punten willen aangevenwaarop, naar onze overtuigingeene herziening van de jaarwedden zoude moeten worden gegrond en stellen u voor Burge meester en Wethouders uit te noodigen, om na overleg met de betrokken autoriteiten eene herziening van de door den Inspecteur bedoelde verordeningen en besluiten vóór den afloop van dit jaar aan uwe vergadering in te dienen. Het schijnt namelijk in het belang van een geregelden gang van het onderwijs hoogst wenschelijk dat de nadere regeling der jaarwedden reeds met het jaar 1876 in werking kunne treden, en wij hebben er dan ook geen bezwaar tegen dat het door Burgemeester en Wethouders medegedeeld bedrag van ƒ1737 op de begrooting worde uitgetrokken, ten einde daar over voor zooveel noodig te beschikkenwanneer de tneerbedoelde reorga nisatie tot stand zal zijn gekomen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. Zitting van Donderdag 141 October 18 Sö geopend 's namiddags te 2 uren. Voorzitter: de heer Burgemeester Dr. W. C. Van den Brandeler. Te behandelen onderwerpen: 1°. Beantwoording van de vragen in de vergadering van den 30en Sep tember jl. door den heer H. C. Juta gedaan in zake den spoorweg Leiden—Woerden. 2°. Benoeming van twee hulponderwijzers of hulponderwijzeressen aan de school n°. 1 voor minvermogenden. (235 en 238) 3°. Idem van drie leeraren aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs, als: voor de natuurlijke historie, de Hoogduit- sche taal- en letterkunde en de Engelsche taal- en letterkunde. (239 en 240) 4°. Idem van eene onderwijzeres aan de Kweekschool voor ouderwijzers en onderwijzeressen. (244) 5°. Verzoek van J. C. Spaargaren, om onder de hand te pachten de vis- scherij in de Haarlemmertrekvaart. (236) 6". Begrooting van de Bank van Leening voor 1876. (237) 7°. Voorstel van Commissarissen der Bank van Leening, tot wijziging van het reglement voor die instelling. (242) 8". Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving, dienst 1875 (Pensioenen, lijfrenten en wachtgelden). (243 en 250) 9®. Voordracht betrekkelijk den verkoop van den grond nabij de voor malige Hoogewoerdspoort. (223 en 245) 10°. Ontwerp-verordening regelende het pensioen aan gemeente-ambtenaren en bedienden te verstrekken. (164, 173, 179 en 208) 11'. Verzoek van den Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde gemeente alhier, gericht aan Z. M. den Koning, betrekkelijk de rangschikking van het II. G. of Arme Wees- en Kinderhuis op de lijst der instellingen van weldadigheid. (221) 12». Voordracht tot in gebruikgeving van een der lokalen der Hoogere Burgerschool aan Dr. D. De Loos. (241) 13®. Begrooting van het Werkhuis voor 1876. (248) 14®. Idem van de gesubsidieerde instellingen van weldadigheid, als: a. R. K. Wees- en Oudeliedenhuis; b. Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis; c. Nederlandsch Israëlietisch Armbestuur; d. H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (246 en 249) 15®. Idem van de niet-gesubsidieerde instellingen van weldadigheid, als: a. R. K. Armbestuur; b. Gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis; c. Vrouwen Kraammoeders. (247) Tegenwoordig de heeren EigemanVan der Zweep, Le Poole, Seelig, Suringar, Juta, Hartevelt, De Fremery, Goudsmit, Van ItersonDriesseu Van der LithVan Heukelom, Dercksen, Cock, Du Rieu, Scheltema, Verster, Bijleveld, Van Hettinga Tromp en Van den Brandeler. De heeren Van Wensen en Librecht Lezwijn gaven kennis verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 30 September 11. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Missive van den heer L. A. Van der Leyhoudende aanneming van de benoeming tot onderwijzer 1ste klasse aan de jongensschool 2de klasse. 2°. Missives van Mej. Boursse Wils en Mevr. Dozy, houdende aanneming van de benoeming tot Regentessen van het H. G. Weeshuis. Deze worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Adres van J. J. Van Noord, om benoemd te worden tot Algemeen Marktmeester. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit adres te stellen in han den van Burgemeester en Wethouders. 2". Adressen van Th. NolenH. W: Bosman, J. Van der Kamp, J. Goe- bertus, H. Van Houwelingh, F. Van Hasselt en Joh. De Bruin, om af schrijving van plaatselijke directe belasting 1875. 3°. Voorstel van Commissarissen der Gasfabriek, tot verlaging van den prijs van het gas. 4°. Adres van Commissarissen der Maatschappij van Toonkunst, houdende verzoek dat het subsidie voor de muziek der schutterij moge worden verleend. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders en van de Commissie van Financiën. 5°. Voordracht betrekkelijk de verhooging der jaarwedden van de leeraren aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten deze te stellen in handen van de Commissie van Financiën. 6". Voorstel van de Plaatselijke Schoolcommissie, tot wijziging van de bepalingen der Verordening op het lager onderwijs, betrekkelijk de vacantie. Dit voorstel zal worden gedrukt en ter inzage van de leden in de lees kamer nedergelegd. 7°. Adres van H. Kooremanhoudende klachten over Van Ingenbelast met het toezicht op het duinwater-reservoir aan den Ouden Rijn bij de Vestestraat. Overeenkomstig de voordracht wordt besloten dit te renvoieeren aan Bur gemeester en Wethouders ter beschikking. De Vookzittee. Nog wensch ik mede te deelen dat, wegens de ver meerdering van het aantal leerlingen op de school 2e klasse, tijdelijk een hulponderwijzer belast is met het geven van onderwijs in het lokaal der teekenschool en een nieuwe hulponderwijzer zal moeten worden benoemd. De zaak is dat de bedoelde school verreweg te klein is voor het groot aantal leerlingen die zij m°et bevattenzoodat niet alleen leerlingen zijn moeten worden gezonden naar de school op de Oude Vest, maar ook de teekenschool op de Breêstraat voor de ontvangst van leerlingen is moeten worden ingericht. Dientengevolge is een der hulponderwijzers van den heer Brouwer belast met het geven van onderwijs in het lokaal der teekenschool, maar moet genoemde hoofdonderwijzer zoo spoedig mogelijk hulp hebben. Een voorstel daartoe strekkende zullen Burgemeester en Wethouders nader aan den Raad inzenden. Aan de orde is: I. Beantwoording van de vragen in de vergadering van 30 September jl. door den heer II. C. Juta gedaan in zake den spoorweg LeidenWoerden. De Vookzitter. Ter juiste beantwoording dezer vragen komt het mij wenschelijkzoo niet noodzakelijk, voor dat de geheimhouding, voor zooveel die in de besloten vergaderingen van 3 en 22 April jl. is opgelegd, worde opgeheven. Ik heb de eer daartoe het voorstel te doen, tenzij de vergade ring mocht verlangen dat vooraf de notulen dier vergaderingen in eene besloten vergadering worden voorgelezen. Daar dit niet verlangd schijnt te wordenstel ik voor de opheffing dei- geheimhouding omtrent het verhandelde in de besloten vergaderingen van 3 en 22 April jl. Dit voorstel wordt zonder discussie met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter. Ik mag niet ontveinzenMM. HH.dat het mij ge troffen heeft dat een lid uwer vergaderingin de vorige zittingde in de laatste dagen zoo druk besproken spoorweg-quaestie LeidenWoerden aan hangig heeft gemaakt op eene wijze die men niet had mogen verwachten van iemand die de debatten bijwoonde en medewerkte tot het genomen besluit. Uwe vergadering zou zich hebben laten verrassen door mededeelingen van haren voorzitter de aan de concessionarissen Sloet en de Bordes aangeboden som van ƒ100,000 zou aan het arme Leiden zijn afgeperst en daarin wellicht grond kunnen gevonden worden tot niet-uitbetaling, ja nog meer, zelfs het woord «kwade trouw" werd gebezigd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1875 | | pagina 3